Bijlage I Overzicht stroefheidsmeetmethoden
Inleiding
Om de toepasbaarheid van de verschillende stroefheidsmeetmethoden goed te kunnen beoordelen, is enige kennis vereist van de specifieke kenmerken van de afzonderlijke methoden. Deze kenmerken kunnen namelijk consequenties hebben voor:
- het toepassingsgebied (type verharding, gebruiksfuncties);
- de mate waarin gedifferentieerde eisen zijn te stellen;
- de mate waarin de methoden toepasbaar zijn in verschillende contractvormen.
Deze bijlage geeft een overzicht van de (relevante) meetmethoden en hun kenmerken, zoals deze door DHV tijdens het literatuuronderzoek zijn gevonden. Achtereenvolgens worden behandeld:
- SRT en USRV(Skid Resistance Tester)
- DF-meter (Dynamic Friction Tester) en het Wehner/Schulze-apparaat
- Floor Slide Control (FSC-2000)
- Droge stroefheid (100% slip)
- SRM (Stuttgarter Reibungsmesser)
- Natte stroefheid (86% slip)
- SCRIM (Sideway-force Coefficient Routine Investigation Machine)
- ROAR (Road Analyzer and Recorder)
- Stapsimulator
- Polijstgetal (PSV-waarde)
- Textuurlaser
Er zijn in de literatuur nog meer methoden aangetroffen, maar die worden hier niet behandeld. De reden hiervan is dat zij niet relevant zijn en/of wel besproken methoden overlappen en/of de informatie in de literatuur zodanig beperkt was dat hieruit geen goede beschrijving was af te leiden. Voor de volledigheid worden de niet nader besproken methoden hier wel even genoemd:
- Low speed skid resistance tester (AFNOR P98-220-1)
- Stopping distance (ARS 17/05)
- Stopping distance with diagonalbreaking technique (ASTM E 445/E)
- Stopping distance with diagonal breaking technique (North Carolina University Variable Speed Friction Tester) (ASTM E 503/E)
- Variable slip technique (ASTM E 707)
- Harmonisatie textuur en skid resistance metingen (ASTM E 1960)
- Averaging-type spot measuring decelerometer (ASTM E 2101)
- Circular track meter (ASTM E 2157)
- Pavement texture drainage outflow meter (ASTM E 2380)
- Grip Tester (BS 7941-2:2000)
- Remafstand ABS (DIN 70028)
1 SRT (Skid Resistance Tester) en USRV(unpolished slip/skid resistance value)
[ link ]
Figuur I.1. Foto SRT-apparaat
Beschrijving meetmethode
Bij de SRT- en USRV-meting wordt een proefstuk (7) vastgeklemd. Na instellen van het apparaat wordt de mate waarin de slinger wordt vertraagd door wrijving op het oppervlak van het proefstuk gemeten. Bij de SRT-meting wordt in een richting gemeten, bij de USRV-meting in twee richtingen waarbij de gemiddelde waarde wordt gerapporteerd. De mate waarin de wijzer uitslaat op de schaal (2) geeft de meetwaarde. Voorafgaand aan het meten moet de opstelling worden gekalibreerd met een ‘gestandaardiseerd proefstuk’.
Bij de SRT- en USRV-meting wordt een proefstuk (7) vastgeklemd. Na instellen van het apparaat wordt de mate waarin de slinger wordt vertraagd door wrijving op het oppervlak van het proefstuk gemeten. Bij de SRT-meting wordt in een richting gemeten, bij de USRV-meting in twee richtingen waarbij de gemiddelde waarde wordt gerapporteerd. De mate waarin de wijzer uitslaat op de schaal (2) geeft de meetwaarde. Voorafgaand aan het meten moet de opstelling worden gekalibreerd met een ‘gestandaardiseerd proefstuk’.
Bij de USRV-meting wordt, in tegenstelling tot de PSRV, gebruikgemaakt van een ongepolijst proefstuk. De USR V-waarde is de gemiddelde waarde na meting van vijf proefstukken, vermenigvuldigd met een factor 1,2. De factor 1,2 is bedoeld om de schaalfactor te corrigeren ten gevolge van verschillende slingerlengten.
In de norm NVN-ENV12633 is deze methode ook beschreven voor het meten aan gepolijste oppervlakken (PSRV). De wijze van polijsten is in deze norm beschreven.
