Infrastructuur
Een aantal veelvoorkomende dwars- en lengteprofielbegrippen is weergegeven in figuur 2.1/4.
[ link ]
Figuur 2.1/4. Veelvoorkomende dwars- en lengteprofielbegrippen
Cul-de-sac
Doodlopende weg aan het eind waarvan kan worden gekeerd.
Wegvak
Gedeelte van een weg, fiets- of voetpad dat in lengterichting wordt begrensd.
Rijbaan
Aaneengesloten deel van de verkeersbaan dat bestemd is voor rijdend verkeer en dat begrensd wordt door twee opeenvolgende begrenzingen in de vorm van kantstreep, overgang verharding of overgang verhard/onverhard. Op een verkeersbaan kunnen diverse rijbanen liggen.
Verkeersbaan
Het voor het rijdend verkeer verharde deel van de weg, inclusief eventueel aanwezige tussenbermen.
Rijstrook
Begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor een rij van het voor dat gedeelte bestemde verkeer.
Redresseerstrook
Verharde strook van beperkte breedte, gelegen naast de rijbaan, en bedoeld om weggebruikers gelegenheid te geven hun koers te corrigeren.
Naderingsvak
1 Gedeelte van de tak van een kruispunt, gebruikt door het verkeer [1] dat dit kruispunt nadert.
2 Weggedeelte vanaf het eerste bord ‘werk in uitvoering’ tot het beginpunt van het werkvak (nulpunt).
Opstelvak
Gedeelte van een rijbaan dat is ingericht voor het opstellen van verkeer [1] in de aangegeven rijrichting dat moet wachten op doorgang.
Opstelstrook
Rijstrook in een opstelvak.
Voorsorteerstrook
Rijstrook voorzien van een of meer voorsorteerpijlen.
Kruispunt
Ontmoeting van wegen waar het verkeer van weg mag wisselen. Dit geldt zowel voor het gemotoriseerd verkeer als voor het langzaam verkeer en voetgangers. Voorbeelden zijn:
1 Een gelijkwaardig kruispunt, waar rechts voor gaat.
2 Een voorrangskruispunt waar de voorrang is geregeld door middel van bord B1 of B3.
3 Een geregeld kruispunt, waar een verkeersregelinstallatie de verkeersstromen stuurt.
4 Een (turbo)rotonde.
Bajonetkruispunt
Kruispunt waar de as van de weg verspringt.
T-kruispunt
Kruispunt waar een weg (vrijwel) haaks eindigt op een andere weg.
Rotonde
Kruispunt waar het verkeer in een ronde beweging wordt afgewikkeld, dat wordt aangeduid met bord D1 (RVV 1990) en waar het verkeer op het plein voorrang heeft.
Voorrangsplein
Het voorrangsplein of voorrangspleintje is een kruispuntinrichting dat kenmerken heeft van een voorrangskruispunt en tevens van een rotonde. Het voorrangsplein is voortgekomen uit het LARGAS-wegontwerp in Hilversum.
Kruising
Ontmoeting van wegen waar het verkeer niet van weg mag of kan wisselen. Een kruising kan gelijkvloers of ongelijkvloers zijn.
Uitrit
1 Voor voertuigen bestemde toegang tot of uitgang van een gebouw of particulier terrein.
2 Plaats waar een openbare weg via een verlaagd trottoir, verlaagde trottoirband of inritblokken aansluit op een andere openbare weg.
Sleeplijn
Lijn beschreven door het binnenste achterwiel in een bocht.
Veeglijn
Lijn beschreven door het uiterste punt van de carrosserie van een voertuig in een bocht (zie de tekst bij figuur 6.2/30).
Verharding
Verharde lagen van een weglichaam, inclusief de fundering (ASVV).
Wegdek
Bovenzijde van de verharding.
Asfalt
Mengsel van een mineraal aggregaat, een bitumineus bindmiddel en eventuele toeslagmaterialen.
Beton
Gegradeerd mengsel van zand, grind en/of gebroken materialen, cement, water en eventueel hulp- en/of vulstoffen, in verharde toestand, waarbij het oppervlak van een textuur kan zijn voorzien.
Bestrating
Elementenverharding bestaande uit elementen van beperkte afmetingen (keien, straatbakstenen, betonstraatstenen, tegels en dergelijke).
Kantopsluiting
Langs de verharding gelegen constructie die de verharding zijdelings steun geeft. Als kantopsluiting worden onder meer opsluitband en trottoirband gebruikt.
Rijloper
Dat deel van een in een niveau aangebrachte verharding, waarvan het rijdende verkeer gebruik dient te maken. Op een rijloper mag niet worden geparkeerd.
