III. Risicoafweging bij zeer kortdurende werkzaamheden
III.1 Risicoafweging
Bij het bepalen van maatregelen voor zeer kortdurende werkzaamheden is het van belang dat zowel het aanrijdrisico voor de wegwerkers als de risico’s voor de weggebruikers zo veel mogelijk worden beperkt. Verder moet ook de hinder voor het verkeer minimaalzijn.
Wegwerkzaamheden in het algemeen, en de zeer kortdurende wegwerkzaamheden in het bijzonder, zijn en blijven risicovolle activiteiten. Maar ook het plaatsen en verwijderen van de maatregelen bij wegwerkzaamheden brengen risico’s met zich mee. Dit houdt in dat de maatregelen zodanig moeten zijn, dat de aanrijdrisico’s voor de wegwerkers bij het uitvoeren van de feitelijke wegwerkzaamheden in verhouding staan tot de aanrijdrisico’s die de wegwerkers lopen bij het plaatsen en verwijderen van de maatregelen. Of anders gezegd: voor de wegwerkers moeten de aanrijdrisico’s in de situatie met maatregelen per saldo lager zijn dan in de situatie zonder maatregelen.
[ link ]
Figuur III-1. Risicoafweging zeer kortdurende werkzaamheden
Het gaat dus niet om de vraag of de moeite en inspanningen die worden gepleegd om maatregelen te plaatsen en te verwijderen als nuttig en noodzakelijk worden ervaren, maar om de vraag of de risico’s bij het plaatsen, werken en verwijderen in totaal tot een acceptabel geacht minimum kunnen worden beperkt. Voor het creëren van een veilige werkplek geldt dus niet: maatregelen ‘koste wat het kost’, maar ‘in alle redelijkheid’. Voor de zeer kortdurende werkzaamheden houdt dit in dat een risicoafweging moet plaatsvinden aan de hand van de volgende vragen (bij deze afweging wordt ook gekeken naar de risico’s voor de weggebruikers):
- Wat zijn de aanrijdrisico’s bij de feitelijke werkzaamheden zonder maatregelen?
- Welke standaardmaatregelen zijn voorgeschreven?
- Welke aanrijdrisico’s kunnen worden voorkomen door de standaardmaatregelen te nemen en welke risico’s blijven bestaan?
- Wat zijn de aanrijdrisico’s bij het plaatsen en verwijderen van de maatregelen?
- Zijn de aanrijdrisico’s met maatregelen per saldo lager dan de aanrijdrisico’s zonder maatregelen?
- Zijn de blijvende aanrijdrisico’s voor de wegwerkers minimaal en aanvaardbaar?
- Zijn de risico’s voor de weggebruikers minimaal en aanvaardbaar?
Pas als het antwoord op vraag e positief is, wordt met vraag f getoetst of de blijvende risico’s voor de wegwerkers voor die situatie minimaal en ook aanvaardbaar zijn. De blijvende risico’s zijn niet aanvaardbaar als er nog andere maatregelen denkbaar zijn die de risico’s verder kunnen verkleinen.
Tot slot moet worden getoetst of de risico’s voor de weggebruikers minimaal en aanvaardbaar zijn. Aandachtspunt daarbij is het uitwijkgedrag van de weggebruikers. Met name bij werkzaamheden direct naast de rijbaan met de afzetting op de rand van de rijbaan, bestaat het risico dat weggebruikers in meer of mindere mate naar links uitwijken als zij langs de afzetting en dus het werkvak rijden. Bij de afweging van de risico’s moet hiermee terdege rekening worden gehouden.
Zolang het antwoord op (een van) de vragen e, f en g negatief is, moet worden gezocht naar een (aanvullende) maatregel die ervoor zorgt dat de overblijvende risico’s voor wegwerkers en weggebruikers aanvaardbaar zijn. III.2 Formuleren van de risico’s
Om de aanrijdrisico’s voor de wegwerkers te kunnen afwegen, moeten deze goed in beeld worden gebracht, zowel voor de feitelijke werkzaamheden (met en zonder maatregelen), als voor het plaatsen en verwijderen van de maatregelen. De aanrijdrisico’s zijn sterk afhankelijk van lokale factoren en daarom niet te beschrijven in algemeen geldende risiconiveaus. Er zijn wel uitzonderingen, zoals het werken achter een voertuigkerende scheiding (langsafzetting) bij statische werkzaamheden; achter een voertuigkerende barrier is het aanrijdrisico minimaal en vergelijkbaar met het werken buiten de obstakelvrije zone.