Toepassingsgebied
De SRT- en USRV-meting kan zowel in situ als in het laboratorium worden uitgevoerd. Door het geringe oppervlak van de slinger ten opzichte van het te beproeven wegoppervlak kunnen lokale verstoringen in de textuur echter grote effecten hebben op de gemeten stroefheidswaarde. Het meetsysteem wordt in situ vaak gebruikt in situaties waarbij sprake is van een klein meetoppervlak en andere meetsystemen niet kunnen functioneren.
De SRT- en USRV-meting kan zowel in situ als in het laboratorium worden uitgevoerd. Door het geringe oppervlak van de slinger ten opzichte van het te beproeven wegoppervlak kunnen lokale verstoringen in de textuur echter grote effecten hebben op de gemeten stroefheidswaarde. Het meetsysteem wordt in situ vaak gebruikt in situaties waarbij sprake is van een klein meetoppervlak en andere meetsystemen niet kunnen functioneren.
Eisenniveaus
Uit de (Nederlandse) literatuur zijn de volgende eisenniveaus bekend: •
Uit de (Nederlandse) literatuur zijn de volgende eisenniveaus bekend: •
- PTV 842 – Straatkeien van natuursteen: individuele stroefheid bedraagt minstens 35 (USRV);
- PTV 843 – Boordstenen van natuursteen: individuele stroefheid bedraagt minstens 35 (USRV);
- Art. 32.12.07 RAW – Stroefheid markeringen volgens NEN-EN 1436 minstens klasse S1 (SRT ≥ 45; retroreflecterende markering onder natte omstandigheden), S2 (SRT ≥ 50; droge laagdikte markeringsmateriaal gelijk aan of meer dan 0,5 mm) of S3 (SRT ≥ 55; droge laagdikte markeringsmateriaal minder dan 0,5 mm);
- Art. 32.16.06 RAW – Stroefheid voorgevormd markeringsmateriaal volgens NEN-EN 1790 klasse S3 (SRT ≥ 55).
De werkgroep ziet geen bezwaren om gedifferentieerde eisen te stellen bij deze meetmethode. Probleem is echter het leggen van de relatie tussen een redelijk eisenniveau en de risico’s die de weggebruiker loopt. De literatuur geeft hierover geen uitsluitsel.
2 DF-meter (Dynamic Friction Tester) en het Wehner/Schulze-apparaat
Beschrijving meetmethode
Deze meetsystemen bestaan uit een horizontaal draaiend proefstuk waarop drie rubber profielen worden gedrukt. De afname van het draaiend moment is een maat voor de wrijving van het oppervlak als functie van de snelheid. Op het oppervlak van het proefstuk wordt tijdens de proef water gespoten. Gebruikelijke meetsnelheden zijn 20, 40, 60 en 80 km/h en de resultaten worden grafisch weergegeven. Vaak hebben deze apparaten ook mogelijkheden om het oppervlak van het proefstuk te polijsten, zodat ook inzicht wordt verkregen het verloop van de stroefheid over de gebruiksperiode.
Deze meetsystemen bestaan uit een horizontaal draaiend proefstuk waarop drie rubber profielen worden gedrukt. De afname van het draaiend moment is een maat voor de wrijving van het oppervlak als functie van de snelheid. Op het oppervlak van het proefstuk wordt tijdens de proef water gespoten. Gebruikelijke meetsnelheden zijn 20, 40, 60 en 80 km/h en de resultaten worden grafisch weergegeven. Vaak hebben deze apparaten ook mogelijkheden om het oppervlak van het proefstuk te polijsten, zodat ook inzicht wordt verkregen het verloop van de stroefheid over de gebruiksperiode.
Toepassingsgebied
De meetsystemen kunnen zowel in situ als in het laboratorium worden uitgevoerd. Net als bij de SRT-meting wordt met relatief kleine rubberen oppervlakten gemeten. Voordeel is echter dat over een grotere oppervlakte (cirkel) wordt gemeten. Lokale verstoringen in de textuur hebben hierdoor minder invloed op het meetresultaat.
De meetsystemen kunnen zowel in situ als in het laboratorium worden uitgevoerd. Net als bij de SRT-meting wordt met relatief kleine rubberen oppervlakten gemeten. Voordeel is echter dat over een grotere oppervlakte (cirkel) wordt gemeten. Lokale verstoringen in de textuur hebben hierdoor minder invloed op het meetresultaat.
Eisenniveaus
DF-meter
Uit de (Nederlandse) literatuur zijn geen eisenniveaus bekend. De meetmethode wordt hier niet toegepast. De Amerikaanse norm (ASTM E1911 – 98 (reapproved 2002)) geeft alleen een beschrijving van de meetmethode, maar gaat niet in op eisenniveaus. Buiten de Amerikaanse norm zijn in de geraadpleegde literatuur geen eisenniveaus aangetroffen.