Streklaag
Rij verhardingselementen in de lengterichting van de weg.
Langshelling
Hoek tussen de as van de weg en de horizontaal, uitgedrukt in de tangens van deze hoek. Soms wordt de tangens in procenten weergegeven.
Dwarshelling
Tangens van de hoek die de horizontaal in een dwarsprofiel maakt met de lijn tussen de zijkant en de kruin van het verhardingsoppervlak. Veelal wordt de tangens in procenten weergegeven.
Afschot
Langs- of dwarshelling in een constructie voor de afwatering.
Verkanting
Dwarshelling in de boog van een weg, om de middelpuntvliedende kracht van rijdende voertuigen geheel of gedeeltelijk te compenseren.
Vrijliggend fietspad
Fietspad dat hetzij parallel loopt met de naastgelegen rijbaan en daarvan door een tussenberm wordt gescheiden, hetzij een geheel eigen tracé volgt.
Aanliggend fietspad
Fietspad dat door een zeer smalle tussenberm is gescheiden van een naastgelegen rijbaan, of geheel verhoogd langs die rijbaan is uitgevoerd.
Fietsstrook
Door een deelstreep gemarkeerd gedeelte van de rijbaan, waarop fietssymbolen zijn aangebracht en dat bestemd is voor fietsers en snorfietsers.
Suggestiestrook
Door een deelstreep gemarkeerd gedeelte van de rijbaan, bedoeld om de weg visueel te versmallen. Suggestiestroken zijn geen fietsvoorziening.
Trottoir
Verhoogd voetpad (ASVV).
Gidslijn
Aaneenschakeling van elementen van de bebouwing en/of de openbare ruimte waardoor mensen met een visuele beperking zich kunnen oriënteren (zie paragraaf 14.1.11).
Weggrens
Grens van de weg met het omringende gebied of met andere weg. Weggrenzen kunnen zijn: onderhoudsgrenzen, eigendomsgrenzen of beheergrenzen. Deze grenzen kunnen al dan niet samenvallen.
Wegberm
Gedeelte van een weg tussen verkeersbanen of tussen een buitenste verkeersbaan en de naastgelegen weggrens.
Buitenberm
Wegberm tussen een buitenste verkeersbaan en de naastgelegen weggrens.
Middenberm
Wegberm tussen twee hoofdbanen met tegengestelde rijrichtingen.
Middengeleider1)
Langwerpig verkeerseiland dat tegengestelde verkeersstromen scheidt.
Tussenberm
Wegberm tussen evenwijdig lopende verkeersbanen, niet beide zijnde hoofdbanen.
Uitstulping
Plaatselijke verbreding van het trottoir of zijberm aan de zijde van de rijbaan.
(Verkeers)eiland1)
Weggedeelte van beperkte omvang, uitgevoerd als een verhoging of wegmarkering, dat wordt omsloten door rijbanen of rijstroken en ten doel heeft verkeersstromen te scheiden.
(Verkeers)geleider
Langwerpig verkeerseiland dat verkeersstromen scheidt (ASVV).
Middeneiland1)
Verkeerseiland dat tegengestelde stromen scheidt.
Tussensteunpunt
Voorziening waarop voetgangers en/of fietsers het kruisen van rijverkeer kunnen onderbreken.
Doorgaande route
Traject dat hoofdzakelijk wordt gebruikt door doorgaand verkeer.
Partieel eenrichtingsverkeer
Eenrichtingsverkeer, niet geldend voor fietsers.
Tegenrichting
Rijrichting tegengesteld aan die van het eenrichtingsverkeer of het partieel eenrichtingsverkeer.
Tijdbeperking
Verkeersmaatregel die inhoudt dat het gebruik van een (deel van een) straat voor bepaalde verkeersdeelnemers alleen gedurende bepaalde perioden is toegestaan.
Sectorindeling
Indeling van een binnenstad ter wering van autoverkeer, zodanig dat elke sector geen of alleen een moeilijk berijdbare verbinding met de andere sectoren heeft. Het verkeer tussen de sectoren onderling en het doorgaande verkeer door de stad wordt afgewikkeld over een ringweg.
Signaleringssysteem
Een systeem bestaande uit portalen, waarop bij optredende congestie stroomafwaarts, het achteropkomend verkeer tijdig gewaarschuwd wordt filevorming. Op aan de portalen bevestigde matrixborden wordt een snelheidsindicator getoond.
Stedelijke infiltratiestrook
In een stedelijke infiltratiestrook wordt water opgevangen en daarna geïnfiltreerd of via drainage en afstroming afgevoerd. Deze oplossing voor water creëert tegelijkertijd plek voor groen.
