Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek verkeersmanagement 2022
Deze tekst is gepubliceerd op 01-09-22

6.3.3 Verkeersbesluiten

Een verkeersbesluit is een officieel besluit waartegen bezwaar- en beroepsprocedures mogelijk zijn.
Verkeerstekens mogen alleen worden geplaatst door de wegbeheerder, ofwel het bevoegd gezag zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid WVW. Anderen dan de wegbeheerder mogen geen tekens plaatsen (artikel 1a BABW).
Het plaatsen van bepaalde verkeerstekens is slechts toegestaan na een daartoe strekkend verkeersbesluit. Het verkeersbesluit moet worden genomen voorafgaand aan de uitvoering van bepaalde verkeersmaatregelen. Een belangrijke vraag is dan ook of een te nemen maatregel verkeersbesluitplichtig is.
Wanneer welke verkeerstekens verkeersbesluitplichtig zijn, is nader geregeld in artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994 (zie onder). Het gaat grofweg om geboden en verboden, al dan niet voor deelgroepen. Voor het plaatsen van verkeerslichten is geen verkeersbesluit nodig.
Dit is voor verkeersmanagement relevant: het is niet ondenkbaar dat bepaalde borden (dit kunnen ook afbeeldingen op signaalgevers zijn) verboden of geboden suggereren, terwijl die borden op zich toch niet als verkeersbesluitplichtig zijn aan te merken. In dat geval kan het plaatsen van een dergelijk bord wel tot rechtsgevolgen leiden en kan er sprake zijn van een Awb-besluitplicht (de bredere Algemene wet bestuursrecht).
Artikel 15 Wegenverkeerswet (letterlijke tekst):
  1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
  2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
In artikel 12 BABW is geregeld voor welke verkeerstekens verkeersbesluiten genomen moeten worden. Artikel 18 lid 1 WVW 1994 wijst aan welk bestuursorgaan van het bestuurslichaam dat het beheer over de weg heeft, zo'n verkeersbesluit kan nemen. Verder bepalen de artikelen 24 en 25 BABW dat er overleg moet plaatsvinden met de autoriteiten die bij een verkeersbesluit zijn betrokken, zoals de korpschef van het politiekorps van de desbetreffende regio. Op grond van artikel 25 BABW moet ook met andere wegbeheerders worden overlegd als het besluit ingrijpende gevolgen heeft voor de door hen beheerde wegen. In voorkomende gevallen is ook overleg nodig met de spoorwegbeheerder.
Verkeersbesluiten moeten een motivering bevatten en worden bekendgemaakt door “publicatie in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of weekblad” (artikel 26 BABW). Belanghebbenden hebben vervolgens zes weken de tijd om bezwaar aan te tekenen. In de planning moet daar dus rekening mee worden gehouden.
Voor het nemen van een tijdelijke verkeersmaatregel (korter dan vier maanden) is meestal geen verkeersbesluit nodig. Bijvoorbeeld bij wegwerkzaamheden, plotselinge gladheid of grote schade aan het wegdek. (Artikelen 35 en 37 BABW).
Aansprakelijkheid
De wegbeheerder is gelet op artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor – kort samengevat – gebreken in of aan de weg. Dit met inbegrip van de weguitrusting en het weglichaam. Het gaat over de normale (onderhouds)toestand van de weg, maar ook om onverwachte obstakels, omgevallen bomen, gaten in het wegdek, enzovoort. Het artikel betreft een zogenoemde risicoaansprakelijkheid. Voor die aansprakelijkheid is schuld niet vereist. Artikel 6:174 BW vermeldt dat “het voor het aansprakelijk stellen van de wegbeheerder vereist is dat de weg of de weguitrusting niet voldoet aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen eisen en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert”.
De aansprakelijkheid is een belangrijke factor bij de keuzes voor de uitvoering(svorm) van een verkeersmanagementmaatregel.
Twee voor verkeersmanagement relevante voorbeelden:
Voorbeeld: verkeersbesluiten bij selectieve toegang en doseren
Omdat bij doseerinstallaties geen sprake is van beperking van de doorgang, maar enkel van een grotere ‘weerstand’, is volgens de Wegenverkeerswet 1994 daarvoor geen verkeersbesluit nodig. Als de te nemen maatregelen (ook) een selectief toegangssysteem omvatten, dan is er weer wel een verkeersbesluit nodig. De reden hiervoor is dat afsluitingen van gebieden en (weg)verbindingen altijd een verkeersbesluit vereisen, of het nu gaat om het plaatsen van verkeerstekens (zoals borden) of om het plaatsen van een beweegbare fysieke afsluiting (BFA), (artikel 15, lid 2 WVW 1994). Over het te nemen verkeersbesluit moet overleg worden gevoerd met de politie (artikel 24 BABW). Bij selectieve toegang vraagt de haalbaarheid van de aanrijtijden waarbinnen hulpdiensten wettelijk moeten blijven en de bereikbaarheid van locaties bij calamiteiten, de aandacht.
In het verkeersbesluit worden de beoogde verkeersmaatregelen, de uitzonderingen en de ontheffingsmogelijkheden – voor zover van toepassing – beschreven (artikel 15, lid 1, WVW, respectievelijk artikel 18 BABW). Het toe- of afwijzen van een verzoek tot ontheffing kent een eigen rechtsgang en het ontheffingenbeleid maakt dan ook geen deel uit van het verkeersbesluit. Hiermee wordt voorkomen dat als gevolg van onvolkomenheden in het (ontheffingen)beleid bezwaren tegen een verkeersbesluit gegrond worden verklaard. Bij het beoordelen van bezwaren tegen het verkeersbesluit zal de rechter wel naar het (voorgenomen) ontheffingenbeleid kijken.
