Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

WIU 2020 – Werken op autosnelwegen
Deze tekst is gepubliceerd op 28-04-20

I. Begrippenlijst en verkeersborden

Actieraam (of actieframe)
Rood-wit gestreept rechthoekig raamwerk met daarbinnen ruimte voor een tijdelijk informatiebord, één of twee (RVV-)borden en/of een verlichte pijlfiguratie. Het raamwerk is voorzien van een gestandaardiseerde roodwitte afbeelding in retroreflecterend materiaal. Actieramen worden gebruikt in de inleidende bebording en in de afzetting, zowel stationair als rijdend.
Actiewagen
Al dan niet getrokken voertuig met een rood-wit actieraam, voorzien van verkeerstekens, dat wordt gebruikt bij afzettingen van rijstroken als aanduiding van de nulpuntinrichting (begin van het afgesloten rijstrookdeel). De actiewagen is voorzien van één of twee verkeersborden en/of een verlichte pijlfiguratie (pijl schuin naar links- of rechtsonder).
Een verdrijfwagen of chevronwagenwordt toegepast bij werkzaamheden op één of meer rechter- of linkerrijstroken op een autosnelweg waarbij het verkeer naar een naastgelegen vrije rijstrook wordt geleid en waarbij het aantal voor het verkeer beschikbare rijstroken gelijk blijft. De pijlfiguratie bestaat dan uit twee verlichte chevronpijlen.
Een splitsingswagen wordt toegepast bij werkzaamheden waarbij het verkeer langs weerszijden van het werkvak wordt geleid of in splitsingspunten van contraflowsystemen waarbij een deel van het verkeer over de andere rijbaan wordt geleid.
Adaptatie
In deze context: aanpassing van het visuele waarnemingsvermogen aan plotselinge veranderingen in lichtsterkte. Bij werk in uitvoering is adaptatie vooral relevant bij overgangen van rijbaanverlichting en/of werkvakverlichting naar duisternis (de overgang in omgekeerde richting verloopt gemakkelijker).
Afschermingsafstand
Horizontale, kortste afstand tussen de verkeersruimte en de voorzijde van een afschermingsvoorziening.
Afschermingsvoorziening
Voertuigkering (geleiderailconstructie, barrier, voertuigkerende leuning of obstakelbeveiliger) die tot doel heeft obstakels of gevarenzones af te schermen voor uit de koers geraakte voertuigen.
Alternerende lichten
Verlichting waarbij de lampen afwisselend aan- en uitgaan. Alternerende lichten worden toegepast op actieramen van actiewagens, voorwaarschuwingswagens en werkvoertuigen. De alternerende verlichting bestaat uit vier gele waarschuwingslichten, die paarsgewijs verticaal alternerend knipperen (bovenste twee lichten aan, onderste twee lichten uit, enzovoort).
Andreasstrips
Gele of witte kunststof strips met reflectoren, die op de verharding worden aangebracht bij afzettingen op rijstroken en vluchtstroken.
Andreasstrips hebben een zodanige massa en vastheid dat zij niet van hun plaats schuiven als eroverheen wordt gereden. Andreasstrips worden toegepast om weggebruikers er extra op te attenderen dat zij de nulpuntinrichting van de afzetting (bijvoorbeeld een actiewagen) of een obstakel op de vluchtstrook (bijvoorbeeld een vluchtstrookwagen, een tekstwagen of tijdelijke rijstrooksignalering) naderen.
ASI-waarde
Waarde volgens de Acceleration Severity Index, grootheid die de kans op letsel aan inzittenden van voertuigen uitdrukt.
Bakenschild (of baakschild)
Rechthoekig schild voorzien van diagonaal lopende rode en witte strepen.
Bakenschilden zijn een onderdeel van een geleidebaak. Ook worden ze gebruikt bij elementenmarkering.
Barrier
Constructie ter afscherming van een gevarenzone of ter beperking van de risico’s daarin. Voertuigkering bestaande uit een geleidingswand van beton, staal of kunststof met een speciale profilering van het aanrijdingsvlak.
Best practice
Techniek, werkmethode of activiteit die zich als effectiever heeft bewezen dan enige andere techniek, methode etc.
Botsabsorber (of botskussen)
Voorziening aan de achterzijde van een (mobiel) obstakel (zoals een verzwaarde actiewagen of een tijdelijke rijstrooksignalering/mobiele rijstrookinformatie), die de weggebruiker in geval van een botsing met dit (mobiele) obstakel moet beschermen. Het aanrijdende voertuig wordt op een gecontroleerde manier tot stilstand gebracht, zodat ernstig letsel voor inzittenden kan worden voorkomen.
