Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Wegbeheer 2019
Deze tekst is gepubliceerd op 28-08-18

3.1. Vaste gegevens

De vaste gegevens zijn de gegevens die in principe eenmalig vastgelegd worden. De onderverdeling van de verhardingen is achtereenvolgens:
  • Geografische gebieden;
      -Wegen;
        -Wegvakken;
          -Wegvakonderdelen:
            -Type onderdeel;
            -Wegtype;
            -Oppervlak/lengte;
            -etc.
De informatie van de verharding wordt vastgelegd op het niveau van wegvakonderdelen.
Hierna volgt een verdere toelichting op de onderverdeling.
Geografische gebieden
Gegevens over de geografische ligging zijn niet noodzakelijk voor het opstellen van planningen en begrotingen, maar wel voor het maken van analyses en het stellen van prioriteiten. De geografische ligging betreft bijvoorbeeld de indeling in districten, wijken en buurten of de verdeling in binnen en buiten de bebouwde kom. De resultaten van het wegbeheersysteem omvatten niet alleen overzichten van het totale wegennet, maar ook die van verschillende selectiegroepen, waaronder bepaalde gedeelten van het beheergebied. De beheerder kan aan dergelijke selectiegroepen prioriteit geven bij de planning en begroting van onderhoud. Uiteraard op voorwaarde dat deze als vaste gegevens zijn ingevoerd.
Wegen
Alle wegen bestaan uit een of meer wegvakken. De indeling in wegvakken is vast. Elk wegvak bestaat vervolgens uit een of meer wegvakonderdelen. Op wegvak- en wegvakonderdeelniveau is gedetailleerde informatie vastgelegd.
Wegvakken
Bij het indelen in wegvakken is het uitgangspunt dat de verschillende wegvakonderdelen binnen een wegvak homogeen zijn. De criteria voor het indelen in wegvakken, die consequent moeten worden toegepast, betreffen:
  • Lengte
    De gegevens moeten op netwerkniveau goed kunnen worden beheerd. Als maximale lengte voor een wegvak binnen de bebouwde kom wordt 500 m geadviseerd; voor een wegvak buiten de kom 1000 m. Bij grotere lengtes ontstaan problemen bij bijvoorbeeld het uitvoeren van de inspectie en het kiezen van een onderhoudsmaatregel. Bij een grotere lengte kan het voorkomen dat een slechte beoordeling van schade niet representatief is voor het gehele wegvak. Het resultaat van de planning en de maatregel is dan niet representatief voor het gehele wegvak. Grote lengtes kunnen leiden tot een grotere onnauwkeurigheid van de planning en de begroting.
  • Dwarsprofiel
    Een duidelijke verandering van het dwarsprofiel, zoals een extra rijstrook, is reden om een wegvak te begrenzen.
  • Wegtype
    Het wegtype geeft in feite de gebruiksfunctie en de verkeersbelasting weer. Als de functie van een van de wegvakonderdelen verandert, is dit reden om de indeling in wegvakken aan te passen. Bij verschillende wegtypen horen verschillende richtlijnen en onderhoudsstrategieën (kosten en onderhoudscycli).
  • Verhardingstype/-soort
    Een overgang in verhardingstype (asfalt, elementen, beton) dan wel verhardingssoort (geluidsreducerende deklaag, sma) van een van de wegvakonderdelen is een reden om de indeling in wegvakken aan te passen. Bij de globale inspectie wordt de schade immers per verhardingstype beoordeeld. Ook de resultaten worden op verschillende wijzen verwerkt.
Wegvakonderdelen
Bij het indelen van een wegvak in wegvakonderdelen is het uitgangspunt dat de wegvakonderdelen homogeen zijn. De criteria voor het indelen in wegvakonderdelen, die consequent moeten worden toegepast, betreffen:
  • Wegtype
    Het wegtype geeft in feite de gebruiksfunctie en de verkeersbelasting weer. Als de functie anders is, is dit reden om de indeling in wegvakonderdelen aan te passen.
  • Constructietype