DF-meter
Uit de (Nederlandse) literatuur zijn geen eisenniveaus bekend. De meetmethode wordt hier niet toegepast. De Amerikaanse norm (ASTM E1911 – 98 (reapproved 2002)) geeft alleen een beschrijving van de meetmethode, maar gaat niet in op eisenniveaus. Buiten de Amerikaanse norm zijn in de geraadpleegde literatuur geen eisenniveaus aangetroffen.
Wehner/Schulze
In Duitsland wordt het Wehner/Schulze apparaat gebruikt om de polijstweerstand van asfaltdeklagen vast te stellen en om eisen aan de stroefheid van deklagen te stellen. Voor zwaar belaste verhardingen wordt bijvoorbeeld een gepolijste stroefheidswaarde van 0,42 geëist (betrouwbaarheidsinterval van de voorspelling > 95%).
In Duitsland wordt het Wehner/Schulze apparaat gebruikt om de polijstweerstand van asfaltdeklagen vast te stellen en om eisen aan de stroefheid van deklagen te stellen. Voor zwaar belaste verhardingen wordt bijvoorbeeld een gepolijste stroefheidswaarde van 0,42 geëist (betrouwbaarheidsinterval van de voorspelling > 95%).
De werkgroep ziet geen bezwaren om gedifferentieerde eisen te stellen bij deze meetmethode. Probleem is echter het leggen van de relatie tussen een redelijk eisenniveau en de risico’s die de weggebruiker loopt. De literatuur geeft hierover geen uitsluitsel.
3 Floor Slide Control
[ link ]
Figuur I.2. Het FSC-apparaat
Beschrijving meetmethode
De Floor Slide Control (FSC-2000) is een mobiel apparaat waarmee op locatie stroefheidsmetingen verricht kunnen worden. Met dit apparaat wordt de dynamische wrijvingscoëfficiënt van vloeren bepaald onder een normaalbelasting van de stempel van 24 N en met een snelheid van 0,20 m/s. De proef wordt uitgevoerd met drie stempels (glijders), met standaard rubber, leder en kunststof, en in zowel droge als natte toestand. Het apparaat beweegt zichzelf voort.
De Floor Slide Control (FSC-2000) is een mobiel apparaat waarmee op locatie stroefheidsmetingen verricht kunnen worden. Met dit apparaat wordt de dynamische wrijvingscoëfficiënt van vloeren bepaald onder een normaalbelasting van de stempel van 24 N en met een snelheid van 0,20 m/s. De proef wordt uitgevoerd met drie stempels (glijders), met standaard rubber, leder en kunststof, en in zowel droge als natte toestand. Het apparaat beweegt zichzelf voort.
Toepassingsgebied
De FSC-meting kan zowel in situ als in het laboratorium worden uitgevoerd. Voordeel van de FSC-meting ten opzichte van een slinger- of pendulummeting (SRT, USRV) is dat over een groter oppervlak (lengte) de stroefheid wordt bepaald. Wel kunnen door het geringe oppervlak van het voetje lokale verstoringen in de textuur echter effect hebben op de gemeten stroefheidswaarde.
De FSC-meting kan zowel in situ als in het laboratorium worden uitgevoerd. Voordeel van de FSC-meting ten opzichte van een slinger- of pendulummeting (SRT, USRV) is dat over een groter oppervlak (lengte) de stroefheid wordt bepaald. Wel kunnen door het geringe oppervlak van het voetje lokale verstoringen in de textuur echter effect hebben op de gemeten stroefheidswaarde.
Eisenniveaus
Normaliter wordt voor vloeren een minimale waarde van 0,30 geëist. Voor badkamertoepassingen geldt een minimale waarde van 0,25. Als maximum wordt geëist een waarde van 0,90. Dit omdat een te hoge stroefheid met name bij ouderen kan leiden tot struikelen. De genoemde waarden moeten als voorlopige norm worden beschouwd. Zij moeten nog op basis van praktijkonderzoek worden geverifieerd en eventueel bijgesteld.
Normaliter wordt voor vloeren een minimale waarde van 0,30 geëist. Voor badkamertoepassingen geldt een minimale waarde van 0,25. Als maximum wordt geëist een waarde van 0,90. Dit omdat een te hoge stroefheid met name bij ouderen kan leiden tot struikelen. De genoemde waarden moeten als voorlopige norm worden beschouwd. Zij moeten nog op basis van praktijkonderzoek worden geverifieerd en eventueel bijgesteld.