Buitenberm
Wegberm tussen de grens van het platform en de buitengrens van de verharde zijstrook of van de rijbaan, als er geen verharde zijstrook is.
Chevronwagen
Zie: Actiewagen.
Contraflowsysteem
Afzettingssysteem op dubbelbaanswegen waarbij al het verkeer over één van de twee rijbanen wordt geleid (aangeduid met 2-0, 4-0, enzovoort) of waarbij een deel van het verkeer over de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer wordt geleid (aangeduid met 3-1, 4-2, enzovoort).
Discontinuïteit
Verstoring van het doorgaande wegprofiel (alignement), bijvoorbeeld versmalde viaducten, tunnels, krappe boogstralen, hellingen en toe- en afritten.
Draagkrachtige berm
Buitenberm met voldoende draagkracht voor een zware personenauto met een maximale insporing van 20 tot 40 millimeter.
Duisternis
De periode tussen zonsondergang en zonsopkomst.
Dynamische werkzaamheden
Wegwerkzaamheden die zich continu verplaatsen in de richting van de verkeersstroom.
Eindewagen
Al dan niet getrokken voertuig met een rood-wit actieraam, voorzien van een verkeersbord, dat wordt gebruikt als aanduiding van het einde van de rijdende afzetting.
Elementenmarkering
Markering die bestaat uit langwerpige elementen, veelal van kunststof gemaakt, die in lengterichting aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Op de elementen worden verticale kunststof bakenschilden bevestigd, waarvan de uitvoering en afbeelding zijn afgeleid van degeleidebaak.
Geleidebaken
Rechthoekig schild (baakschild), ongeveer 1 meter hoog en 0,25 meter breed, voorzien van diagonaal lopende rode en witte strepen.
Een geleidebaken dient voor het geleiden van het verkeer bij rijstrookverlegging of rijbaanversmalling en wordt zo geplaatst dat de rode en witte strepen schuin aflopen in de richting van de te berijden rijstrook/rijstroken.
Wanneer de geleidebakens voor verkeer in twee richtingen zichtbaar moeten zijn, worden zij voorzien van twee ruggelings bevestigde baakschilden of afbeeldingen.
Geleidebakens worden gebruikt voor langsafzettingen van werkvakken.
Geleideconstructie
Constructie voor fysieke geleiding van motorvoertuigen die uit de koers zijn geraakt, ter afscherming van een gevarenzone en ter beperking van de letselkans van de inzittenden van betrokken voertuig(en) en derden. Een geleideconstructie kan zowel een geleiderail, een barrier als een voertuigkerende leuning zijn.
Hoofdbaan
Rijbaan voor doorgaand snelverkeer. Een hoofdbaan zorgt voor continuïteit van de belangrijkste, doorgaande verkeersstromen.
Informatieborden (aanduidingsborden)
Borden die de weggebruikers informeren over de veranderde wegsituatie stroomafwaarts. Deze borden maken deel uit van de inleidende bebording en zijn uitgevoerd in zwarte tekst en/of symbolen op een gele retroreflecterende achtergrond.
Invloedssfeer van de weg
De afstand tussen werkruimte en reguliere verkeersruimte waarbinnen tijdelijke verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn.
Maximumsnelheid
Hoogste rijsnelheid die de wet toestaat.
Middenberm
Berm tussen twee hoofdrijbanen met tegengestelde rijrichtingen.
Mobiele rijstrooksignalering (MRS) )
Zie: Tijdelijke rijstrooksignalering (TRS)
Nulpunt
Punt waar de werkruimte begint.
Object
Herkenbaar voorwerp.
Objectafstand
Horizontale, kortste afstand tussen de binnenkant van de kantstreep, deelstreep of blokmarkering en een object.
Obstakel
Voorwerp, beplantingselement of dwarsprofielelement dat bij aanrijding ernstige schade aan een voertuig en/of (dodelijk) letsel aan de inzittenden kan veroorzaken.
Obstakelbeveiliger
Constructie ter afscherming van een obstakel, die botsingsenergie kan absorberen en bij aanrijding voertuigen met zo min mogelijk schade van richting doet veranderen of tot stilstand brengt.
Obstakelvrije zone
Gebied buiten de kantstreep, blokmarkering of verharding waarin geen obstakels mogen voorkomen (gebied zonder gevarenzone).
Ontwerpsnelheid
Gekozen snelheid die maatgevend is voor de vormgeving van de weg en de ontwerpelementen, zodat bestuurders van voertuigen, indien niet gehinderd door het overige verkeer, bij die snelheid veilig en comfortabel kunnen rijden.