Doodlopende weg aan het eind waarvan kan worden gekeerd.
Wegvak
Gedeelte van een weg, fiets- of voetpad dat in lengterichting wordt begrensd.
Rijbaan
Aaneengesloten deel van de verkeersbaan dat bestemd is voor rijdend verkeer en dat begrensd wordt door twee opeenvolgende begrenzingen in de vorm van kantstreep, overgang verharding of overgang verhard/onverhard. Op een verkeersbaan kunnen diverse rijbanen liggen.
Verkeersbaan
Het voor het rijdend verkeer verharde deel van de weg, inclusief eventueel aanwezige tussenbermen.
Rijstrook
Begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor een rij van het voor dat gedeelte bestemde verkeer.
Redresseerstrook
Verharde strook van beperkte breedte, gelegen naast de rijbaan, en bedoeld om weggebruikers gelegenheid te geven hun koers te corrigeren.
Naderingsvak
1 Gedeelte van de tak van een kruispunt, gebruikt door het verkeer [1] dat dit kruispunt nadert.
2 Weggedeelte vanaf het eerste bord ‘werk in uitvoering’ tot het beginpunt van het werkvak (nulpunt).
Opstelvak
Gedeelte van een rijbaan dat is ingericht voor het opstellen van verkeer [1] in de aangegeven rijrichting dat moet wachten op doorgang.
Opstelstrook
Rijstrook in een opstelvak.
Voorsorteerstrook
Rijstrook voorzien van een of meer voorsorteerpijlen.
Kruispunt
Ontmoeting van wegen waar het verkeer van weg mag wisselen. Dit geldt zowel voor het gemotoriseerd verkeer als voor het langzaam verkeer en voetgangers. Voorbeelden zijn:
1 Een gelijkwaardig kruispunt, waar rechts voor gaat.
2 Een voorrangskruispunt waar de voorrang is geregeld door middel van bord B1 of B3.
3 Een geregeld kruispunt, waar een verkeersregelinstallatie de verkeersstromen stuurt.
4 Een (turbo)rotonde.
Bajonetkruispunt
Kruispunt waar de as van de weg verspringt.
T-kruispunt
Kruispunt waar een weg (vrijwel) haaks eindigt op een andere weg.
Rotonde
Kruispunt waar het verkeer in een ronde beweging wordt afgewikkeld, dat wordt aangeduid met bord D1 (RVV 1990) en waar het verkeer op het plein voorrang heeft.
Voorrangsplein
Het voorrangsplein of voorrangspleintje is een kruispuntinrichting dat kenmerken heeft van een voorrangskruispunt en tevens van een rotonde. Het voorrangsplein is voortgekomen uit het LARGAS-wegontwerp in Hilversum.
Kruising
Ontmoeting van wegen waar het verkeer niet van weg mag of kan wisselen. Een kruising kan gelijkvloers of ongelijkvloers zijn.
Uitrit
1 Voor voertuigen bestemde toegang tot of uitgang van een gebouw of particulier terrein.
2 Plaats waar een openbare weg via een verlaagd trottoir, verlaagde trottoirband of inritblokken aansluit op een andere openbare weg.
Sleeplijn
Lijn beschreven door het binnenste achterwiel in een bocht.
Veeglijn
Lijn beschreven door het uiterste punt van de carrosserie van een voertuig in een bocht (zie de tekst bij figuur 6.2/30).
Verharding
Verharde lagen van een weglichaam, inclusief de fundering (ASVV).
Wegdek
Bovenzijde van de verharding.
Asfalt
Mengsel van een mineraal aggregaat, een bitumineus bindmiddel en eventuele toeslagmaterialen.
Beton
Gegradeerd mengsel van zand, grind en/of gebroken materialen, cement, water en eventueel hulp- en/of vulstoffen, in verharde toestand, waarbij het oppervlak van een textuur kan zijn voorzien.
Bestrating
Elementenverharding bestaande uit elementen van beperkte afmetingen (keien, straatbakstenen, betonstraatstenen, tegels en dergelijke).
Kantopsluiting
Langs de verharding gelegen constructie die de verharding zijdelings steun geeft. Als kantopsluiting worden onder meer opsluitband en trottoirband gebruikt.
Rijloper
Dat deel van een in een niveau aangebrachte verharding, waarvan het rijdende verkeer gebruik dient te maken. Op een rijloper mag niet worden geparkeerd.
Streklaag
Rij verhardingselementen in de lengterichting van de weg.
