Veiligheidsklasse ‘Oranje’ (niet-vluchtig en vluchtig)
Bij werken in de veiligheidsklasse ‘Oranje’ moet de verontreinigde zone als zodanig worden gemarkeerd en/of afgezet, om de toegang voor werknemers en derden te beperken. Bij derden moet men onder meer denken aan (in woonwijken spelende) kinderen. Afhankelijk van de situatie dient een doelmatige afscherming te worden aangebracht. Enkele voorbeelden hiervan zijn bouwhekken, afzetveiligheidsgaas, ketting of zwart-geel afzetlint.
Bij werkzaamheden in lijnvormige tracés is het niet altijd mogelijk om het werkgebied volledig af te schermen met bouwhekken. Het is dan aan de betrokken veiligheidskundige om de wijze van inrichting van het werkgebied en de afzetting te bepalen en schriftelijk te onderbouwen.
Te allen tijde moet de basishygiëne in acht genomen worden (zie 4.2). Aanvullend dient de werklocatie te worden voorzien van een gelegenheid tot schaften, toilet en een wasgelegenheid. Deze dienen zich, al dan niet aaneengesloten, te bevinden op de grens van de verontreinigde en de schone zone of in de schone zone.
De veiligheidskundige, op minimaal MVK-niveau (zie ook Module 5.4), bepaalt en motiveert het pakket beheersmaatregelen aan de hand van de van toepassing zijnde functieprofielen. Deze kunnen beperkingen, voorwaarden en voorschriften inhouden voor de uitvoering van de werkzaamheden. De in te zetten persoonlijke beschermingsmiddelen dienen een effectieve afscherming te vormen tussen de medewerker en de verontreinigde (water)bodem.
Alle medewerkers die in of nabij de verontreinigde zone werken, dienen de door de veiligheidskundige opgestelde maatregelen op te volgen. Er worden geen extra eisen gesteld aan voorzieningen op het materieel.
Bij de veiligheidsklasse ‘Oranje’ wordt, anders dan bij de veiligheidsklassen ‘Rood’ en ‘Zwart’ (zie hierna), geen onderscheid gemaakt voor werken in den droge en werken in den natte.