4.10. Klein onderhoud
Groot onderhoud is gericht op het in goede staat brengen van de verharding, klein onderhoud op het in goede staat houden. Alle onderdelen van de methode zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat structureel klein onderhoud wordt uitgevoerd. Als klein onderhoud niet of te laat wordt uitgevoerd, dan is eerder groot onderhoud nodig. De richtlijnen en de gedragsmodellen gaan er dan ook van uit dat klein onderhoud tijdig plaatsvindt.
Het plaatselijk repareren van de verharding bij klein onderhoud heeft een preventief karakter. Het doel van klein onderhoud is meerledig:
Het plaatselijk repareren van de verharding bij klein onderhoud heeft een preventief karakter. Het doel van klein onderhoud is meerledig:
- In stand houden van de gebruiksfunctie van de weg (zorgen voor veiligheid en comfort);
- Vertragen van de structurele achteruitgang van de verharding (beïnvloeden gedrag);
- Homogeniseren van de kwaliteit van het wegvakonderdeel (beïnvloeden van moment en type groot onderhoudsmaatregel);
- Herstellen van schade waarvoor klein onderhoud bij uitstek geschikt is (repareren randschade, dwarsscheuren, voegen, plaatselijk herstraten).
- Het beschikbare budget voor groot onderhoud;
- De organisatie;
- Prioriteiten;
- Meldingen en klachten;
- Overlast;
- Wet- en regelgeving.
Het beschikbaar budget voor groot onderhoud
Het beschikbare budget voor groot onderhoud speelt een wezenlijke rol bij het uitvoeren van klein onderhoud. Vaak zal bij een tekort aan budget voor groot onderhoud meer klein onderhoud plaatsvinden. Klein onderhoud dient om de wegverhardingen plaatselijk te repareren en te conserveren en om de verkeersveiligheid zo goed mogelijk te waarborgen. Er treedt dan een verschuiving op van groot naar klein onderhoud. De kwaliteit van het wegennet neemt hierdoor af. Vaak is voor klein onderhoud een apart budget gereserveerd, dat is gebaseerd op een bepaald percentage van het groot onderhoudsbudget. In de methode is het budget van klein onderhoud gebaseerd op een percentage van het lange termijnbudget voor groot onderhoud. Dit gaat uit van de situatie dat de kwaliteit van het wegennet zich op een acceptabel niveau bevindt. Het uitvoeren van klein onderhoud kan binnen dit budget plaatsvinden. Voorwaarde is dat er gericht wordt gestuurd op basis van de klein onderhoudslijsten, die zijn verkregen via de klein onderhoudsinspectie.
De organisatie
De organisatie en uitvoering van klein onderhoud kent vele vormen. Het is van belang dat het bewust gebeurt. Duidelijk moet zijn welk doel het dient en hoe het moet worden aangestuurd. Bij de organisatie van het klein onderhoud zal de beheerder zich ervan bewust moeten zijn dat hij verantwoordelijk is en dat er een strakke aansturing nodig is om het binnen het budget te kunnen uitvoeren. Door middel van het uitvoeren van een klein onderhoudsinspectie ontstaat er een lijst van wegvakonderdelen waar klein onderhoud noodzakelijk is. De reparatieploeg geeft van tevoren aan hoeveel tijd het herstel gaat kosten. Na goedkeuring van de inspanning gaat de reparatieploeg op basis van deze lijst aan de slag. Ze doen niet meer en niet minder. Per uitgevoerde reparatie meldt de reparatieploeg wat ze gedaan heeft en wanneer deze is uitgevoerd. De beheerder kan zo controleren of de reparatieploeg zich aan de opdracht heeft gehouden. Overigens kan de reparatieploeg onderdeel uitmaken van de eigen organisatie, maar ook een private partij zijn.
Prioriteiten
Wegbeheer wordt niet alleen aangestuurd door technische instandhouding. Het bestuur kan beslissen andere beleidsthema’s prioriteit te geven, waardoor niet al het technisch noodzakelijk onderhoud zal worden uitgevoerd. Door het uitvoeren van klein onderhoud kan dan toch worden gezorgd dat onveilige situaties worden gecorrigeerd en kan verdere structurele achteruitgang worden vertraagd.
Meldingen en klachten
Ook meldingen en klachten van weggebruikers hebben invloed op klein onderhoud. Veelal zullen de klachten immers direct of op korte termijn door uitvoering van klein onderhoud moeten worden verholpen.