Opvallend werkvoertuig
Werkvoertuig dat is uitgerust met zwaailichten, een actieraam en gele alternerende verlichting.
Overgang (in geleideconstructie)
Plaats met belangrijke wijzigingen in de eigenschappen van de geleideconstructie of plaats waar de positie van de afschermingsvoorziening in het dwarsprofiel verandert.
Parallelbaan
Rangeerbaan die zich uitstrekt over twee of meer knooppunten en/of aansluitingen.
Praktijkvoorbeeld
Voorbeeld van de werkelijkheid zoals die zich voordoet.
Prestatieklasse
Kerend vermogen van een afschermingsvoorziening bij aanrijding door bepaalde ontwerpvoertuigen onder bepaalde omstandigheden conform NEN-EN 1317.
Principe
Maatregel die als regel wordt aangenomen en wordt beschreven op functioneel niveau.
Profiel van vrije ruimte
Verkeersruimte vermeerderd met obstakelvrije, voor het verkeer passeerbare ruimte naast de rijbaan.
Rangeerbaan
Rijbaan van een knooppunt of aansluiting, evenwijdig lopend aan een hoofdbaan en beginnend en eindigend op die hoofdbaan, waarop invoeg-, uitrij- en weefbewegingen kunnen plaatsvinden. Een rangeerbaan beperkt zich tot één knooppunt of aansluiting.
Redresseerstrook
Verharde strook van beperkte breedte (inclusief de kantstreep), gelegen naast de buitenste rijstrook en bedoeld om weggebruikers gelegenheid te geven hun koers te corrigeren.
Rijbaan
Aaneengesloten deel van de wegverharding dat bestemd is voor rijdend verkeer en dat begrensd wordt door twee opeenvolgende begrenzingen in de vorm van kantstreep, overgang verharding of overgang verhard/onverhard. (Ter toelichting: De vluchtstrook is geen onderdeel van de rijbaan.)
Rijbaan- of rijstrookversmalling
Heringedeeld dwarsprofiel waarbij de rijbaan of rijstroken (tijdelijk) zijn versmald.
Rijbaanverlegging
Heringedeeld dwarsprofiel waarbij de volledige rijbaan is verschoven.
Rijbaanverlichting
Verlichting van de rijbaan, waardoor de waarneming van de weg- en verkeerssituatie vereenvoudigt. Door de rijbaanverlichting zijn wegverloop, rijbaan, markering, bebakening, objecten en andere verkeersdeelnemers bij duisternis eerder als zodanig herkenbaar dan met uitsluitend het (dim)licht van het voertuig.
Bij wegwerkzaamheden heeft rijbaanverlichting betrekking op de (tijdelijke) verlichting van de rijbaan voor en langs de werkzaamheden; deze maakt de afzetting en het verloop van de (tijdelijke) rijbaan ook bij duisternis voldoende zichtbaar voor de weggebruikers.
Rijdende afzetting
Mobiel systeem van afzetting voor dynamische werkzaamheden of kortdurende statische werkzaamheden.
Rijstrookbreedte
Afstand gemeten tussen de binnenkant van de kantstreep en het hart van de deelstreep.
Rijstrooksignalering
Verkeerssignalering bestaande uit kruisen en verdrijfpijlen in verdwijnuitvoering boven de rijstroken.
Rijstrookverlegging
Heringedeeld dwarsprofiel waarbij de rijloper en de rijstrook/rijstroken binnen de beschikbare verhardingsbreedte zijn verschoven.
Signaalkleding (veiligheidskleding)
Kleding die gedragen moet worden bij wegwerkzaamheden. Signaalkleding is uitgevoerd in een fluorescerende kleur en voorzien van een retroreflecterende markering met als doel de wegwerker beter zichtbaar te maken voor de weggebruikers, zowel bij daglicht als bij duisternis. Signaalkleding behoort tot de persoonlijke beschermingsmiddelen van de wegwerkers.
Slinger (uitbuiging)
Overgang van een normaal dwarsprofiel naar een heringedeeld dwarsprofiel, waarbij de rijloper en de rijstrook/rijstroken naar links of rechts zijn verschoven.
Bij een slinger vindt de verschuiving vaak plaats over minimaal één rijstrook en/of naar een andere rijbaan. Bij een uitbuiging is de verschuiving vaak minder ver en/of blijft deze binnen de beschikbare verhardingsbreedte.
Splitsingswagen
Zie: Actiewagen.
