Bijlage IV Toelichting en achtergronden functionele ordening
Vanuit de toenemende wens van wegbeheerders om in een regio de verkeersproblemen gezamenlijk aan te pakken en een stevige basis voor operationeel verkeersmanagement op te stellen, is de methodiek gebiedsgericht benutten ‘nieuwe stijl’ ontwikkeld (GGB+). Deze methodiek legt voor reguliere en niet-reguliere situaties de basis voor regionaal verkeersmanagement. Vanuit een visie op het functioneren van het wegennet wordt op een heldere en eenduidige wijze de ‘gewenste situatie’ beschreven (de netwerkvisie).
In de traditionele GGB-aanpak kwam het maatregelenpakket (het waarmee) tot stand uit een strategische visie (het wat).
In de nieuwe GGB-aanpak wordt de strategische visie doorvertaald in een tactische aanpak, gebaseerd op de visie van Duurzaam Veilig (het hoe). Het strategische en het tactische deel bepalen samen het maatregelenpakket, waarbij naar de functie van de netwerkdelen wordt gekeken.
In de traditionele GGB-aanpak kwam het maatregelenpakket (het waarmee) tot stand uit een strategische visie (het wat).
In de nieuwe GGB-aanpak wordt de strategische visie doorvertaald in een tactische aanpak, gebaseerd op de visie van Duurzaam Veilig (het hoe). Het strategische en het tactische deel bepalen samen het maatregelenpakket, waarbij naar de functie van de netwerkdelen wordt gekeken.
In deze bijlage wordt dieper ingegaan op de tactische uitbreiding van de methodiek, de functionele ordening. Meer informatie over de GGB-methodiek is te vinden in de modulen ‘Gebiedsgericht Benutten’ in CROW-publicatie 290 ‘Handboek verkeersmanagement’ [4].
[ link ]
Figuur 17. GGB-methodiek
De groene onderdelen in het schema in figuur 17 vormen samen – als tactisch kader – de aan de oorspronkelijke GGB-methodiek toegevoegde functionele ordening. Deze ordening legt de basis voor operationeel verkeersmanagement op netwerkniveau en bewerkstelligt een consequente, herleidbare en uit te leggen koppeling tussen de strategie en de operationele uitvoering. Belangrijk daarbij zijn de te gebruiken stuurpunten (keuzepunten) in een netwerk en de mogelijke inzet van ondersteunende wegen die als alternatief kunnen dienen voor overbelaste netwerkonderdelen.
Functionele ordening
Op basis van de regionale beleidsuitgangspunten worden aan netwerkonderdelen (wegen en knooppunten) functies toegekend voor verkeersmanagement. Een dergelijke functie geeft exact aan wat de betekenis van het netwerkonderdeel is voor de doorstroming en de bereikbaarheid op netwerkniveau en maakt deel uit van de zogenaamde ‘sturingsprincipes’ voor wegen.
Een sturingsprincipe beschrijft hoe verkeersmanagement voor netwerkonderdelen kan worden ingezet om in het gehele netwerk de verkeersafwikkeling te faciliteren of te verbeteren. Het bestaat uit de combinatie van functiebeschrijving, aanpak en voorbeeldmaatregelen.
Bij elke functie hoort een expliciete aanpak die bestaat uit een aantal samenhangende oplossingen en voorbeelden van concrete maatregelen. Deze maatregelen werken altijd in onderlinge samenhang. Bij elk van de functies hoort dus een specifiek instrumentarium aan verkeersmanagementmaatregelen. Wanneer de feitelijke verkeerssituatie afwijkt van de (volgens de functie) gewenste situatie, worden vanuit dit instrumentarium (extra) maatregelen ingezet.
De projectie van alle toegewezen functies op het regionale wegennetwerk vormt de functiekaart van die regio (zie figuur 18). Daarmee hebben alle (beleidsmatig) belangrijke wegen vanuit het perspectief van verkeersmanagement een eenduidige functie als onderdeel van het netwerk gekregen en wordt in één oogopslag duidelijk hoe het regionale netwerk is opgebouwd.
Bij elke functie hoort een expliciete aanpak die bestaat uit een aantal samenhangende oplossingen en voorbeelden van concrete maatregelen. Deze maatregelen werken altijd in onderlinge samenhang. Bij elk van de functies hoort dus een specifiek instrumentarium aan verkeersmanagementmaatregelen. Wanneer de feitelijke verkeerssituatie afwijkt van de (volgens de functie) gewenste situatie, worden vanuit dit instrumentarium (extra) maatregelen ingezet.