Opnemen van (verkeers)maatregelen (bijvoorbeeld voor bussen op een busbaan) in een bestemmingsplan is niet aan te bevelen. Ontheffingen kunnen dan namelijk alleen worden verstrekt in het kader van het bestemmingsplan en de mogelijkheden om daarin wijzigingen aan te brengen, zijn beperkt en vergen een lange procedure.
Aansprakelijkheid
Bij selectieve toegang en doseren spelen de inrichting (met fysieke elementen zoals beweegbare fysieke afsluitingen of een bussluis) en de wijze van waarschuwen een rol voor de risicoaansprakelijkheid van de wegbeheerder. Zie voor meer informatie de CROW-publicatie 268 ‘Selectieve toegang en doseren’.
Voorbeeld: Verkeersbesluiten bij (variabele) signaalgevers
Variabele signaalgevers die zijn gericht op de weggebruiker moeten worden beschouwd als een verkeersbord en daarmee als een verkeersteken. Verkeerstekens mogen alleen worden geplaatst door het in artikel 18, eerste lid WVW 1994 bedoelde bevoegd gezag (de wegbeheerder). Anderen dan de wegbeheerder mogen geen tekens plaatsen (artikel 1a BABW). De verkeerstekens – dus ook de signaalgevers – moeten overeenkomstig de eisen van het BABW worden uitgevoerd. Van veel borden zijn de vormgeving en de uitvoering nader geregeld in bijlage I van het RVV 1990. Als een bord daarin niet is geregeld, dan moet het bord de vorm krijgen van een rechthoek met de letters, cijfers en symbolen in een blauw veld. Daarvan kan eventueel worden afgeweken, maar pas na goedkeuring door de minister van Infrastructuur en Milieu (artikel 4, derde lid BABW). Het BABW kent voor het snelheidsbeperkende bord A1 (en – alhoewel niet sluitend geregeld – waarschijnlijk ook voor bord A2) de mogelijkheid dat deze worden uitgevoerd als een elektronisch signaleringsbord. Voor de borden C1, J24 en J32 is dat niet geregeld, maar de Uitvoeringsvoorschriften BABW voor verkeerstekens geven in hoofdstuk II, paragraaf 3 wel aan dat bij de elektronische uitvoering die borden zo veel mogelijk moeten overeenkomen met de RVV-modellen. Er mogen dan witte tekens op een zwarte achtergrond worden gebruikt, daar waar het RVV uitgaat van zwarte tekens op een witte achtergrond. Kennelijk gaan deze uitvoeringsvoorschriften ervan uit dat er meer borden elektronisch kunnen worden uitgevoerd, alhoewel de ‘bovenliggende’ regelgeving die mogelijkheid niet lijkt te kennen (Wegenverkeerswet 1994). De wetgever heeft kennelijk bedoeld dat het is toegestaan om alle informatieborden in de vorm van elektronische borden uit te voeren, maar dan wel zo veel mogelijk overeenkomstig de bekende RVV-modellen.
Tijdelijke verkeerstekens zijn in veel gevallen niet verkeersbesluitplichtig (zie de artikelen 34, 35 en 37 BABW). Echter, in artikel 37 BABW staat aangegeven dat dit niet opgaat voor tijdelijke verkeerstekens die zich regelmatig voordoen. Verkeerstekens op variabele signaalgevers worden vaak tijdelijk getoond, maar komen meestal periodiek en vaker terug. Er liggen vaak regels aan ten grondslag onder welke omstandigheden een teken getoond zal worden. Er is in deze gevallen sprake van een zich regelmatig voordoend verkeersteken en daarom zijn deze tekens toch besluitplichtig.
Als er meer signaalgevers worden geplaatst en er kan een verkeersbesluitplichtig bord op elk van de signaalgevers worden getoond, dan moet voor elke signaalgever een apart verkeersbesluit worden genomen. Wanneer verkeersbesluitplichtige tekens worden herhaald op de verschillende informatieborden dan zouden die herhalingsborden niet apart besluitplichtig zijn. Als echter niet op voorhand duidelijk is dat het herhalingsborden zijn, dan is toch voor ieder (informatie-)bord apart een verkeersbesluit nodig. De inhoud van elk apart besluit en de motivering ervan kunnen wel gelijk zijn.
Aansprakelijkheid
Bij variabele signaalgevers is een aansprakelijkheidsclaim minder snel te verwachten. Schadeclaims voor bebording (op basis van artikel 6:174 BW) gaan meestal om onjuiste plaatsing van de bebording; weggebruikers kunnen bij het passeren ervan het bord raken. Slechts zeer zelden wordt de wegbeheerder aansprakelijk geacht voor onjuist getoonde verkeerstekens.
Als een variabele signaalgever (door een fout) niet functioneert, dan moet de weggebruiker kunnen terugvallen op de gebruikelijke verkeersregels. Er moet dus een adequate verkeersregeling zijn, bijvoorbeeld met verkeerstekens op de weg. Dan is een aansprakelijkheidsprobleem ook niet te verwachten. Anders ligt het wanneer er een verkeerde waarschuwing wordt getoond. Als de weggebruiker zijn gedrag hierop afstemt en als gevolg daarvan een ongeval ontstaat, dan zou er sprake kunnen zijn van medeaansprakelijkheid van de wegbeheerder.