    Een andere constructie betekent ander constructief gedrag en dus een ander verloop van de schade in de tijd.
  • Verhardingstype/-soort
    Een ander verhardingstype (asfalt, elementen, beton) dan wel verhardingssoort (geluidsreducerende deklaag, sma) houdt altijd een wegvakonderdeelgrens in.
  • Ouderdom
    De ouderdom van een wegvakonderdeel wordt gebruikt bij het plannen van maatregelen. De ouderdom geeft de periode aan waarin de actueel aangetroffen schade is ontstaan. De ouderdom wordt hierbij doorberekend vanaf het jaar van aanleg of vanaf het jaar van laatst uitgevoerd groot onderhoud. Die jaartallen behoren tot de vaste gegevens die worden opgeslagen. Voor het bepalen van de ouderdom van een wegvakonderdeel wordt het verschil genomen tussen het jaartal van aanleg of van het laatst uitgevoerde groot onderhoud, en het jaartal van de inspectie. Een voorbeeld hiervan is weergegeven in de tekst over de wegvakonderdelen bij ‘jaar van aanleg/groot onderhoud’.
Tabel B2. Gevolgen onjuiste wegvakindeling en inhomogeniteit
CriteriumEffect op homogeniteit
WegtypeAlle overzichten gerelateerd aan wegtypen zijn niet geheel correct (areaal, begrotingen, kwaliteit)
De schade wordt getoetst aan een verkeerde richtlijn, waardoor het wegvakonderdeel in de verkeerde planningstermijn terecht komt
Het verkeerde gedragsmodel wordt gebruikt, waardoor het planjaar niet correct is
Bij de gevonden maatregelgroep wordt de verkeerde maatregel gekozen, waardoor ook de kosten niet correct zijn
Bij het prioriteren op wegtype zal het wegvak niet de correcte prioriteit hebben, waardoor het verschuiven ook niet correct wordt uitgevoerd
ConstructietypeAlle overzichten gerelateerd aan het constructietype zijn niet correct
Verhardingstype Er kan onduidelijkheid ontstaan bij welke verhardingstype de schade hoort. Er kan maar één verhardingstype per wegvakonderdeel worden geïnspecteerd. Eventueel aanwezige andere verhardingstypen vallen dan buiten de inspectie/planning/begroting
Jaar van aanlegAls het jaar van aanleg niet homogeen is, dan zal bij de gedragsmodellen niet de juiste ouderdom van de constructie worden gekozen, waardoor het gevonden planjaar niet klopt. Verder is het niet mogelijk de levensduur van de weg te bepalen.
Laatste groot onderhoudsmaatregel Laatst uitgevoerde groot onderhoudsmaatregel is ook bepalend voor de ouderdom van de constructie, waardoor hetzelfde effect optreedt als bij inhomogeniteit in jaar van aanleg
Tabel B3. Voorbeeldlijst van wegvakonderdelen
Code Wegvakonderdeel
RB
FP
FS
VP
PS
PW
(hoofd)rijbaan
Vrijliggend fietspad
fietsstrook
voetpad
parkeerstrook
parallelweg
De wegvakonderdelen moeten uniform en eenduidig worden gedefinieerd. Dat betekent bijvoorbeeld dat gelijke soorten stroken ook altijd dezelfde naam of omschrijving moeten krijgen. Een voorbeeldlijst van wegvakonderdelen is gegeven in tabel B3. De gebruiker kan naar wens ook eigen benamingen kiezen, maar moet deze dan wel consequent toepassen.
Als de wegvakken niet homogeen zijn, dan zal het voorspellend vermogen afnemen; het resultaat is dan minder nauwkeurig. Met name bij de planning en de begroting kan de methode, doordat de wegvakken niet homogeen zijn, planjaren en maatregelen vaststellen die niet juist zijn. De stappen uit de methode zijn immers afhankelijk van de juistheid en volledigheid van de vaste gegevens. Wanneer wegvakken niet homogeen zijn, heeft dat consequenties. In tabel B2 is voor een aantal criteria het gevolg van inhomogeniteit weergegeven.
Uiteindelijk zullen door het niet homogeen indelen van wegvakonderdelen de maatregelen en planjaren op basis van de richtlijnen, gedragsmodellen en waarschuwingsgrenzen minder nauwkeurig zijn en bij de maatregeltoets voor een deel moeten worden aangepast.
[ link ]