De projectie van alle toegewezen functies op het regionale wegennetwerk vormt de functiekaart van die regio (zie figuur 18). Daarmee hebben alle (beleidsmatig) belangrijke wegen vanuit het perspectief van verkeersmanagement een eenduidige functie als onderdeel van het netwerk gekregen en wordt in één oogopslag duidelijk hoe het regionale netwerk is opgebouwd.
KADER 29 Functies van wegen
De doorgaande snelwegen in een regio vormen de slagaders van die regio en zijn erg belangrijk voor de doorvoer en afvoer van het regionale en bovenregionale verkeer. Ook op (inter)nationaal niveau is de doorgaande snelwegenstructuur belangrijk en vaak is een doorgaande snelweg van belang voor het functioneren van het landelijk hoofdwegennet (bijvoorbeeld de snelwegen rond Utrecht die als ‘draaischijf’ fungeren voor Nederland).
De regionale verbindingswegen zorgen, samen met de regionale keuzepunten, voor een goede ontsluiting van een regio en voor een optimale verdeling van de beschikbare wegcapaciteit over het regionale netwerk.
Dit betekent onder meer een goede ontsluiting van de herkomstgebieden naar de doorgaande snelwegen.
De stedelijke verbindingswegen hebben als taak om ervoor te zorgen dat het (stedelijke) netwerk goed blijft functioneren door het verkeer tussen de stad en de regionale verbindingswegen te reguleren. Soms vormen zij een ringstructuur om de steden en hebben delen van die ringstructuur een dubbelfunctie: naast stedelijke verbindingsweg ook een functie als doorgaande weg of als regionale verbindingsweg.
De stedelijke assen vormen een betrouwbare verbinding tussen de verbindingswegen en de kern- of herkomstgebieden. Het is de bedoeling dat op deze assen zo veel mogelijk verkeer wordt gebundeld.
Voor de beschermde wegen geldt dat daarop zo veel mogelijk (doorgaand) verkeer moet worden geweerd omdat deze wegen daarvoor niet geschikt zijn of omdat ze door woongebieden of door natuurgebieden lopen.
Ook kan het een weg betreffen die speciaal is bedoeld voor het openbaar vervoer of het langzaam verkeer.
Er zijn gevallen waarin wegen een dubbelfunctie hebben. Een voorbeeld hiervan is de A10 rond Amsterdam. Deze snelweg heeft naast de functie van doorgaande snelweg een functie als stedelijke verbindingsweg voor de verdeling van het verkeer over de aansluitingen.
De regionale verbindingswegen zorgen, samen met de regionale keuzepunten, voor een goede ontsluiting van een regio en voor een optimale verdeling van de beschikbare wegcapaciteit over het regionale netwerk.
Dit betekent onder meer een goede ontsluiting van de herkomstgebieden naar de doorgaande snelwegen.
De stedelijke verbindingswegen hebben als taak om ervoor te zorgen dat het (stedelijke) netwerk goed blijft functioneren door het verkeer tussen de stad en de regionale verbindingswegen te reguleren. Soms vormen zij een ringstructuur om de steden en hebben delen van die ringstructuur een dubbelfunctie: naast stedelijke verbindingsweg ook een functie als doorgaande weg of als regionale verbindingsweg.
De stedelijke assen vormen een betrouwbare verbinding tussen de verbindingswegen en de kern- of herkomstgebieden. Het is de bedoeling dat op deze assen zo veel mogelijk verkeer wordt gebundeld.
Voor de beschermde wegen geldt dat daarop zo veel mogelijk (doorgaand) verkeer moet worden geweerd omdat deze wegen daarvoor niet geschikt zijn of omdat ze door woongebieden of door natuurgebieden lopen.
Ook kan het een weg betreffen die speciaal is bedoeld voor het openbaar vervoer of het langzaam verkeer.
Er zijn gevallen waarin wegen een dubbelfunctie hebben. Een voorbeeld hiervan is de A10 rond Amsterdam. Deze snelweg heeft naast de functie van doorgaande snelweg een functie als stedelijke verbindingsweg voor de verdeling van het verkeer over de aansluitingen.
Omdat alleen de wegen in het primaire netwerk (waar de voorkeurroutes over lopen) een specifieke functie toegekend krijgen, zijn er altijd wegen die wel een prioriteit hebben, en dus op de prioriteitenkaart voorkomen, maar die geen primaire functie op de functiekaart hebben. Deze wegen vormen de ondersteunende wegen die in geval van onvoldoende wegcapaciteit een alternatief kunnen vormen voor het primaire netwerk. De ondersteunende wegen zorgen ervoor dat in geval van stremmingen en/of congestie, het netwerk kan blijven functioneren door de functie van andere wegen over te nemen. Zij zijn daarmee de reservecapaciteit voor (onderdelen van) een te hoog belast verkeersnetwerk. Vaak zijn belangrijke regionale verbindingswegen niet als zodanig, maar als ondersteunende wegen opgenomen in een functiekaart omdat zij een parallelstructuur vormen voor een doorgaande snelweg. Pas wanneer die snelweg overbelast dreigt te worden, worden die regionale wegen ‘bijgeschakeld’.
