Blinden en slechtzienden
In Nederland zijn ongeveer 45.000 blinden en 275.000 slechtzienden. Dit is respectievelijk 0,3% en 1,7% van de Nederlandse bevolking. Bij jeugdigen komen gezichtsbeperkingen aanzienlijk minder vaak voor dan bij volwassenen.
Binnen gezichtbeperking bestaan verschillende gradaties, zoals tabel 53 aangeeft [40, 41]. De lichtere niveaus van gezichtsbeperking gaan vaak samen met meer of minder ernstige andere lichamelijke beperkingen. Bij een groot aantal mensen is de slechtziendheid waarschijnlijk niet de primaire beperking. Deze mensen hebben een andere beperking, die hun maatschappelijk functioneren en daarmee ook hun mobiliteit nog meer beïnvloedt.
Tabel 53. Schatting van het aantal slechtzienden en blinden in Nederland
Mate van gezichtsbeperking | Aantallen (x1000) | Percentages | |||
percategorie | cumulatief | percategorie | cumulatief | ||
A | Kan licht en donker niet onderscheiden | 16 | 16 | 0,1 | 0,1 |
B | Kan wel licht en donker onderscheiden, maar geen krantenkoppen lezen | 43 | 59 | 0,3 | 0,4 |
C | Kan wel krantenkoppen lezen, maar niet de gewone letters van de krant | 70 | 129 | 0,5 | 1,0 |
D | Kan wel de gewone letters in de krant lezen, maar niet iemands gezicht herkennen aan de andere kant van de kamer | 29 | 158 | 0,2 | 1,2 |
De basis is 13.440.000 inwoners, dat is de totale bevolking min tehuisbewoners en kinderen jonger dan vijf jaar [41] |
Voor het bewegen in het verkeer kunnen blinden en slechtzienden hulpmiddelen gebruiken zoals een blindenstok, een blindengeleidehond of een begeleider. Een blindenstok kan worden
gebruikt om anderen te laten zien dat de betreffende persoon slechtziend of blind is, om obstakels tijdig te ontdekken en om steun te hebben tijdens het lopen. Met een blindenstok kan de omgeving worden afgetast. Wanneer iemand een blindenstok gebruikt, heeft hij dus meer ruimte nodig [40].