Er zijn geen bezwaren om gedifferentieerde eisen te stellen bij deze meetmethode. Probleem is echter het leggen van de relatie tussen een redelijk eisenniveau en de risico’s die de weggebruiker loopt. De literatuur geeft hierover geen uitsluitsel.
4 Droge stroefheid (100% slip)
[ link ]
Figuur I.3. Droge stroefheidsmeting (remproef) met 100% geblokkeerd wiel
Beschrijving meetmethode
De droge stroefheidsmeting wordt uitgevoerd op een wegdek met 100% slippend wiel met een profielloze PIARC-meetband bij 70 km/h. De bepaalde wrijvingscoëfficiënt is een maat voor de remvertraging van het voertuig en daarmee voor de stroefheid.
De droge stroefheidsmeting wordt uitgevoerd op een wegdek met 100% slippend wiel met een profielloze PIARC-meetband bij 70 km/h. De bepaalde wrijvingscoëfficiënt is een maat voor de remvertraging van het voertuig en daarmee voor de stroefheid.
Toepassingsgebied
Gezien het feit dat de proef is gedefinieerd voor snelheden van 70 km/h is deze alleen toepasbaar op rechtstanden in autosnelwegen en provinciale wegen. Binnen de bebouwde kom is de proef niet toepasbaar. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Gezien het feit dat de proef is gedefinieerd voor snelheden van 70 km/h is deze alleen toepasbaar op rechtstanden in autosnelwegen en provinciale wegen. Binnen de bebouwde kom is de proef niet toepasbaar. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Eisenniveaus
Als eis wordt door Rijkswaterstaat een wrijvingscoëfficiënt van 0,68 gehanteerd. Deze eis komt (proefondervindelijk) overeen met een remvertraging van 6,5 m/s2.
Als eis wordt door Rijkswaterstaat een wrijvingscoëfficiënt van 0,68 gehanteerd. Deze eis komt (proefondervindelijk) overeen met een remvertraging van 6,5 m/s2.
5 SRM (Stuttgarter Reibungsmesser)
[ link ]
Figuur I.4. De Stuttgarter Reibungsmesser SRM
Beschrijving meetmethode
Het meetvoertuig wordt achter een vrachtwagen voortgetrokken. De meting vindt plaats tussen de rijsporen, waar met een geremd meetwiel de stroefheid wordt gemeten. De wrijvingskracht wordt via een parallel lopende stang overgedragen op het meetwerk. De metingen kunnen worden uitgevoerd bij snelheden van 40, 60 en 80 km/h.
Het meetvoertuig wordt achter een vrachtwagen voortgetrokken. De meting vindt plaats tussen de rijsporen, waar met een geremd meetwiel de stroefheid wordt gemeten. De wrijvingskracht wordt via een parallel lopende stang overgedragen op het meetwerk. De metingen kunnen worden uitgevoerd bij snelheden van 40, 60 en 80 km/h.
Toepassingsgebied
Deze proef is in principe bruikbaar voor alle rijbanen van het wegennet. Bij metingen op provinciale of rijkswegen zijn verkeersmaatregelen noodzakelijk. Vanwege de benodigde vrachtwagen is meting op andere onderdelen van het wegennet niet praktisch uitvoerbaar. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Deze proef is in principe bruikbaar voor alle rijbanen van het wegennet. Bij metingen op provinciale of rijkswegen zijn verkeersmaatregelen noodzakelijk. Vanwege de benodigde vrachtwagen is meting op andere onderdelen van het wegennet niet praktisch uitvoerbaar. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Eisenniveaus
Voor deze meetmethode zijn er in de literatuur geen eisenniveaus aangetroffen.
Voor deze meetmethode zijn er in de literatuur geen eisenniveaus aangetroffen.
6 Natte stroefheid (86% slip)
[ link ]
Figuur I.5. Natte stroefheidsmeting conform proef 150 van de Standaard RAW Bepalingen
Beschrijving meetmethode
De metingen worden uitgevoerd met een meetband zonder profiel (internationaal gestandaardiseerde PIARC-meetband) op een nat wegdek. Het meetwiel wordt 86% geblokkeerd en met een snelheid van 50 km/h over de weg getrokken. Voor de meetband wordt een waterfilm gespoten met een minimale breedte van 0,15 m en een dikte van 0,5 mm. De gemeten wrijvingscoëfficiënt wordt als maat voor de stroefheid gebruikt. De proef is in de Standaard RAW Bepalingen opgenomen als proef 150.