Overlast
De overlast die bewoners accepteren, is medebepalend voor de frequentie waarmee klein onderhoud wordt uitgevoerd. Als de verharding diverse keren per jaar wordt opgebroken voor klein onderhoud, betekent dit ook diverse keren per jaar overlast voor de bewoners. De grens van het acceptatieniveau wordt dan sneller bereikt dan wanneer alle activiteiten in een keer, eventueel gedurende een wat langere periode, worden uitgevoerd. Afgezien van de overlast is het ook uit organisatorisch en financieel oogpunt aantrekkelijker de activiteiten te bundelen. Het zal dan efficiënter zijn om groot onderhoud uit te voeren.
Wet- en regelgeving
Ten slotte speelt ook de wet- en regelgeving een rol bij de invulling van het klein onderhoud. De gemeente is volgens de Wegenwet verplicht haar wegen zo te onderhouden dat ze voor de gebruiker veilig en bruikbaar zijn. Ook moet de beheerder volgens het Nieuw Burgerlijk Wetboek kunnen aantonen dat een redelijke kwaliteit van het wegennet is gerealiseerd. Hij kan aansprakelijkheid voorkomen door verkeersonveilige situaties onmiddellijk te herstellen.
Bij het optimaliseren van de verhouding tussen groot en klein onderhoud is de procesbeheersing van groot belang. Er moet rekening worden gehouden met alle factoren die invloed hebben en bovendien moet elke factor zo efficiënt en praktisch mogelijk worden ingevuld. Relevante gegevens moeten worden vastgelegd en overbodige administratieve gegevens moeten worden voorkomen. De resultaten van de klein onderhoudsinspectie lenen zich bij uitstek voor een directe aansturing van de reparatieploegen.
Te weinig budget om al het technisch noodzakelijke onderhoud uit te voeren leidt tot meer klein onderhoud. Hierdoor verbetert de kwaliteit van het wegvakonderdeel niet van onvoldoende naar voldoende, wat wel het geval is bij groot onderhoud, maar bijvoorbeeld naar matig. Als het budget voor klein onderhoud relatief erg hoog is, is dat een aanwijzing dat er te weinig budget beschikbaar is voor groot onderhoud.
Het benodigde bedrag voor klein onderhoud wordt bij asfalt- en elementenverhardingen op een andere wijze bepaald dan bij cementbetonverhardingen.
Als er bijvoorbeeld in de afgelopen jaren veel geld in het wegennet is geïnvesteerd, zijn de wegen relatief jong en is er weinig geld voor onderhoud nodig. Het bedrag van de basisplanning en -begroting zal dan veel lager zijn dan het vastgestelde benodigde budget voor de lange termijn.
Het benodigde budget kan ook veel hoger zijn. Als er bijvoorbeeld veel achterstand is, moet er extra geld worden geïnvesteerd om het wegennet op het gewenste kwaliteitsniveau te brengen.
Het benodigde budget kan ook veel hoger zijn. Als er bijvoorbeeld veel achterstand is, moet er extra geld worden geïnvesteerd om het wegennet op het gewenste kwaliteitsniveau te brengen.
Asfalt- en elementenverhardingen
Bij asfalt- en elementenverhardingen is het benodigde bedrag voor klein onderhoud gedefinieerd als een percentage van het cyclisch budget voor groot onderhoud. Voor dit laatste dient niet het gemiddelde begrotingsbedrag van de basisplanning en -begroting, maar het benodigde budget voor de lange termijn. Dat budget gaat er immers van uit dat het wegennet zich op het juiste kwaliteitsniveau bevindt. Het cyclisch budget kan duidelijk afwijken van het bedrag van de basisplanning en -begroting.
Cementbetonverhardingen
Bij het uitvoeren van klein onderhoud aan cementbetonverhardingen spelen verkeersmaatregelen een grote rol. Het repareren met cementbetonspecie vraagt namelijk om uithardingstijd. Zolang het cementbeton nog niet voldoende hard is, kan er geen verkeer op worden toegelaten. Vooral voor wegen van wegtypen 1 en 2 kunnen de verkeersmaatregelen zeer omvangrijk zijn. Op deze wegtypen bestaat het groot onderhoud vooral uit opgespaard klein onderhoud. Het onderhoud wordt integraal uitgevoerd volgens een bestek. In feite is het hiermee in te plannen klein onderhoud geworden, dat wordt opgenomen in de planning en begroting. Echt klein onderhoud vindt vooral plaats op de wegtypen 3 tot en met 7 en incidenteel op de wegtypen 1 en 2.