Om toch de aanrijdrisico’s te kunnen afwegen, kunnen zij per onderscheidende factor worden vergeleken. Daarbij gaat de aandacht met name uit naar:
- de tijdsduur van de feitelijke werkzaamheden en van het plaatsen en verwijderen van de maatregel;
- de afstand tussen de wegwerkers en het verkeer bij het uitvoeren van de feitelijke werkzaamheden en bij het plaatsen en verwijderen;
- de mate van afscherming van de wegwerkers met (en zonder) maatregelen;
- het wel of niet aanwezig zijn van wegwerkers buiten de werkvoertuigen.
Het nemen van maatregelen is pas dan effectief als het totaal van de (overblijvende) aanrijdrisico’s kleiner is dan de aanrijdrisico’s zonder maatregelen. De andere factoren die bepalend zijn voor de aanrijdrisico’s (wegtype en snelheid van het verkeer) zijn in de meeste situaties niet verschillend voor de standaardmaatregel en voor de aangepaste maatregel.
Dat de tijdsduur van de werkzaamheden bepalend is voor de aanrijdrisico’s, is evident. Bij werkzaamheden in vergelijkbare situaties is de kans op een ongeval bij 60 minuten werken nu eenmaal veel groter dan bij 10 minuten werken.
Bij werkzaamheden op enige afstand van de rijbaan (binnen de obstakelvrije zone) zijn de aanrijdrisico’s (per tijdseenheid) voor de wegwerkers tijdens het uitvoeren van de feitelijke werkzaamheden lager dan de aanrijdrisico’s (per tijdseenheid) voor de wegwerkers die de maatregelen moeten plaatsen en verwijderen. Dit gebeurt immers op de rand van de rijbaan of net naast de rijbaan en de wegwerkers bevinden zich dan op kortere afstand van het verkeer. Vijf minuten op de rand van de rijbaan en dicht bij het verkeer werken brengt meer risico’s met zich mee dan vijf minuten op enige afstand van de rijbaan werken.
Het aanrijdrisico wordt verminderd als de werkzaamheden worden afgeschermd door een afzetting of als er in de luwte van een werkvoertuig wordt gewerkt. De mate waarin de afzetting voertuigen weert, is uiteraard medebepalend: een voertuigkerende barrier houdt een uit de koers rakend voertuig tegen, een afzetting bestaande uit verkeerskegels of geleidebakens niet.
Het aanrijdrisico voor wegwerkers buiten de werkvoertuigen is groter dan het aanrijdrisico voor wegwerkers binnen de werkvoertuigen. Bij het plaatsen en verwijderen van inleidende bebording, nulpunt en langsafzetting komen de wegwerkers buiten het werkvoertuig. Dit houdt in dat voor werkzaamheden met alleen wegwerkers in de werkvoertuigen bij voorkeur geen stationaire afzetting wordt toegepast (alleen als het niet anders kan). Werkzaamheden waarbij de wegwerkers niet uit de werkvoertuigen komen, zijn veelal dynamische werkzaamheden waarvoor rijdende afzettingen worden toegepast.
Voorbeeld
Op een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met verkeer in twee richtingen, een Vmax = 50 km/h en een parkeerstrook langs de rijbaan, moet een verkeersbord worden vervangen. Het verkeersbord staat op circa 2,50 meter naast de kant van de rijbaan (net naast de parkeerstrook). Conform de richtlijnen dient standaardmaatregel 1303b (zonder voorwaarschuwing) te worden genomen (werkvoertuig met actieraam op parkeerstrook, langsafzetting op de rand van de rijbaan en waarschuwingshek).
In dit voorbeeld wordt verder uitgegaan van de volgende aannames:
- Het demonteren van het beschadigde verkeersbord en het bevestigen van het nieuwe verkeersbord gaat circa 10 minuten duren.