De metingen worden uitgevoerd met een meetband zonder profiel (internationaal gestandaardiseerde PIARC-meetband) op een nat wegdek. Het meetwiel wordt 86% geblokkeerd en met een snelheid van 50 km/h over de weg getrokken. Voor de meetband wordt een waterfilm gespoten met een minimale breedte van 0,15 m en een dikte van 0,5 mm. De gemeten wrijvingscoëfficiënt wordt als maat voor de stroefheid gebruikt. De proef is in de Standaard RAW Bepalingen opgenomen als proef 150.
Toepassingsgebied
Omdat de proef is gedefinieerd voor snelheden van 50 km/h is deze maar in beperkte mate bruikbaar binnen de bebouwde kom. Woon- en wijkstraten zijn eigenlijk niet te beproeven met deze meetmethode. Bij toepassing van de proef op provinciale of rijkswegen zijn verkeersmaatregelen nodig. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Omdat de proef is gedefinieerd voor snelheden van 50 km/h is deze maar in beperkte mate bruikbaar binnen de bebouwde kom. Woon- en wijkstraten zijn eigenlijk niet te beproeven met deze meetmethode. Bij toepassing van de proef op provinciale of rijkswegen zijn verkeersmaatregelen nodig. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Eisenniveaus
Bij een afgestrooide deklaag (van dicht asfaltbeton) dient de initieel gemeten waarde in de rijsporen ten minste gemiddeld 0,45 en tussen de rijsporen ten minste gemiddeld 0,52 te bedragen voor meetvakken/weglengten van 5 meter. Bij een afgestrooide deklaag van steenmastiekasfalt dient de gemiddelde stroefheid over 5 meter en per meetvak in dan wel tussen de rijsporen minimaal 0,45 te zijn. Voor de gebruikstoestand geldt voor alle wegdektypen een waarde van minimaal 0,37.
Bij een afgestrooide deklaag (van dicht asfaltbeton) dient de initieel gemeten waarde in de rijsporen ten minste gemiddeld 0,45 en tussen de rijsporen ten minste gemiddeld 0,52 te bedragen voor meetvakken/weglengten van 5 meter. Bij een afgestrooide deklaag van steenmastiekasfalt dient de gemiddelde stroefheid over 5 meter en per meetvak in dan wel tussen de rijsporen minimaal 0,45 te zijn. Voor de gebruikstoestand geldt voor alle wegdektypen een waarde van minimaal 0,37.
7 SCRIM (Sideway-force Coefficient Routine Investigation Machine)
[ link ]
Figuur I.6. De SCRIM als alternatief voor proef 150 van de Standaard RAW Bepalingen
Beschrijving meetmethode
Deze metingen worden uitgevoerd met een vrachtauto. Aan de rechterzijkant hiervan is het meetapparaat geplaatst. De stroefheidsmeting vindt in principe plaats in het rechter rijspoor. De metingen worden uitgevoerd met een profielloze smalle meetband, die onder een hoek van 20 graden ten opzichte van de rijrichting is geplaatst.
Deze metingen worden uitgevoerd met een vrachtauto. Aan de rechterzijkant hiervan is het meetapparaat geplaatst. De stroefheidsmeting vindt in principe plaats in het rechter rijspoor. De metingen worden uitgevoerd met een profielloze smalle meetband, die onder een hoek van 20 graden ten opzichte van de rijrichting is geplaatst.
Toepassingsgebied
Deze proef is in principe bruikbaar voor alle rijbanen van het wegennet. Bij metingen op provinciale of rijkswegen zijn verkeersmaatregelen nodig. Vanwege de afmetingen van het meetvoertuig is meting op andere onderdelen van het wegennet niet praktisch uitvoerbaar. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Deze proef is in principe bruikbaar voor alle rijbanen van het wegennet. Bij metingen op provinciale of rijkswegen zijn verkeersmaatregelen nodig. Vanwege de afmetingen van het meetvoertuig is meting op andere onderdelen van het wegennet niet praktisch uitvoerbaar. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Eisenniveaus
De in de literatuur aangetroffen eisenniveaus zijn voor de diverse Europese landen nogal verschillend. In het volgende overzicht is met een letter aangegeven of het een waarde bij oplevering (A), bij onderhoud of waarschuwing (O) dan wel een minimum- of drempelwaarde (M) betreft.
