Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Valgewichtdeflectiemetingen voor wegbeheerders
Deze tekst is gepubliceerd op 26-02-15

Milieuhygiënisch onderzoek

Vrijwel elk verhardingsonderzoek op asfalt wegen in Nederland brengt ook onderzoek naar het PAK-gehalte van asfalt en eventueel ook diepere lagen met zich mee. Asfalt wordt als teerhoudend beschouwd als het PAK-gehalte meer dan 75 mg/kg ds (droge stof) bedraagt. Wegbeheerders zijn als ontdoener verantwoordelijk (en aansprakelijk) voor het verwijderen van teer uit de keten. Dit geeft een verplichting tot een risico-inventarisatie in een vooronderzoek naar de teerhoudendheid van asfalt. De ontvanger van opgenomen asfalt, in de regel de asfaltcentrale, is verplicht erop toe te zien dat het vooronderzoek op aanwezigheid van PAK is uitgevoerd conform CROW-publicatie 210 ‘Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt’ [17]. Dit onderzoek van de boorkernen moet worden uitgevoerd door een instantie die ISO/IEC 17025 geaccrediteerd is voor bepaling van de laagopbouw en het onderzoek met de PAK-detector en de verdere PAK-analyses.
Met de PAK-detectortest wordt in een eerste schifting via luminescentie vastgesteld of het PAK-gehalte van een laag meer of minder is dan 250 mg/kg ds. Bij een positief testresultaat wordt de desbetreffende laag als teerhoudend beschouwd en niet verder onderzocht. Bij een niet-oplichtende detectorverf kan het asfalt nog niet teervrij worden verklaard; daarvoor is de PAK-detectorproef niet nauwkeurig genoeg. Hiervoor is aanvullend onderzoek nodig. In dit aanvullend onderzoek worden van de resterende asfaltkernen en -lagen plakken gezaagd en gemalen en worden zo mogelijk mengmonsters gemaakt. Hierop wordt vervolgens DLC-onderzoek (zie figuur 11) uitgevoerd om te onderzoeken of het PAK-gehalte de grenswaarde van 75 mg/kg ds overschrijdt. Met de GC/MS-methode kan een exacte of kwantitatieve bepaling van het PAK-gehalte worden vastgesteld.
[ link ]

Figuur 11. DLC-proef