- De wegwerkers zijn circa 3 minuten bezig met het plaatsen, en circa 2 minuten met het verwijderen van de afzetting; in totaal dus 5 minuten.
- De risicoscore voor wegwerkers zonder maatregel is twee keer zo groot als bij het werken met maatregel (achter een langsafzetting of in de luwte van een werkvoertuig).
- De risicoscore bij het plaatsen en verwijderen is drie keer zo groot als bij het werken op enige afstand naast de rijbaan.
Deze aannames leiden tot de vertaling naar aanrijdrisico’s, uitgedrukt in de tijdsduur van blootstelling aan deze risico’s, zoals weergegeven in tabel III1.
Tabel III-1. Aanrijdrisico’s vervangen verkeersbord
tijdsduur | risicoscore | risico | totaal zonder maatregel | totaal met maatregel | |
aanrijdrisico’s zonder maatregelen | 10 min. | 2 | 20 min. | 20 min. | |
aanrijdrisico’s met standaardmaatregel | 10 min. | 1 | 10 min. | 10 min. | |
aanrijdrisico’s plaatsen en verwijderen | 5 min. | 3 | 15 min. | 15 min. | |
totaal zonder/met maatregel | 20 min. | 25 min. |
In dit voorbeeld wegen de aanrijdrisico’s met maatregelen per saldo dus niet op tegen de aanrijdrisico’s zonder maatregelen. Dit betekent overigens niet dat er geen maatregelen noodzakelijk zijn. Er moet eerst nog getoetst worden of de overblijvende risico’s minimaal en aanvaardbaar zijn. Dit kan door te onderzoeken of andere maatregelen mogelijk zijn.
Voor genoemde werkzaamheden kan ook in de luwte van het voertuig worden gewerkt. Inleidende bebording en langsafzetting blijven daarbij achterwege; het aanrijdrisico als gevolg van het plaatsen en verwijderen van deze bebording komt hierdoor te vervallen. Deze alternatieve maatregel leidt tot de vertaling naar aanrijdrisico’s zoals weergegeven in tabel III2.
Tabel III-2. Aanrijdrisico’s vervangen verkeersbord
tijdsduur | risicoscore | risico | totaal zonder maatregel | totaal met maatregel | |
aanrijdrisico’s zonder maatregelen | 10 min. | 2 | 20 min. | 20 min. | |
aanrijdrisico’s met standaardmaatregel | 10 min. | 1,2 | 12 min. | 12 min. | |
aanrijdrisico’s plaatsen en verwijderen | n.v.t. | ||||
totaal zonder/met maatregel | 20 min. | 12 min. |
[ link ]
Figuur III-2. Visuele weergave aanrijdrisico’s
Uit tabel III2 kan worden afgeleid dat de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met de alternatieve maatregel (werken in de luwte van een werkvoertuig), omdat deze een aanmerkelijke verbetering bewerkstelligt ten opzichte van de aanrijdrisico’s in de situatie zonder maatregel. Vervolgens moet nog worden getoetst of de risico’s voor de weggebruikers minimaal en aanvaardbaar zijn. In deze situatie staat de afzetting op de parkeerstrook, buiten de verkeersruimte van het verkeer; de risico’s voor de weggebruikers zijn dan minimaal.
In dit voorbeeld is gewerkt met globale indicaties voor de tijdsduur van de werkzaamheden en aannames voor de toekenning van risicoscores. Voor het bepalen van de risicoscores zijn basisgegevens nodig over de risico’s die wegwerkers lopen bij het uitvoeren van de feitelijke werkzaamheden en bij het plaatsen en verwijderen van maatregelen. Het ontbreekt echter aan voldoende en statistisch verantwoorde basisgegevens om aan werkzaamheden risicoscores te kunnen toekennen (en deze te kunnen onderbouwen) die in alle situaties kunnen worden toegepast. Met andere woorden, in de praktijk moet voor de afweging van de aanrijdrisico’s een inschatting worden gemaakt van de risicoscores, zeker in situaties waarin de factoren tijdsduur en afscherming niet voldoende zijn om te kunnen bepalen of aanpassing van de maatregelen mogelijk is.