Figuur B1. Voorbeelden van een strookindeling in links, rechts, rechtsrechts, enzovoort

Als de wegvakindeling eenmaal is opgezet, is aanpassen nog slechts sporadisch noodzakelijk. Als de indeling wordt aangepast, dient dit wel te gebeuren op basis van homogeniteit en de actuele situatie. De beheerder zal wegvakken of wegvakonderdelen alleen dan opnieuw definiëren als het profiel is gewijzigd of als het wegvakonderdeel een andere functie heeft gekregen. Ook als blijkt dat het gedrag binnen het wegvak niet homogeen is, moeten de wegvakken of wegvakonderdelen opnieuw worden gedefinieerd. Bij een ongewijzigde wegvakindeling is het mogelijk na verloop van jaren overzichten te maken van het verloop van het kwaliteitsniveau.
Per wegvakonderdeel wordt eenduidig de ligging in het dwarsprofiel aangegeven. Figuur B1 toont voorbeelden van een verdeling in wegvakonderdelen.
De vaste gegevens worden vastgelegd op weg-, wegvak en wegvakonderdeelniveau. Voor een aantal gegevens moet de gebruiker zich hierbij houden aan een vaste indeling, omdat de methode anders geen planning en begroting kan opstellen. De overige gegevens kan de gebruiker vrij invullen.
De vast te leggen gegevens betreffen:Elke groep gegevens wordt hierna toegelicht.
Locatieaanduiding
De locatie wordt aangeduid met de administratieve gegevens wegnummer, naam van de weg, wegvaknummer en wegvakonderdeel. Behalve voor de locatieaanduiding worden deze gegevens voor de herkenbaarheid en de verdere gegevensverwerking gebruikt, bijvoorbeeld bij het maken van selecties.
De beheerder zal altijd het nummer en/of de naam van de weg, het wegvak en het wegvakonderdeel gebruiken om de locatie aan te geven. De inspecteur kan met deze gegevens achterhalen welk wegvakonderdeel wordt bedoeld.

Wegtype
Er zijn zeven wegtypen. Per wegtype is de gebruiksfunctie weergegeven. De indeling in wegtypen is vast. De richtlijnen, de waarschuwingsgrenzen en de maatregelkeuze verschillen per wegtype. Kwaliteitsoverzichten en de prioriteiten kunnen per wegtype worden gegenereerd. Bij het vaststellen van de wegtypen dient de beheerder af te gaan op de gebruiksfunctie en de verkeersbelasting. De beheerder dient de daarbij geldende criteria zo consequent mogelijk toe te passen.
Een parallelweg is in principe een licht belaste weg (wegtype 4). Als de gebruikers echter hoofdzakelijk fietsers zijn, kan de beheerder de parallelweg indelen als een fietspad (wegtype 7). Door de wegtypen eenduidig in te delen, kunnen gelijksoortige wegen, binnen en buiten het beheergebied, onderling worden vergeleken wat betreft strategie en kosten.

Binnen een wegvak kunnen verschillende wegtypen voorkomen. De wegtypen worden vastgesteld op het niveau van de wegvakonderdelen.
Als een woonstraat bestaat uit een rijbaan en fietspaden, dan behoren overeenkomstig de gebruiksfuncties de rijbaan tot wegtype 5 en de fietspaden tot wegtype 7. Bij het bepalen van de planning en de maatregelen houdt de methode vervolgens rekening met deze verschillende wegtypen binnen het wegvak.

