Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

2023 – Procesdeel – Werken in en met verontreinigde bodem
Deze tekst is gepubliceerd op 15-05-17

Storingen, incidenten en calamiteiten (ongewoon voorval)

Storingen en incidenten
Bij storingen in het ondergrondse netwerk of bij beschadiging van kabels of leidingen is de werkwijze zoals beschreven in deze richtlijn niet altijd onverkort van toepassing. Omdat dergelijke situaties veelal urgent zijn, is het niet altijd mogelijk een gedegen historisch onderzoek of bodemonderzoek uit te voeren en zal de tijd ontbreken om bijvoorbeeld een V&G-plan op te stellen. Dit is met name het geval als er ernstig (onmiddellijk) gevaar bestaat voor personen of leefmilieu, zoals bijvoorbeeld bij een gaslek of een lekkende tankwagen. Wel moet voor dergelijke situaties een draaiboek/calamiteitenplan beschikbaar zijn dat maatregelen bevat die hoe dan ook worden genomen. Dergelijke maatregelen kunnen voor de borging van de veiligheid eventueel ter plaatse worden geactualiseerd op basis van de vooraf gedefinieerde scenario’s.
Bij het bepalen van het draaiboek/calamiteitenplan moet worden gedacht aan:
  • het raadplegen van de bodemkwaliteitskaart en/of het bodemloket of vergelijkbaar;
  • het opstellen van een algemene instructie aan de betrokken medewerkers;
  • het voorhanden hebben van ten minste het minimaal vereiste pakket aan persoonlijke beschermingsmiddelen (basishygiëne).
Voor dergelijke situaties moet een veiligheidskundige worden geraadpleegd om de blootstellingsrisico’s en de benodigde beheersmaatregelen vast te stellen. Als verontreinigingen worden geconstateerd, dient het bevoegd gezag te worden geïnformeerd. Tot de beheersmaatregelen kan ook behoren het na afloop vaststellen van nog aanwezige verontreinigingen. Verder moeten afzetmateriaal en een beperkte sanitaire voorziening beschikbaar zijn (die laatste kan bijvoorbeeld bestaan uit een jerrycan met schoon water om handen en gezicht te reinigen).
Als een storing leidt tot een onderbreking van de levering en daardoor kostenverhogend werkt, maar geen ernstig gevaar oplevert voor personen of zaken, dan is er meer tijd beschikbaar voor het uitvoeren van een (beperkt) vooronderzoek. In dat geval is er geen sprake van urgent storingsherstel/maatschappelijk belang. Het noodzakelijke herstel, met inbegrip van het vooronderzoek, geldt dan als gepland werk. Voor drinkwaterbedrijven geldt in dit opzicht overigens een uitzondering (conform artikel 35 van de Drinkwaterwet).
Calamiteiten
Als onverwachts een gebeurtenis optreedt die nadelige gevolgen voor het milieu tot gevolg kan hebben of heeft, wordt gesproken van een calamiteit of, meer in termen van de wet- en regelgeving, van een ongewoon voorval.
Enkele voorbeelden hiervan zijn:
  • het kantelen van een vrachtwagen of het stuktrekken van een leiding, waardoor een bodembedreigende vloeistof de bodem kan binnendringen;
  • het ontsnappen van verontreinigende stoffen naar de bodem uit een tank die in slechte staat verkeert.
Bij een ongewoon voorval moet snel worden ingegrepen om aantasting of verontreiniging van leefomgeving te voorkomen dan wel te beperken (zogenoemde eerste bereddering). Bij een ongewoon voorval geeft de Omgevingswet een aantal verplichtingen en bevoegdheden voor die procedure. Deze staan opgenomen in afdeling 19.1 (Omgevingswet).
Bij dergelijke voorvallen is er afhankelijk van het soort incident een bevoegd gezag aangewezen en het kan zijn dat er meer dan één bevoegd gezag is.
Bij direct optreden is het niet altijd mogelijk om eerst bodemonderzoek uit te voeren om de aard, mate en omvang van de verontreiniging vast te stellen. Wel is vaak iets bekend over de aard van de verontreiniging. Bij het vaststellen van de veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen kan hiermee rekening worden gehouden. Voorzichtigheid blijft echter geboden, vooral bij bijvoorbeeld een illegale dumping van vaten met chemicaliën. Voor situaties waarin direct optreden geboden is, gelden er enkele uitzonderingen op het reguliere proces.
Uitzondering spoedreparaties
Het aanleveren van gegevens en bescheiden voorafgaand aan de start van de activiteit geldt niet als het graven nodig is vanwege een spoedreparatie aan vitale infrastructuur. Dat is bijvoorbeeld het repareren van een lekkende gas- of waterleiding of het herstellen van een kabelbreuk. Bij een dergelijke spoedoperatie is het niet redelijk en ook niet mogelijk om te voldoen aan de aanlevertermijn. Inplaats daarvan moet de initiatiefnemer na afloop van de activiteit via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) wel de volgende gegevens en bescheiden verstrekken:
  • begrenzing van de locatie;
  • de datum waarop de activiteit is uitgevoerd;
  • de aanleiding en het doel van de activiteit.
Informatieplicht: aanleveren gegevens en bescheiden (na afloop activiteit)
Uiterlijk een week na beëindiging van de bovenstaande activiteiten moet de initiatiefnemer de volgende gegevens en bescheiden via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) aanleveren:
  • De einddatum van de activiteit;
  • De resultaten van de milieukundige begeleiding (onderdeel processturing (evaluatieverslag BRL SIKB 6000)), als die uitgevoerd is, waarbij ten minste het volgende wordt vermeld;
      -een aanduiding van de ontgraving op kaart en op een dwarsprofiel;
      -bestemming van de afgevoerde grond
      -bijzondere omstandigheden die zich tijdens het graven in de bodem hebben voorgedaan.