Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

WIU 2020 – Werken op niet-autosnelwegen
Deze tekst is gepubliceerd op 26-06-20

Plaats van het werk

De afstand tussen de werkruimte en de reguliere verkeersruimte is bepalend voor de te nemen tijdelijke verkeersmaatregelen. Naarmate deze afstand groter is, wordt de noodzaak van tijdelijke verkeersmaatregelen kleiner. Wordt er buiten de invloedssfeer van de weg gewerkt, dan zijn er geen maatregelen noodzakelijk. De te hanteren afstanden voor de invloedssfeer van de weg zijn ontleend aan gegevens over de obstakelvrije zone uit de richtlijnen voor het wegontwerp (zie kader ‘Obstakelvrije zone’ ).
Tabel 1 toont de minimale afstanden tussen de reguliere verkeersruimte en de werkruimte waarbij geen tijdelijke verkeersmaatregelen zijn vereist. Als bij een bepaald werk de bedoelde afstand kleiner is dan de in tabel 1 aangegeven afstand, wordt er binnen de invloedssfeer van de weg gewerkt en moeten conform deze richtlijnen tijdelijke verkeersmaatregelen worden genomen.
Tabel 1. De invloedssfeer van de weg: minimale afstand tussen werkruimte en reguliere verkeersruimte waarbij geen tijdelijke verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn
Wegcategorie
Maximumsnelheid
Invloedssfeer van de weg*
RSW
100 km/h
10,00 m
GOW
80 km/h
4,50 m
70 km/h
4,50 m
50 km/h
3,00 m
ETW
60 km/h
3,00 m
30 km/h
1,50 m
Fietspaden en bromfietspaden
1,50 m
Voetpaden
0,00 m
* De afstand wordt gemeten vanuit de verkeerszijde van de kantstreep of, bij het ontbreken van een kantstreep, vanuit de kant van de verharding
Obstakelvrije zone
De obstakelvrije zone is te omschrijven als het gebied buiten de kantstreep, blokmarkering of verharding waarin geen obstakels mogen voorkomen (gebied zonder gevarenzone) dat voor uit de koers geraakte voertuigen bij aanrijding ernstige schade aan het voertuig en/of ernstig letsel aan de inzittenden kan veroorzaken (zie figuur 6). De breedte van de obstakelvrije zone is afhankelijk van de wegcategorie en de ontwerpsnelheid van de weg.

[ link ]

Figuur 6. Invloedssfeer van de weg, minimale afstand tussen werkruimte en reguliere verkeersruimte waarbij geen tijdelijke verkeers-maatregelen noodzakelijk zijn

Voor werkzaamheden buiten de invloedssfeer van de weg, dus op grotere afstand van de reguliere verkeersruimte dan in de tabel aangegeven, worden geen tijdelijke verkeersmaatregelen voorgeschreven. Toch kunnen zich omstandigheden voordoen waarbij het nemen van tijdelijke verkeersmaatregelen noodzakelijk is. Bijvoorbeeld wanneer de werkzaamheden gevaar kunnen opleveren voor de weggebruikers als gevolg van stoomvorming of stofwolken die het zicht belemmeren. In die situaties worden waarschuwingsborden geplaatst (bord J37 met onderbord).
Bij het bepalen van de afstand tussen werkruimte en reguliere verkeersruimte moet er rekening mee worden gehouden dat de werkruimte groter kan zijn dan de feitelijke werkplek. Denk aan het draaibereik van machines of aan vallende takken; machines moeten binnen de werkruimte kunnen draaien en takken moeten binnen de werkruimte op de grond vallen.
Bij werkzaamheden naast een voetpad worden geen tijdelijke verkeersmaatregelen genomen, behalve als de werkzaamheden gevaar opleveren voor de voetgangers. Denk hierbij in het bijzonder aan spelende kinderen. Ligt het voetpad naast een rijbaan of fietspad, dan moet worden bekeken of de afstand tussen de werkruimte en de rijbaan of het fietspad aanleiding geeft tot het nemen van tijdelijke verkeersmaatregelen. Ditzelfde geldt voor een fietspad of parallelweg naast een (hoofd)rijbaan; in dat geval moet bekeken worden of de afstand tussen werkruimte en (hoofd)rijbaan aanleiding geeft tot het nemen van tijdelijke verkeersmaatregelen.
Positie ten opzichte van de rijbaan
Wat betreft de positie van het werk ten opzichte van de rijbaan wordt onderscheid gemaakt in:
  • Situatie 1 – werken naast de rijbaan;
  • Situatie 2 – werken direct naast de rijbaan;
  • Situatie 3 – werken vanaf of op de rijbaan;
  • Situatie 4 – werken over de volle breedte van de rijbaan.
In situatie 1 vinden de werkzaamheden op beperkte afstand van de rijbaan plaats; de afzetting staat direct naast de rijbaan.
In situatie 2 vinden de werkzaamheden direct naast de rijbaan plaats; de afzetting staat op de rand van de rijbaan (de verkeersruimte wordt niet of nauwelijks versmald).
In situatie 3 is sprake van werkzaamheden op of vanaf de rijbaan, waarbij (een deel van) het verkeer nog langs het werkvak kan worden geleid.
In situatie 4 is sprake van werkzaamheden op de rijbaan waarbij het werkvak zo breed is dat de rijbaan moet worden afgesloten voor al het verkeer.
Het onderscheid is ook van toepassing op werkzaamheden op busbanen, parallelwegen, fietspaden en voetpaden. De term ‘rijbaan’ moet in dit verband dan ook gelezen worden als ‘verkeersruimte’ of ‘verharding’. Voor werkzaamheden op parallelwegen, bromfietspaden, fietspaden en voetpaden geldt dat de afzetting ook voor de eventueel naastliggende rijbaan voor autoverkeer of busbaan beoordeeld moet worden.
Werkzaamheden in middenbermen en tussenbermen zijn meestal als situatie 2 of 3 te beschouwen. Alleen bij brede bermen is situatie 1 mogelijk. Bij werkzaamheden in midden- en tussenbermen dient de situatie voor beide naastliggende rijbanen beoordeeld te worden. Dit geldt dus ook voor de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer, de parallelweg, de busbaan of het fiets-/bromfietspad.
[ link ]