Het moge duidelijk zijn dat afzettingen die (vrijwel) zonder extra aanrijdrisico’s kunnen worden geplaatst en verwijderd, zoals in dit voorbeeld bij het werken in de luwte van een werkvoertuig, per saldo altijd minder aanrijdrisico’s voor de wegwerkers met zich meebrengen dan wanneer er wordt gewerkt zonder maatregelen. III.3 Voorbeeld methode risico-evaluatie bij wegwerkzaamheden
Bij wegwerkzaamheden kunnen wegwerkers worden aangereden door het verkeer en kunnen weggebruikers in gevaar komen door de werkzaamheden. Gevaarlijke situaties leiden tot risico’s als mensen aan het gevaar blootgesteld worden en als er sprake is van effecten die kunnen optreden na blootstelling aan de gevarenbron.
In de risicoevaluatie wordt de omvang van de risico’s bepaald door de gevaren in kaart te brengen en te bepalen of deze gevaren tot risico’s kunnen leiden. Voor het bepalen van de omvang van de risico’s bestaan diverse wegingsmethodes (ranking methodes). Een veel gebruikte methode voor het wegen van risico’s is het model van Fine & Kinney. Bij het bepalen van de grootte van het risico wordt in dit model gewerkt met de variabelen kans (K) en effect (E), waarbij de kans wordt bepaald door de waarschijnlijkheid (W) en de blootstellingsfrequentie (B).
In formulevorm:
R = K x E | (risico = kans x effect). |
K = W x B | (kans = waarschijnlijkheid x blootstellingsfrequentie). |
R = W x B x E | (risico = waarschijnlijkheid x blootstellingsfrequentie x effect) |
waarin:
W = de waarschijnlijkheid dat een bepaald risicoscenario optreedt;
B = de duur en frequentie van de blootstelling aan de gevaarlijke situatie;
E = het effect (materiële, financiële of milieuschade, lichamelijk letsel en/of imagoschade).
W = de waarschijnlijkheid dat een bepaald risicoscenario optreedt;
B = de duur en frequentie van de blootstelling aan de gevaarlijke situatie;
E = het effect (materiële, financiële of milieuschade, lichamelijk letsel en/of imagoschade).
Voor de berekeningen van de risicoscore worden de volgende waarden gebruikt:
Ranking waarschijnlijkheid (W) | |
0,1 | Zeer onwaarschijnlijk |
0,2 | Praktisch onmogelijk (nooit van gehoord binnen de bedrijfstak/branche) |
0,5 | Denkbaar (wel gehoord binnen de bedrijfstak/branche) |
1 | Denkbaar, niet waarschijnlijk (laatste 10 jaar niet binnen het bedrijf) |
3 | Mogelijk (in de laatste jaren binnen het bedrijf wel eens gebeurd) |
6 | Zeer wel mogelijk |
10 | Te verwachten |
Ranking blootstellingsfactor (B) | |
0,5 | Extreem kort, zeer zelden (minder dan één maal per jaar) |
1 | Zeer kort, zelden (jaarlijks) |
2 | Kort, af en toe (maandelijks) |
3 | Middellang, geregeld (wekelijks) |
6 | Lang, frequent, regelmatig (dagelijks) |
10 | Zeer lang, zeer frequent (diverse keren per dag) |
Ranking effect (E) | |
1 | Gering; letsel zonder verzuim (EHBO), hinder |
2 | Belangrijk; letsel, kort verzuim |
7 | Ernstig; onherstelbaar effect (invaliditeit), langdurig verzuim |
15 | Zeer ernstig letsel, één dode |
40 | Ramp; enkele doden (acuut of op termijn) |
Afhankelijk van de grootte van deze risicoscore wordt een prioriteit aan het betreffende risico toegekend. De indeling hiervan wordt als volgt weergegeven:
Risicoklasse | Risicoscore | Omschrijving |
1 | R < 20 | Risico wellicht aanvaardbaar |
2 | R = 20 - 75 | Mogelijk risico |
3 | R = 75 - 200 | Belangrijk risico |
4 | R = 200 - 400 | Hoog risico |
5 | R > 400 | Zeer hoog risico |
Bron: 'Handboek risicobeheersing' [23]. |