Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

WIU 2020 – Werken op niet-autosnelwegen
Deze tekst is gepubliceerd op 26-06-20

Plaats van de verkeersregelaars

In standaard situaties staat de verkeersregelaar bij het begin van de werkzaamheden naast de rijbaan (of verkeersruimte). Bij de start van het regelen geeft de verkeersregelaar een stopteken aan het naderend verkeer en stapt de rijbaan op. De verkeersregelaar staat bij voorkeur aan die zijde van de rijbaan dat hij bij het geven van het stopteken geen rijstrook hoeft over te steken.
In figuur 57 is een voorbeeld uitgewerkt voor de plaats van de verkeersregelaars bij een afsluiting van een rijstrook op enkelbaansweg met wisselstrook en om-en-om regeling. In het voorbeeld worden de verkeersregelaars ingezet op momenten dat de tijdelijke verkeerslichtenregeling onvoldoende capaciteit heeft om het verkeer te kunnen afwikkelen. De rode pijlen in de figuren geven de vluchtmogelijkheid aan voor de verkeersregelaar.
Het basisproces van verkeer regelen is als volgt:
  • Start (S) = start inzet verkeersregelaars
    De tijdelijke verkeerslichten staan voor beide richtingen op rood, de verkeersregelaars nemen het over en de verkeerslichten gaan op geel-knipperen (of volledig uit).
  • Stap 1 = verkeer uit zuidelijke richting mag oprijden
    De verkeersregelaar gaat op de andere rijstrook staan en geeft een oprijteken.
  • Stap 2 = verkeer uit zuidelijke richting wordt stil gezet
    De verkeersregelaar geeft een stopteken en gaat voor de wachtrij staan.
  • Stap 3 = verkeer uit noordelijke richting mag oprijden
    De verkeersregelaar gaat op de andere rijstrook staan en geeft eenoprijteken.
  • Stap 4 = verkeer uit noordelijke richting wordt stil gezet
    De verkeersregelaar geeft een stopteken en gaat voor de wachtrij staan. Vervolgens herhaalt het proces zich vanaf stap 1.
[ link ]

Figuur 57. Plaats van de verkeersregelaars bij een afsluiting van een rijstrook op enkelbaansweg met wisselstrook en om-en-om regeling (de rode pijl geeft vluchtmogelijkheid aan voor de verkeersregelaar)

Als de tijdelijke verkeerslichten de afwikkeling weer kunnen overnemen, worden deze ingeschakeld (met beide richtingen op rood) in stap 4 op het moment dat de verkeersregelaars beide richtingen stil hebben gezet. De verkeersregelaars stappen van de rijbaan af en de regeling neemt het over.
Bij een wisselstrook met doorgangsregeling (zonder tijdelijke verkeerslichten) is het proces en de plaats van de verkeersregelaar in principe gelijk, alleen start het proces met stap 3. Beide verkeersregelaars staan rechts naast de rijbaan (gezien vanuit de rijrichting) en bij een rustig moment in de verkeersstroom (met voldoende groot hiaat tussen de nadere auto’s) stapt de verkeersregelaar op de geblokkeerde rijrichting de rijbaan op en geeft een stopteken om het verkeer stil te zetten. Daarna volgt stap 4 en herhaalt het proces zich vanaf stap 1.
Als de verkeersregelaars het verkeer regelen bij wisselstroken met tijdelijke verkeerslichten of op kruispunten met verkeerslichten, is de verkeerslichtenregeling in principe altijd ‘buiten bedrijf’ (de regeling staat op geel knipperen). De verkeersregelaar staat dan net achter de verkeerslantaarns, op zodanige afstand dat de voertuigen nog voor de verkeerslantaarn stil staan (bij de tijdelijkestopstreep).
Wanneer de (tijdelijke) verkeerslichten in uitzonderingssituaties toch nog in bedrijf zijn, dient de verkeersregelaar op een zodanige plek te staan dat de verkeersregelaar de verkeerslichten nog kan waarnemen. De verkeersregelaars staan dan net voor de verkeerslantaarns.
In figuur 58 is de plaats van de verkeersregelaar weergegeven bij stationaire afzettingen met waarschuwingshek, actieraam en/of tijdelijke verkeerslichten en bij rijdende afzettingen die kortdurend stilstaan (blokwerken). Hierbij moet worden opgemerkt dat het hier alleen gaat om de afstand ten opzichte van de nulpuntinrichting en/of tijdelijke verkeerslantaarn en stopstreep op de geblokkeerde rijstrook.
waarschuwingshek actieraam VRI
voorvoorbijvoorvoorbijstopstreep
voetpaden 0 - 1 m 0 - 1 m
fietspaden 3 - 5 m 5 - 10 m
erftoegangswegen 3 - 5 m ≥ 30 m ≥ 10 m ≥ 30 m 5 - 10 m
gebiedsontsluitingswegen 3 - 5 m ≥ 30 m ≥ 10 m ≥ 30 m 5 - 10 m
regionale stroomwegen ≥ 20 m ≥ 50 m 5 - 10 m
[ link ]

Figuur 58. Plaats van de verkeersregelaars bij stationaire afzettingen met waarschuwingshek, actieraam en/of tijdelijke verkeerslichten en bij rijdende afzettingen

Aan de andere zijde van het werkvak wordt een grotere afstand aangehouden ten opzichte van de nulpuntinrichting. Dit om het verkeer dat vanuit de wisselstrook komt de ruimte te geven om naar de rechterrijstrook te wisselen. Bij toepassing van tijdelijke verkeerslichten, staat het verkeerslicht (en de stopstreep) in principe al op voldoende afstand om het verkeer vanuit de wisselstrook naar de rechter rijstrook te leiden. In die situaties is de afstand ten opzichte van de stopstreep maatgevend.
Bij werkzaamheden op kruispunten en rotondes met middengeleiders in de aansluitende takken moet rekening worden gehouden met de rijlijnen van de voertuigen. Als de geleiders niet worden verwijderd of aangepast, verlaten de voertuigen de rotonde links van de geleider in de aansluitende tak.
Deze situatie kan zich ook voordoen op de aansluitende takken van een kruispunt, wanneer de rijbaan rechts van de middengeleider is geblokkeerd.
In figuur 59 wordt een principe gegeven voor de plaats van de verkeersregelaar bij de rotonde.
[ link ]

Figuur 59. Plaats van de verkeersregelaars bij werkzaamheden op rotondes met middengeleiders in de aansluitende takken

Dit figuur is vooral opgenomen om aan te geven dat in deze situatie rekening moet worden gehouden dat voertuigen die de rotonde linksom moeten berijden, de rotonde ook aan de linkerzijde van de middengeleider verlaten.