Figuur 7. Indeling van wegwerkzaamheden naar plaats ten opzichte van de rijbaan op wegen binnen en buiten de bebouwde kom (geldt uiteraard ook voor werkzaamheden links van de rijbaan)

Locatie binnen wegennet
Ook de locatie van het werk binnen het wegennet is van invloed op de te nemen verkeersmaatregelen. Bij het werken op wegvakken zijn de vereiste verkeersmaatregelen veelal eenvoudig af te leiden van de standaardmaatregelen. Bij het werken op bijzondere locaties moeten de toe te passen verkeersmaatregelen hier nadrukkelijker op worden afgestemd. Voorbeelden van bijzondere locaties zijn:
  • in- en uitvoegstroken, kruispunten, rotondes en oversteekplaatsen voor voetgangers en fietsers;
  • sterk gebogen wegvakken en wegvakken met een afwijkend dwarsprofiel;
  • wegen met een sterk wisselend verkeersaanbod en/of een sterk wisselende verkeerssamenstelling;
  • trambanen, busbanen, busstroken en andere doelgroepenstroken;
  • ontsluitingen van industrieterreinen en in- en uitritten;
  • wegen nabij scholen en wegen die deel uitmaken van schoolroutes.
Ook de aanwezigheid van zichtbelemmeringen, breedte- en hoogtebeperkingen en hoogspanningskabels kunnen van invloed zijn op de te nemen tijdelijke verkeersmaatregelen.
In de richtlijnen worden alleen standaardmaatregelen voor standaardsituaties gegeven. De uiteindelijk te nemen tijdelijke verkeersmaatregelen zijn altijd maatwerk dat moet worden afgestemd op de feitelijke locatie, situatie en omstandigheden.
Kruispunten en rotondes
Voor werkzaamheden binnen de invloedssfeer van kruispunten en rotondes wordt, naast de indeling naar positie ten opzichte van de rijbaan, ook onderscheid gemaakt in:
  • Situatie A: werkzaamheden op de toeleidende rijstrook;
  • Situatie B: werkzaamheden op en naast het kruispuntsvlak van beide kruisende wegen;
  • Situatie C: werkzaamheden op de afleidende rijstrook.
Werkzaamheden naast de toe- en afleidende rijstrook vallen buiten de invloedssfeer van het kruispunt of de rotonde, mits de afzetting verder van het kruispuntsvlak ligt dan het tangentpunt van de aansluitboog (begin of einde van de bocht). Werkzaamheden op de toe- en afleidende rijstrook vallen buiten de invloedssfeer van het kruispunt of de rotonde als de afzetting geen invloed heeft op de afwikkeling op het kruispuntsvlak. Deze afstand is per situatie verschillend. In de praktijk wordt hiervoor de lengte van eventueel aanwezige opstelvakken of de lengte van de benodigde wachtrij gehanteerd.
Als de afzetting op beide kruisende wegen buiten de tangentpunten blijft, is er sprake van werkzaamheden op de toeof afleidende strook. Het gaat dan om de situaties A en C. De afzetting staat in deze gevallen op zodanige afstand van het kruispuntsvlak, dat deze wordt uitgevoerd als wegvakmaatregel; maar deze maatregel wordt wel expliciet afgestemd op de afwikkeling op het kruispunt of de rotonde. Als de afzetting binnen de tangentpunten in de bocht naast de verharding of op het kruispuntsvlak van beide wegen komt te staan, is sprake van situatie B.
[ link ]

Figuur 8. Indeling naar plaats van het werk ten opzichte van het kruispunt of de rotonde