Type ondergrond
Er wordt onderscheid gemaakt in 4 typen ondergrond:
  • Zand;
  • Klei;
  • Klei/veen;
  • Veen.
Dit onderscheid is van belang bij het berekenen van het cyclische budget. De onderhoudscyclus van een verharding is onder andere afhankelijk van de ondergrond. Op weinig draagkrachtige ondergronden zullen sneller zettingen en oneffenheden ontstaan, zodat daar vaker en ingrijpender onderhoud nodig is. Hiermee is rekening gehouden bij het definiëren van de onderhoudscycli voor de verschillende typen ondergrond. Deze onderhoudscycli worden gebruikt voor het berekenen van het budget voor de middellange en lange termijn.
Verhardingstype
Er zijn drie verhardingstypen:
  • Asfalt;
  • Elementen;
  • Cementbeton.
Dit onderscheid is van belang bij het indelen van de wegvakken en bij het uitvoeren van de globale inspectie. Een overgang tussen verhardingstypen is reden een wegvak te begrenzen. Het moet dan wel gaan om een overgang van betekenis en niet een geringe lokale onderbreking van het overheersende verhardingstype. De planning en de vaststelling van de maatregelgroepen, de maatregelen en de kosten zijn gerelateerd aan het toegepaste verhardingstype. Bij asfalt wordt altijd een onderscheid gemaakt tussen dichte deklagen, (dunne) geluidsreducerende deklagen en oppervlakbehandelingen, omdat de gedragsmodellen van rafeling hiervan afhankelijk zijn. De beheerder kan indien gewenst een verder onderscheid in verhardingssoorten maken.
Een overgang in verhardingstype is reden om een apart wegvak aan te maken. Asfalt, elementen en cementbeton kennen immers hun eigen beoordelingswijze bij de globale inspectie. Het gaat om substantiële wijzigingen in het verhardingstype. Als een cementbetonweg bijvoorbeeld bij aansluitingen over een klein gedeelte in asfalt is uitgevoerd, is dit geen reden een apart wegvak te onderscheiden. Een ander voorbeeld betreft rode en zwarte oppervlakbehandelingen. Voor het plannen en vaststellen van de maatregelen maakt de kleur niet uit. Als het daadwerkelijk tot maatregelen komt, kan de beheerder de juiste maatregelen op projectniveau toekennen.

Geografische ligging
Op grond van de geografische ligging verdeelt de beheerder het wegennet in geografische groepen. Deze indeling is van belang als de beheerder bij het plannen en begroten prioriteiten wil stellen. De indeling is ook van belang om de resultaten van verschillende gebieden te kunnen presenteren en om selecties te maken.
De beheerder kan het wegennet geografisch indelen in districten, wijken en buurten, maar ook in gebieden binnen en buiten de bebouwde kom. Als de planning en begroting zijn opgesteld, kan de beheerder op basis van de geografische ligging prioriteiten stellen. De onderhoudstoestand van de verharding kan voor de binnenstad bijvoorbeeld belangrijker zijn dan voor een industrieterrein.

Lengte
De lengte per wegvakonderdeel moet zo nauwkeurig mogelijk zijn vastgelegd. Voor het vaststellen van de totale kosten en het beoordelen van de omvang van schades bij de globale inspectie zijn juiste gegevens over lengtes noodzakelijk.
Oppervlakte
De oppervlakte per wegvakonderdeel moet zo nauwkeurig mogelijk zijn vastgelegd. Voor het vaststellen van de totale kosten en het beoordelen van de omvang van schades bij de globale inspectie zijn juiste gegevens over oppervlakten noodzakelijk. Als de vaste gegevens gekoppeld zijn aan een digitale ondergrond, kunnen de oppervlakten digitaal worden bepaald. Dit verbetert de nauwkeurigheid en dus de betrouwbaarheid van het bestand.
De kosten van de onderhoudsmaatregelen zijn opgenomen als prijs per vierkante meter en soms per strekkende meter. Deze eenheidsprijs vermenigvuldigd met de oppervlakte of de lengte bepaalt de totale onderhoudskosten voor het wegvakonderdeel.