Langshelling
Hoek tussen de as van de weg en de horizontaal, uitgedrukt in de tangens van deze hoek. Soms wordt de tangens in procenten weergegeven.
Dwarshelling
Tangens van de hoek die de horizontaal in een dwarsprofiel maakt met de lijn tussen de zijkant en de kruin van het verhardingsoppervlak. Veelal wordt de tangens in procenten weergegeven.
Afschot
Langs- of dwarshelling in een constructie voor de afwatering.
Verkanting
Dwarshelling in de boog van een weg, om de middelpuntvliedende kracht van rijdende voertuigen geheel of gedeeltelijk te compenseren.
Vrijliggend fietspad
Fietspad dat hetzij parallel loopt met de naastgelegen rijbaan en daarvan door een tussenberm wordt gescheiden, hetzij een geheel eigen tracé volgt.
Aanliggend fietspad
Fietspad dat door een zeer smalle tussenberm is gescheiden van een naastgelegen rijbaan, of geheel verhoogd langs die rijbaan is uitgevoerd.
Fietsstrook
Door een deelstreep gemarkeerd gedeelte van de rijbaan, waarop fietssymbolen zijn aangebracht en dat bestemd is voor fietsers en snorfietsers.
Suggestiestrook
Door een deelstreep gemarkeerd gedeelte van de rijbaan, bedoeld om de weg visueel te versmallen. Suggestiestroken zijn geen fietsvoorziening.
Trottoir
Verhoogd voetpad (ASVV).
Gidslijn
Aaneenschakeling van elementen van de bebouwing en/of de openbare ruimte waardoor mensen met een visuele beperking zich kunnen oriënteren (zie paragraaf 14.1.11).
Weggrens
Grens van de weg met het omringende gebied of met andere weg. Weggrenzen kunnen zijn: onderhoudsgrenzen, eigendomsgrenzen of beheergrenzen. Deze grenzen kunnen al dan niet samenvallen.
Wegberm
Gedeelte van een weg tussen verkeersbanen of tussen een buitenste verkeersbaan en de naastgelegen weggrens.
Buitenberm
Wegberm tussen een buitenste verkeersbaan en de naastgelegen weggrens.
Middenberm
Wegberm tussen twee hoofdbanen met tegengestelde rijrichtingen.
Middengeleider1)
Langwerpig verkeerseiland dat tegengestelde verkeersstromen scheidt.
Tussenberm
Wegberm tussen evenwijdig lopende verkeersbanen, niet beide zijnde hoofdbanen.
Uitstulping
Plaatselijke verbreding van het trottoir of zijberm aan de zijde van de rijbaan.
(Verkeers)eiland1)
Weggedeelte van beperkte omvang, uitgevoerd als een verhoging of wegmarkering, dat wordt omsloten door rijbanen of rijstroken en ten doel heeft verkeersstromen te scheiden.
(Verkeers)geleider
Langwerpig verkeerseiland dat verkeersstromen scheidt (ASVV).
Middeneiland1)
Verkeerseiland dat tegengestelde stromen scheidt.
Tussensteunpunt
Voorziening waarop voetgangers en/of fietsers het kruisen van rijverkeer kunnen onderbreken.
Doorgaande route
Traject dat hoofdzakelijk wordt gebruikt door doorgaand verkeer.
Partieel eenrichtingsverkeer
Eenrichtingsverkeer, niet geldend voor fietsers.
Tegenrichting
Rijrichting tegengesteld aan die van het eenrichtingsverkeer of het partieel eenrichtingsverkeer.
Tijdbeperking
Verkeersmaatregel die inhoudt dat het gebruik van een (deel van een) straat voor bepaalde verkeersdeelnemers alleen gedurende bepaalde perioden is toegestaan.
Sectorindeling
Indeling van een binnenstad ter wering van autoverkeer, zodanig dat elke sector geen of alleen een moeilijk berijdbare verbinding met de andere sectoren heeft. Het verkeer tussen de sectoren onderling en het doorgaande verkeer door de stad wordt afgewikkeld over een ringweg.
Signaleringssysteem
Een systeem bestaande uit portalen, waarop bij optredende congestie stroomafwaarts, het achteropkomend verkeer tijdig gewaarschuwd wordt filevorming. Op aan de portalen bevestigde matrixborden wordt een snelheidsindicator getoond.
Stedelijke infiltratiestrook
In een stedelijke infiltratiestrook wordt water opgevangen en daarna geïnfiltreerd of via drainage en afstroming afgevoerd. Deze oplossing voor water creëert tegelijkertijd plek voor groen.
1) Deze begrippen worden vaak door elkaar gebruikt.