De in de literatuur aangetroffen eisenniveaus zijn voor de diverse Europese landen nogal verschillend. In het volgende overzicht is met een letter aangegeven of het een waarde bij oplevering (A), bij onderhoud of waarschuwing (O) dan wel een minimum- of drempelwaarde (M) betreft.
Land | km/h | Waarde | Meetprincipe |
Duitsland | 80 | 0,53 (A), 0,39 (O) en 0,32 (M) | Wiel onder hoek 20° |
60 | 0,58 (A), 0,44 (O) en 0,37 (M) | ||
40 | 0,63 (A), 0,49 (O) en 0,42 (M) | ||
Frankrijk | 60 | 0,45 (M) drempelwaarde | Wiel onder hoek 20° |
60 | 0,55 (O) waarschuwing | ||
Spanje | 50 | 0,35 (O) drempelwaarde | Wiel onder hoek 20° |
Engeland | 50 | 0,35 (A en M) | Wiel onder hoek 20° |
8 ROAR (Road Analyzer and Recorder)
[ link ]
Figuur I.7. De ROAR van RWS/DWW
Beschrijving meetmethode
De ROAR is een vrachtwagen waarop een watertank met een inhoud van 12.000 liter is aangebracht. De foto toont het meetsysteem dat in gebruik is bij de DWW. Met dit meetsysteem worden de stroefheidseigenschappen van (nieuwe) wegdekken gemeten. Onder de rachtwagen zijn twee meeteenheden geplaatst. Hierdoor is het mogelijk om zowel het linker- als het rechterspoor te gebruiken voor de metingen.
De ROAR is een vrachtwagen waarop een watertank met een inhoud van 12.000 liter is aangebracht. De foto toont het meetsysteem dat in gebruik is bij de DWW. Met dit meetsysteem worden de stroefheidseigenschappen van (nieuwe) wegdekken gemeten. Onder de rachtwagen zijn twee meeteenheden geplaatst. Hierdoor is het mogelijk om zowel het linker- als het rechterspoor te gebruiken voor de metingen.
De metingen worden uitgevoerd met een meetband zonder profiel (internationaal gestandaardiseerde PIARC-meetband) op een nat wegdek. Het meetwiel wordt 86% geblokkeerd en met een snelheid van 50 km/h over de weg getrokken. Vóór de meetband wordt een waterfilm gespoten met een minimale breedte van 0,15 m en een dikte van 0,5 mm.
Toepassingsgebied
Deze proef is in principe bruikbaar voor alle rijbanen van het wegennet. Bij metingen op provinciale of rijkswegen zijn verkeersmaatregelen nodig. Vanwege de afmetingen van het meetvoertuig is meting op andere onderdelen van het wegennet niet praktisch uitvoerbaar. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Deze proef is in principe bruikbaar voor alle rijbanen van het wegennet. Bij metingen op provinciale of rijkswegen zijn verkeersmaatregelen nodig. Vanwege de afmetingen van het meetvoertuig is meting op andere onderdelen van het wegennet niet praktisch uitvoerbaar. De proef kan alleen in situ worden toegepast.
Eisenniveaus
In de literatuur is alleen een Finse opleveringseis aangetroffen van 0,5. Deze heeft echter betrekking op een ander type meetwagen dan in Nederland in gebruik is.
In de literatuur is alleen een Finse opleveringseis aangetroffen van 0,5. Deze heeft echter betrekking op een ander type meetwagen dan in Nederland in gebruik is.
Metingen hoofdwegennet
Ieder jaar, in de periode van september tot en met april, wordt de helft van de ruim 5000 km hoofdrijbaan die het Rijk in beheer heeft gemeten. Daarbij wordt niet alleen de stroefheid gemeten, maar ook scheurvorming, spoorvorming, verlies van steenslag en vlakheid. Elk wegvak wordt dus eens in de twee jaar gemeten. Dat gebeurt op de rechterrijstrook, omdat daar doorgaans het meeste verkeer en de meeste vrachtauto’s rijden; de slijtage op de rechterrijstrook is daarom maatgevend voor de conditie van de gehele rijbaan.
9 Stapsimulator
[ link ]
Figuur I.8. De stapsimulator
Beschrijving meetmethode
In de stapsimulator wordt een schoen belast met een normaalkracht en over het te onderzoeken oppervlak bewogen. Tijdens de beweging van de schoen wordt de wrijvingskracht gemeten. Daarna wordt de dynamische wrijvingscoëfficiënt berekend. De omschrijving van de referentiemethode is ontleend aan NVN-ENV 13287. De proef kan onder meer worden uitgevoerd met de apparatuur die hier is afgebeeld.