Standaardmaatregel
Geijkte (lees: onderzochte, getoetste en goed bevonden) maatregel waarvan een groep mensen met elkaar heeft afgesproken dat ze hem zullen gebruiken. De afspraken worden vastgelegd in een document, waarin de specificaties staan beschreven.
Stationaire afzetting
Systeem van afzetting voor statische werkzaamheden. Stationaire afzettingen kunnen ook gebruikt worden bij dynamische werkzaamheden die zich langzaam verplaatsen en waarbij wegwerkers in het werkvak aanwezig zijn (buiten de machines of andere werkvoertuigen).
Statische werkzaamheden
Werkzaamheden op een (min of meer) vaste plek, waarbij de afzetting niet of nauwelijks wordt verplaatst.
Tekstwagen
Al dan niet getrokken voertuig met een rood-wit actieraam, voorzien van een informatiepaneel dat bij wegwerkzaamheden en calamiteiten wordt toegepast. Er zijn uitvoeringen waarmee naast teksten ook symbolen of figuren kunnen worden weergegeven.
Tussenwagen
Al dan niet getrokken voertuig met een rood-wit actieraam, voorzien van een verkeersbord, dat wordt gebruikt bij afbakening van lange werkvakken bij rijdende afzettingen.
Tijdelijke rijstrooksignalering (TRS)
Een tijdelijke installatie met twee of meer signaalgevers boven de weg. De tijdelijke rijstrooksignalering (TRS) is ontwikkeld om rijstroken af te zetten op twee- en driestrooksrijbanen op autosnelwegen die niet zijn voorzien van permanente verkeerssignalering.
De mobiele rijstrooksignalering (MRS) is een verplaatsbare TRS met een beweegbare en/of uitschuifbare giek waarop twee of drie signaalgevers zijn gemonteerd die boven de rijstroken worden gedraaid. De installatie kan worden uitgevoerd als dieplader of als skid (wisselbak).
Naast deze mobiele installaties kunnen ook andere uitvoeringen als tijdelijke rijstrooksignalering worden toegepast, bijvoorbeeld een tijdelijk portaal met signaalgevers of een tijdelijke zweepmast met draaibare giek en signaalgevers die naast de verharding wordtgeplaatst.
Uitbuiging
Zie: Slinger.
Vast voorwerp
Elk object dat in de grond is bevestigd. Voorbeelden zijn praatpalen, wegwijzers, (licht)masten en bomen.
Veiligheidsruimte
Het gebied binnen het werkvak dat is gelegen voor, naast en voorbij de werkruimte. Hierin mogen zich geen medewerkers, materieel of materiaal bevinden, met uitzondering van het werkverkeer dat naar of van de werkruimte rijdt en wegwerkers die de afzetting plaatsen, onderhouden en verwijderen.
Verbindingsweg
Rijbaan (geen hoofdbaan, rangeerbaan of parallelbaan) die in een kruispunt of bij niet-samenkomende wegen de verbinding vormt tussen twee rijbanen. Ook toeritten, afritten en lussen zijn verbindingswegen.
Verdrijfwagen
Zie: Actiewagen.
Verharding (of wegverharding )
De voor het verkeer aangebrachte verhardingsconstructie.
Verkeerskegel
Kegelvormig voorwerp ter geleiding van het verkeer, bestaande uit een samenstel van een afgeknotte cirkelkegel en een voetplaat. De voetplaat is zo geconstrueerd dat de kegel bij omvallen niet kan rollen. Verkeerskegels worden gebruikt voor langsafzetting van werkvakken en ter bescherming van vers aangebrachte verfstrepen bij markeringswerkzaamheden. De verkeerskegels zijn voorzien van horizontale rode en witte banden in retroreflecterend materiaal.
Verkeerskundig ontwerp
Verkeerskundig onderzoek naar en beoordeling van de benodigde tijdelijke verkeersmaatregelen.
Verkeersmaatregel
Al dan niet tijdelijke maatregel voor de toepassing van verkeerstekens en/of het toevoegen of wijzigen van wegmarkeringen op of langs de weg.
In geval van werk in uitvoering op of langs de weg is sprake van tijdelijke verkeersmaatregelen die het verkeer op een dusdanige wijze moeten geleiden dat de wegwerkers in de gelegenheid zijn hun werk op veilige wijze uit te oefenen.
Verkeersmaatregelenplan
Gedetailleerd werkplan. Praktische vertaling van het verkeerskundig ontwerp naar de opzet, instandhouding en verwijdering van (project)specifieke verkeersmaatregelen.
