Vergelijking remproeven en stroefheidsmetingen
In de periode 1992-1993 heeft de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) van Rijkswaterstaat onderzoek uitgevoerd naar een nieuwe en veiliger meetmethode om de (onverwacht lange) droge remweg te meten. Tot dan toe was het namelijk slechts mogelijk om het effect van de langere remweg te bepalen door het gecontroleerd uitvoeren van remproeven (noodstop met blokkerende wielen). Hiervoor waren steeds rijstrookafzettingen nodig, terwijl het risico bestond dat weggebruikers op naastliggende stroken zouden schrikken van de plotseling remmende meetauto op de afgezette strook.
In het DWW-onderzoek zijn de volgende drie meetmethoden met de standaard stroefheidsmeetaanhanger vergeleken met de remproef:
- meetmethode met 86% vertraagd wiel bij een meetsnelheid van 50 km/h en een theoretische waterlaagdikte van 0,5 mm (Standaard RAW Bepalingen 2000, proef 150);
- meetmethode met 86% vertraagd wiel bij een meetsnelheid van 80 km/h en een theoretische waterlaagdikte van 0,5 mm;
- meetmethode met 86% vertraagd wiel bij een meetsnelheid van 80 km/h zonder water.
In de presentatie van de nieuwe meetmethode is tevens een richtwaarde voor de aanvangsstroefheid van zoab vastgesteld op 6,5 m/s2, bepaald met een remproef. Hierbij is aangegeven dat voor zoab met Nederlandse of morene steenslag een dergelijke remproef vervangen kan worden door de nieuwe droge stroefheidsmeting bij 80 km/h. Indien met deze aangepaste meting een waarde van 0,62 voor de droge stroefheid werd bereikt, kon ervan worden uitgegaan dat de remvertraging minimaal 6,5 m/s2 bedroeg. Voor zoab waarin andere steenslag is toegepast, kon geen betrouwbare grenswaarde worden afgeleid met de aangepaste stroefheidsmeting. Voor dergelijke verhardingen diende voorlopig de remproef gehandhaafd te blijven. Tot de tijd dat de grenswaarde van 0,62 of 6,5 m/s2 werd bereikt, diende de weggebruiker met borden gewaarschuwd te worden voor de langere remweg. Overigens is in de Nederlandse wet vastgelegd dat een motorvoertuig een remvertraging dient te hebben van minimaal 5,2 m/s2.
Omdat de relatie tussen remvertraging en aangepaste stroefheidsmeting (86% vertraagd wiel, 80 km/h, droog) alleen op zoab met Nederlandse of morene steenslag geldig is terwijl regelmatig andere typen steenslag werden toegepast, werd in 1995 een vervolgonderzoek gestart met als doel een meetmethode te ontwikkelen die een algemeen geldende relatie zou hebben met de remvertraging op zoab-deklagen. Hierbij werd gedacht aan een methode met een geblokkeerd wiel in een standaard meetaanhanger. Hierdoor zou – bij 80 km/h – onder verkeer kunnen worden gemeten met een meetconditie die overeenkomt met een remproef. Om praktische redenen (verstoring door langzaam rijdende vrachtauto’s) is er in het onderzoek voor gekozen de meetsnelheid te verlagen van 80 naar 70 km/h.
Gedurende het onderzoek is op een aantal proefvakken op de A73 het verloop in de tijd gevolgd van zowel de remvertraging (gemeten met een remproef), de droge stroefheid (met geblokkeerd wiel) als de natte stroefheid (Standaard RAW Bepalingen 2000, proef 150). Naast morene en Nederlandse steenslag is in de proefvakken een aantal andere typen steenslag toegepast, te weten grauwacke (uit twee verschillende groeven), kwartsiet en porfier.
Uit de resultaten van dit onderzoek [6] blijkt dat de meetmethode met een geblokkeerd wiel die droog wordt uitgevoerd bij een snelheid van 70 km/h, voldoende voorspellend kan zijn voor de remvertraging om bruikbaar te zijn als vervanging van de remproef. Deze meetmethode is in een nieuwe aanschrijving voorgeschreven [31] en is van toepassing verklaard voor alle steensoorten. Hierbij is aangegeven dat bij een stroefheidswaarde van 0,68 mag worden aangenomen dat de remvertraging boven de 6,5 m/s2 zal liggen. Overigens geldt deze waarde uitsluitend voor zoab 0/16.
Voor andere deklagen wordt gewerkt aan een correlatie tussen stroefheidsmeting en remproef en dient vooralsnog de remproef te worden uitgevoerd.
Voor andere deklagen wordt gewerkt aan een correlatie tussen stroefheidsmeting en remproef en dient vooralsnog de remproef te worden uitgevoerd.