Ook wegen in het primaire netwerk kunnen een ondersteunende functie vervullen. Wanneer bijvoorbeeld regionale verbindingswegen een parallelstructuur vormen voor een doorgaande snelweg, kunnen ze indien nodig tijdelijk de functie van doorgaande snelweg aannemen en zo andere wegvakken tijdelijk ontlasten.
Ook wegen in het primaire netwerk kunnen een ondersteunende functie vervullen. Wanneer bijvoorbeeld regionale verbindingswegen een parallelstructuur vormen voor een doorgaande snelweg, kunnen ze indien nodig tijdelijk de functie van doorgaande snelweg aannemen en zo andere wegvakken tijdelijk ontlasten.
Stuurpunten en gebruik ondersteunende wegen
Functies van knooppunten, kruisingen en aansluitingen
Naast het toekennen van functies aan wegen, worden op strategische punten in het netwerk keuze- en stuurpunten benoemd. De keuze-unten kunnen tevens de basis vormen voor een routeplan met DRIP’s. Op de functiekaart worden de verschillende soorten keuze- en stuurpunten aangegeven die een specifieke functie hebben in het netwerk. Onderscheiden worden:
Naast het toekennen van functies aan wegen, worden op strategische punten in het netwerk keuze- en stuurpunten benoemd. De keuze-unten kunnen tevens de basis vormen voor een routeplan met DRIP’s. Op de functiekaart worden de verschillende soorten keuze- en stuurpunten aangegeven die een specifieke functie hebben in het netwerk. Onderscheiden worden:
- regionale keuzepunten, voor (boven-)regionale verwijzingen;
- keuzepunten stad in voor verwijzingen richting de kerngebieden;
- keuzepunten stad uit voor verwijzingen richting de doorgaande wegen vanuit de kerngebieden;
- keuzepunten P+R voor het verleiden van de weggebruikers tot een overstap op het openbaar vervoer.
[ link ]
Figuur 18. Voorbeeld van functiekaart [17]
Er zijn ook combinaties van keuzepunten mogelijk. Op sommige locaties kan er bijvoorbeeld informatie gegeven worden over zowel de routes de stad in als over de regionale routes.
Conditionele inzet van ondersteunende wegen
De condities waaronder de ondersteunende wegenkunnenwordeningezet,verschillen per weg. Deze condities worden daarom per weg(deel) beschreven in een tabel die hoort bij de functiekaart. In een dergelijke tabel is aangegeven voor welke weg de ondersteunende weg een alternatief vormt, onder welke omstandigheden en in welke situaties die weg mag worden ingezet en indien van toepassing, in combinatie met welke andere ondersteunende wegen hij wordt ingezet (zie tabel 10).
De condities waaronder de ondersteunende wegenkunnenwordeningezet,verschillen per weg. Deze condities worden daarom per weg(deel) beschreven in een tabel die hoort bij de functiekaart. In een dergelijke tabel is aangegeven voor welke weg de ondersteunende weg een alternatief vormt, onder welke omstandigheden en in welke situaties die weg mag worden ingezet en indien van toepassing, in combinatie met welke andere ondersteunende wegen hij wordt ingezet (zie tabel 10).
Tabel 10. Voorbeeld uit tabel met bijschakelcondities voor ondersteunende wegen
Num- mer | Naam | Wegvak van - naar) | Stad in/uit | Reguliere spitsen | Evene- menten | Inci- denten | Calami- teiten | Bij- schakelen voor | In combinatie met (nr.) |
11 | S107 | S106 - aansluiting A10 | in | X | S106 | - | |||
uit | X | X | S106 | - | |||||
12 | Amstelveense- weg | S106 - S108 | in | X | S106 | 14 | |||
uit | X | X | S106 | 14 | |||||
13 | S108 | S100 - S109 | in | X | S112 | S109 | |||
uit | X | X | S106 | 14 | |||||
X | X | S110 en S108 | S109 | ||||||
X | X | S112 | S109 | ||||||
14 | S108 | S109 - aansluiting A10 | in | X | S112 | 13 | |||
uit | X | X | S106 | 12 | |||||
in | X | X | S109 | 13 |
Bepalen van maatregelen
Functionele knelpunten
Op basis van de doorstromingsknelpunten (de knelpunten uit de knelpuntanalyse uit bijlage II en stap 2 uit paragraaf 7.2.2) worden alle wegvakken op de functiekaart getoetst of ze voldoen aan de beschreven functie. Wanneer een wegvak niet aan de omschreven functie voldoet, is er sprake van een functioneel knelpunt. Als in de functieomschrijving van een stedelijke as staat: “Om het gebruik van de assen aantrekkelijk te maken zal er een voldoende kwaliteit (betrouwbare) doorstroming op de assen moeten worden gerealiseerd”, is er sprake van een functioneel knelpunt wanneer er op die as structurele doorstromingsproblemen zijn.