Jaar van aanleg/laatst uitgevoerd groot onderhoud
Voor het vaststellen van het planjaar is informatie nodig over de ouderdom van de constructie of de deklaag/ oppervlakbehandeling. Afhankelijk van de tijdsduur waarin een bepaalde schade is ontstaan, is een voorspelling te doen over de periode totdat groot onderhoud noodzakelijk is. Het jaar van aanleg of van het laatst uitgevoerd groot onderhoud bepaalt de ouderdom. Bij uitgevoerd groot onderhoud wordt onderscheid gemaakt tussen conserveringsmaatregelen (oppervlakbehandelingen) en overig groot onderhoud. Voor rafeling en scheurvorming is het jaar van conserveren van belang, voor de overige schades het jaar van overig groot onderhoud.
In 2018 blijkt dat op twee wegvakonderdelen de schade bestaat uit matige dwarsonvlakheid. Het eerste is aangelegd in 2014, het tweede in 1998. Het eerste wegvakonderdeel is dan eerder aan onderhoud toe dan het tweede. Op het eerste wegvakonderdeel is immers in slechts vier jaar matige schade ontstaan; op het tweede wegvakonderdeel was daar twintig jaar voor nodig. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat het eerste wegvakonderdeel in 2020 aan de beurt is voor onderhoud en het tweede wegvakonderdeel in 2024. Van een wegvakonderdeel is het volgende bekend: jaar van aanleg 1998, jaar van laatste groot onderhoud (overlaging) 2010, jaar van conserveren (oppervlakbehandeling) 2021. Het wegvakonderdeel is in 2022 dan twaalf jaar oud, behalve voor rafeling en scheurvorming; voor die schades is het wegvakonderdeel pas een jaar oud.

Voor het bepalen van de ouderdom van een wegvakonderdeel wordt het verschil genomen tussen het jaartal van aanleg of van het laatst uitgevoerde groot onderhoud, en het jaartal van de inspectie. In de methodiek is niet vastgelegd dat een datum of maand van aanleg of uitgevoerd groot onderhoud moet worden vastgelegd, alleen het jaartal van aanleg of groot onderhoud. Daarom wordt alleen het jaartal gebruikt voor de bepaling van de ouderdom.
In april 2017 is een nieuwe deklaag aangebracht. Deze deklaag is in september 2017 geïnspecteerd. De ouderdom van dit wegvakonderdeel is dan 0 jaar. In september 2017 is een voetpad herstraat. Dit voetpad is in mei 2018 geïnspecteerd. In dit geval is de ouderdom 1 jaar.

Lengte van de voegen
Bij cementbetonverhardingen is de lengte van de voegen van belang voor het vaststellen van de onderhoudskosten. Het herstellen van de voegvulling is uitgedrukt in strekkende meters. De lengte van de voegen heeft betrekking op de langs- en de dwarsvoegen. Ook het beoordelen van de schade is gerelateerd aan de totaal aanwezige voeglengte.
De maatregel ‘herstellen voegvulling’ heeft een eenheidsprijs per strekkende meter. Vermenigvuldiging van de eenheidsprijs met de totale lengte van de langs- en dwarsvoegen levert de benodigde onderhoudskosten op.