In de stapsimulator wordt een schoen belast met een normaalkracht en over het te onderzoeken oppervlak bewogen. Tijdens de beweging van de schoen wordt de wrijvingskracht gemeten. Daarna wordt de dynamische wrijvingscoëfficiënt berekend. De omschrijving van de referentiemethode is ontleend aan NVN-ENV 13287. De proef kan onder meer worden uitgevoerd met de apparatuur die hier is afgebeeld.
De dynamische wrijvingscoëfficiënt wordt berekend uit de (hydraulisch) aangebrachte normaalkracht en de kracht die nodig is om de schoen onder verschillende standen over de vloer te bewegen. Beproefd worden hakslip en voorvoetslip. Verdere gegevens:
- Instelling normaalbelasting: F500N ± 10%
- Schoenstand: + 10° (hakcontact), – 5° (voorvoetcontact)
- Horizontale snelheid v: 0,20 m/s ± 5% (zowel hakcontact als voorvoetcontact)
- Vloeromstandigheden: droog en water met zeepoplossing (NaLS 0,5%)
- Zolen testschoenen: standaard rubber en zoolleder
Toepassingsgebied
Met de stapsimulator worden materialen beproefd onder belastingen en snelheden die vergelijkbaar zijn met de praktijk. Hele schoenen, met hun karakteristieke eigenschappen (bijvoorbeeld profilering), kunnen worden beproefd en ook grotere vloerdelen. In combinatie met bijvoorbeeld de Floor Slide Control of andere ‘draagbare’ meetapparatuur die niet beschikt over ‘menselijke’ snelheden en krachten, kan de stapsimulator goed als referentie dienstdoen.
Met de stapsimulator worden materialen beproefd onder belastingen en snelheden die vergelijkbaar zijn met de praktijk. Hele schoenen, met hun karakteristieke eigenschappen (bijvoorbeeld profilering), kunnen worden beproefd en ook grotere vloerdelen. In combinatie met bijvoorbeeld de Floor Slide Control of andere ‘draagbare’ meetapparatuur die niet beschikt over ‘menselijke’ snelheden en krachten, kan de stapsimulator goed als referentie dienstdoen.
Nadeel van de stapsimulator is dat het een laboratoriumproef is. In situ metingen zijn dus niet mogelijk.
Eisenniveaus
Voor de stapsimulator kunnen dezelfde waarden worden aangehouden als voor de FSC-2000. Normaliter wordt voor vloeren een minimale waarde van 0,30 geëist. Voor badkamertoepassingen geldt een minimale waarde van 0,25. Als maximum wordt geëist een waarde van 0,90. Dit omdat een te hoge stroefheid met name bij ouderen kan leiden tot struikelen. De genoemde waarden moeten als voorlopige norm worden beschouwd. Zij moeten nog op basis van praktijkonderzoek worden geverifieerd en eventueel bijgesteld.
Voor de stapsimulator kunnen dezelfde waarden worden aangehouden als voor de FSC-2000. Normaliter wordt voor vloeren een minimale waarde van 0,30 geëist. Voor badkamertoepassingen geldt een minimale waarde van 0,25. Als maximum wordt geëist een waarde van 0,90. Dit omdat een te hoge stroefheid met name bij ouderen kan leiden tot struikelen. De genoemde waarden moeten als voorlopige norm worden beschouwd. Zij moeten nog op basis van praktijkonderzoek worden geverifieerd en eventueel bijgesteld.
De werkgroep ziet geen bezwaren om gedifferentieerde eisen te stellen bij deze meetmethode. Probleem is echter het leggen van de relatie tussen een redelijk eisenniveau en de risico’s die de weggebruiker loopt. De literatuur geeft hierover geen uitsluitsel.
10 Polijstgetal (PSV-waarde)
[ link ]
Figuur I.9. Proefplaatjes voor bepaling PSV-waarde steenslag
Beschrijving meetmethode
De weerstand tegen polijsting is een maat voor de blijvende stroefheid van een verharding. De genoemde weerstand wordt vastgesteld door bepaling van het polijstgetal (PSV-waarde) conform proef 54 van de Standaard RAW Bepalingen 2005 en EN 1097-8.
De weerstand tegen polijsting is een maat voor de blijvende stroefheid van een verharding. De genoemde weerstand wordt vastgesteld door bepaling van het polijstgetal (PSV-waarde) conform proef 54 van de Standaard RAW Bepalingen 2005 en EN 1097-8.