Op basis van de doorstromingsknelpunten (de knelpunten uit de knelpuntanalyse uit bijlage II en stap 2 uit paragraaf 7.2.2) worden alle wegvakken op de functiekaart getoetst of ze voldoen aan de beschreven functie. Wanneer een wegvak niet aan de omschreven functie voldoet, is er sprake van een functioneel knelpunt. Als in de functieomschrijving van een stedelijke as staat: “Om het gebruik van de assen aantrekkelijk te maken zal er een voldoende kwaliteit (betrouwbare) doorstroming op de assen moeten worden gerealiseerd”, is er sprake van een functioneel knelpunt wanneer er op die as structurele doorstromingsproblemen zijn.
[ link ]
Figuur 19. Functionele knelpunten
Op basis van de functieomschrijvingen wordt per wegtype een lijst gemaakt van mogelijke functionele knelpunten. Dit zijn de generieke functionele knelpunten voor een type weg. Nadat de functionele knelpunten in kaart zijn gebracht (zoals in figuur 19), worden de oorzaak en de samenhang beschreven. De bereikbaarheidsopgave geeft daarbij richting aan de oorzaak van en de samenhang tussen functionele knelpunten.
Basisaanpak en netwerkaanpak
Bij het bepalen van oplossingsrichtingen en maatregelen wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden om de doorstroming op, en de uitstroom vanaf, het primaire netwerk te verbeteren (basisaanpak). Vervolgens wordt gekeken welke aanpak op netwerkniveau mogelijk is (netwerkaanpak). Voor het bepalen van de oplossingsrichtingen worden de functionele knelpunten per wegtype bekeken.
Bij het bepalen van oplossingsrichtingen en maatregelen wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden om de doorstroming op, en de uitstroom vanaf, het primaire netwerk te verbeteren (basisaanpak). Vervolgens wordt gekeken welke aanpak op netwerkniveau mogelijk is (netwerkaanpak). Voor het bepalen van de oplossingsrichtingen worden de functionele knelpunten per wegtype bekeken.
De basisaanpak zorgt er voor dat de functionele knelpunten worden opgelost door de doorstroming op het primaire netwerk en de uitstroom vanaf het primaire netwerk te verbeteren. Bij de netwerkaanpak wordt er op netwerkniveau gekeken naar de samenhang tussen de functionele knelpunten. Daarbij worden oplossingen aangedragen gericht op informeren (met als doel het realiseren van een gelijkmatige verdeling over het primaire netwerk) en sturen (met als doel het beheersen van de instroom naar het primaire netwerk).
Deze aanpak van de functionele knelpunten kan inhouden dat in eerste instantie niet alle doorstromingsknelpunten uit de bereikbaarheidsopgave in de regio worden aangepakt.
Immers, niet alle doorstromingsknelpunten komen voor op wegvakken waar zich functionele knelpunten voordoen. Die ‘overige’ doorstromingsknelpunten vragen om een lokale aanpak.
Operationele inzet van maatregelen
De operationele inzet van de maatregelen is gebaseerd op drie uitgangspunten:
De operationele inzet van de maatregelen is gebaseerd op drie uitgangspunten:
- regelen vindt plaats in het gehele netwerk, integraal en in samenhang: overal in het netwerk kunnen maatregelen worden ingezet om gezamenlijk het verkeer te regelen;
- zoveel mogelijk eerst de ‘honingmaatregelen’ en pas daarna de ‘azijnmaatregelen’: dus eerst maatregelen als rerouten, doorstroming optimaliseren en uitstroom bevorderen en daarna pas maatregelen als instroom beperken;
- het regelen is er opgericht de verkeersafwikkeling beheerst en geleidelijk terug te laten vallen in kwaliteit: dus niet ineens de instroom op een locatie rigoureus beperken, maar eerst een beetje, dan worden er andere maatregelen ingezet en daarna pas wordt de instroom verder beperkt.
Deze drie uitgangspunten kunnen voor een regio worden vertaald in een regelfilosofie en vormen samen met de prioriteitenkaart, de functies van wegen, de bijschakelcondities van de ondersteunende wegen en de keuze- en stuurpunten de basis voor het operationeel netwerkbreed regelen.