De tot nu toe besproken vaste gegevens behoren tot categorie a. Als deze gegevens niet beschikbaar zijn, kan de methode geen planning en begroting opstellen. Zoals is aangegeven, zijn ook b-gegevens nodig om de methode van wegbeheer volledig te kunnen toepassen. De vaste categorie b-gegevens bestaan uit:
  • Administratieve gegevens;
  • Verkeersgegevens;
  • Constructiegegevens;
  • Aanvullende gegevens.
De administratieve gegevens betreffen de indeling en de locatie van de vakkenwegvakken, zoals de totale weglengte, het aantal wegvakken, de wegvaklengteen het begin- en eindpuntvan de wegvakken. Deze gegevens zijn onder meer nodig om de globale inspectie goed te kunnen uitvoeren. De verkeersgegevens, de constructiegegevens en de aanvullende gegevens kunnen een rol spelen bij het definitief vaststellen van de onderhoudsmaatregelen. De verkeersgegevens betreffen bijvoorbeeld de verkeersintensiteit, het percentage vrachtverkeeren de aanwezigheid van een busroute. De constructiegegevens beschrijven het type en de dikte van de constructie, het type en de dikte van de fundering, het type ondergronden het type voegvulling..Aanvullende gegevens kunnen onder meer betrekking hebben op de breedtes van wegvakonderdelen en de aanwezigheid van kabels en leidingen, kolken en banden.
Verzamelen van wijzigingen in het areaal
Op basis van nieuwe aanleg, nieuwe woonwijken, nieuwe wegen of rondwegen worden minimaal de categorie a gegevens verzameld. De geografische wijzigingen komen via BGT binnen en de beheerder voegt zijn specifieke beheer informatie toe om de wijziging compleet en geschikt te maken voor wegbeheer. Het opleverdossier (al dan niet ondersteund met een digitaal dossier BIM-OTL) kan hierbij helpen om specifieke omstandigheden te identificeren, zoals de omstandigheden tijdens de uitvoering, specifieke eisen aan mengsels, dikte en opbouw van de constructie, functionele specificaties (UAVgc) en dergelijke.Het doorvoeren van de wijzigingen in het areaal is de basis voor betrouwbare resultaten. Vaak heeft het bijhouden geen prioriteit. Door deze activiteit in een vaste periode in het jaar te plannen (bijvoorbeeld de winterperiode) kan de wegbeheerder de betrouwbaarheid van zijn basis borgen.
Verzamelen van uitgevoerd onderhoud (dossier ten behoeve van beheer)
Het uitgevoerd groot onderhoud van het lopende jaar wordt verwerkt om de wijzigingen in ouderdom door te voeren. Let op: Als de ouderdom niet klopt, dan hanteert het systeem verkeerde uitgangspunten voor het bepalen van het moment van onderhoud op basis van de globale inspectie. De kans is dan aanwezig dat het planjaar niet klopt. Bij het verwerken van het uitgevoerd onderhoud is het ook mogelijk dat andere gegevens op wegvakonderdeel niveau veranderen. Het dossier kan helpen om specifieke omstandigheden te identificeren die van invloed kunnen zijn op de categorie a gegevens of het gedrag van de verharding met het oog op voorspelbaarheid.
In het dossier ten behoeve van beheer wordt, naast de contractuele verplichtingen bij het uitvoeren van de werkzaamheden, in ieder geval de volgende (geografisch) informatie verzameld:
  • Locatie/ geografische ligging
  • Type onderdeel
  • Wegtype
  • Type onderhoudsmaatregel
  • Oppervlakte/lengte
  • Verhardingssoort en -type
  • Het jaar waarin de maatregel is uitgevoerd
  • Lengte voegen (cementbeton)
  • Specifieke eisen aan de mengsels
  • Specifieke eigenschappen van toegepaste mengsels
  • Constructiedikte en –opbouw
  • Functionele specificaties
  • De weersomstandigheden tijdens de uitvoering
Zorg er voor dat je als beheerder van tevoren goed afspreekt hoe je informatie vastlegt en aangeleverd krijgt. Dit met het oog op de toekomst van beheer.
Op basis van de verzamelde wijzigingen in het areaal helpt het de beheerder om deze te verwerken in zijn gegevens bestand. Het kan voorkomen dat de verkeersstromen en daarmee de functies veranderd zijn.