Verkeersruimte
De ruimte op de rijbaan die naast het werkvak overblijft voor het verkeer. Deze ruimte bestaat uit de benodigde fysieke ruimte voor het ontwerpvoertuig of de ontwerpvoertuigen, vermeerderd met de benodigde ruimte voor de horizontale en verticale bewegingen tijdens het rijden.
Verkeerssignalering
Onderdeel van de wegbebakening waarmee door middel van optische signalen, afhankelijk van de verkeerssituatie, de afwikkeling van het verkeer wordt beïnvloed.
Verzwaarde actiewagen
Voertuig met een massa van ten minste 10.000 kg (eigen gewicht, inclusief botsabsorber en actieraam). Op de achterzijde van het voertuig staat een rood-wit actieraam.
Vluchtruimte
Ruimte naast de vluchtstrook en direct grenzend aan de verharding, bestemd voor gestrande voertuigen, om de vluchtstrook zo veel mogelijk te kunnen vrijhouden.
Vluchtstrook
Verharde strook langs de rijbaan, waarop uitsluitend in bijzondere gevallen of in geval van nood mag worden gereden of gestopt.
Vluchtstrookwagen
Al dan niet getrokken voertuig met rood-wit actieraam, voorzien van verkeerstekens, dat wordt gebruikt bij afzettingen van vluchtstroken langs autosnelwegen als aanduiding van de nulpuntinrichting (begin van de afgesloten rijstrook).
Vluchtzone
Gebied naast de rijbaan bestaande uit kantstreep, vluchtstrook en vluchtruimte.
Voorwaarschuwingswagen
Waarschuwingswagen waarop verandering van verkeersregels wordt aangekondigd, inclusief de afstand tot het punt van verandering.
Al dan niet getrokken voertuig met een rood-wit actieraam, voorzien van verkeerstekens en/of gele aanduidingsborden, dat wordt gebruikt als inleidende bebording bij rijdende afzettingen.
Vrije ruimte
Veiligheidsruimte tussen de werkruimte en de langsafzetting in een werkvak. Het doel van de vrije ruimte is het vergroten van de indirecte veiligheid van de wegwerker. De vrije ruimte vergroot de afstand tussen langsrijdend verkeer en de wegwerker en voorkomt dat wegwerkers bij een misstap in het verkeer terecht komen.
Waarschuwingshek
Samenstel van twee horizontaal geplaatste planken met een rood-wit geblokte afbeelding in retroreflecterend materiaal. De afbeelding bestaat per plank uit drie of vijf blokken, waarbij de buitenste blokken altijd rood zijn. Waarschuwingshekken worden gebruikt als aanduiding van de nulpuntinrichting (begin van de afgesloten rijstrook of het beginpunt van het werkvak) en worden afhankelijk van de werkzaamheden op de rijbaan of in de berm geplaatst. Boven het waarschuwingshek kunnen, afhankelijk van de situatie, één of twee verkeersborden worden aangebracht.
Werkende breedte
Breedte van de afschermingsvoorziening vermeerderd met de dynamische uitbuigingsruimte in een bepaalde prestatieklasse. Deze breedte is productafhankelijk.
Werk in uitvoering
Situatie waarbij werkzaamheden plaatsvinden op, boven, naast of in de nabijheid van de weg. Hieronder vallen ook meet- en inspectiewerkzaamheden.
Werkruimte
Gebied binnen het werkvak waar wegwerkers werkzaamheden mogen uitvoeren en waar materiaal en materieel mogen worden geplaatst. Ook de draairuimte van machines en de loop- en vluchtruimte voor de wegwerkers vallen binnen de werkruimte.
Werkvak
Bebakend en afgezet gedeelte van een rijbaan, waarbinnen werkzaamheden worden uitgevoerd. Het werkvak bestaat uit werkruimte, veiligheidsruimte en vrije ruimte.
Werkvakverlichting
Verlichting van het werkvak, die als doel heeft de werkzaamheden ook bij duisternis goed en veilig te kunnen uitvoeren. Werkvakverlichting moet ook voorkomen dat weggebruikers die het werkvak naderen en passeren in verwarring worden gebracht of worden verblind door schijnwerpers en/of de eigen verlichting van werkvoertuigen in het werkvak.
Veelgebruikte verkeersborden en verkeerstekens
RVV-nummer Verkeersbord Omschrijving
A1 Maximumsnelheid
A2 Einde maximumsnelheid
D2 Gebod voor alle bestuurders het voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft
F2 Einde verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen
F8 Einde voor alle door verkeersborden aangegeven verboden
F9 Einde van alle op een elektronische signaleringsbord aangegeven verboden
J16 Werk in uitvoering
L7 Aantal doorgaande rijstroken