Toepassingsgebied
Er zijn eigenlijk alleen eisen te stellen bij asfaltverhardingen, waarbij de vereiste PSV-waarde van het toe te passen steenslag wordt vastgelegd. De relatie tussen het verloop van de stroefheid van een wegdek en de polijstwaarde van de toegepaste steen is niet eenduidig. Steenslag met een matig polijstgetal kan over langere termijn toch een wegdek met voldoende stroefheid leveren. Ook het omgekeerde is mogelijk.
Er zijn eigenlijk alleen eisen te stellen bij asfaltverhardingen, waarbij de vereiste PSV-waarde van het toe te passen steenslag wordt vastgelegd. De relatie tussen het verloop van de stroefheid van een wegdek en de polijstwaarde van de toegepaste steen is niet eenduidig. Steenslag met een matig polijstgetal kan over langere termijn toch een wegdek met voldoende stroefheid leveren. Ook het omgekeerde is mogelijk.
Eisenniveaus
De volgende eisen zijn in de Standaard RAW Bepalingen opgenomen:
De volgende eisen zijn in de Standaard RAW Bepalingen opgenomen:
- steenslag van bitumineuze oppervlakbehandeling: PSV 48;
- steenslag 1 en 2 in asfalt, verkeersklasse 2: PSV48;
- steenslag 1en 2 in asfalt, verkeersklasse 3, 4 en 5: PSV 53;
- steenslag 3 in asfalt: PSV58;
- steenslag in beton voor licht belaste wegen (3, 4 en 5): PSV 48;
- steenslag in beton voor zwaarbelaste wegen (1 en 2): PSV 53;
- grind in oppervlakbehandelingen, asfalt en beton: geen eisen.
De werkgroep ziet geen bezwaren om gedifferentieerde eisen te stellen bij deze meetmethode. Probleem is echter het leggen van de relatie tussen een redelijk eisenniveau en de risico’s die de weggebruiker loopt. De literatuur geeft hierover geen uitsluitsel. Daarnaast geldt als kanttekening dat de PSV-waarde niet als enige factor de stroefheid bepaalt. Ook de textuur speelt een belangrijke rol.
11 Textuurlaser
Beschrijving meetmethode
De macrotextuur van het wegdek beïnvloedt vooral bij natte omstandigheden de stroefheid van de verharding. Wanneer de verharding een onvoldoende waterafvoerend vermogen heeft, zal de kans op bijvoorbeeld aquaplaning toenemen. Textuur kan worden bepaald met de textuurlaser.
De macrotextuur van het wegdek beïnvloedt vooral bij natte omstandigheden de stroefheid van de verharding. Wanneer de verharding een onvoldoende waterafvoerend vermogen heeft, zal de kans op bijvoorbeeld aquaplaning toenemen. Textuur kan worden bepaald met de textuurlaser.
Internationaal zijn over textuur een aantal afspraken gemaakt, waarbij de gemeten golflengte aan onderstaande eisen dient te voldoen.
- microtextuur: golflengte kleiner dan 0,5 mm;
- macrotextuur: golflengtetussen 0,5 en 50 mm;
- megatextuur: golflengtetussen 50 en 500 mm.
Toepassingsgebied
De textuurlaser is in principe op elke verharding toepasbaar en geeft een continu beeld van de stroefheid van het wegoppervlak.
De textuurlaser is in principe op elke verharding toepasbaar en geeft een continu beeld van de stroefheid van het wegoppervlak.
Eisenniveaus
De resultaten kunnen worden weergegeven als golfspectra en als textuurparameters MPD en RMS. Vooralsnog zijn er nog geen eisenniveaus gedefinieerd. De tabel doet hiervoor een voorstel (MPD-waarden).
De resultaten kunnen worden weergegeven als golfspectra en als textuurparameters MPD en RMS. Vooralsnog zijn er nog geen eisenniveaus gedefinieerd. De tabel doet hiervoor een voorstel (MPD-waarden).
Deklaagmengsel | MPD-waarde |
dab 0/16 ) | 0,40 - 0,80 |
sma 0/11 | 0,75 - 1,00 |
sma 0/8 | 0,60 - 0,90 |
zoab 0/16 | 1,60 - 1,80 |
2-l zoab 4/8 | 1,00 - 1,25 |
2-l zoab 2/6 | 0,50 - 0,65 |
dad-dicht* | > 1,00 (f) |
dad-semi-dicht** | 0,50 - 1,35 (f) |
* Dunne asfaltdeklaag met weing holle ruimte ** Met een medium percentage holle ruimte |