Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

ASVV 2021
Deze tekst is gepubliceerd op 09-07-20

Netwerk/structuur (a)


Een weg maakt altijd deel uit van een netwerk. Een netwerk bestaat uit wegvakken en kruispunten. Kenmerkend voor een wegennet binnen de bebouwde kom (in vergelijking met daarbuiten) zijn de korte afstanden tussen de kruispunten. In de praktijk komen verschillende netwerkstructuren voor. De hoofdvormen staan in tabel 10.1/1.
Tabel 10.1/1. Voorbeelden van netwerkstructuren
Rasterstructuur
Voordelen
  • korte afstand naar bestemmingen
  • verschillende mogelijkheden om bestemmingen te bereiken
Nadelen
  • veel straten met doorgaand verkeer
  • slecht beheersbare verdeling van het verkeer
Verdeelring
Voordelen
  • binnen de ring geen doorgaand verkeer
  • duidelijke (hiërarchische) structuur mogelijk
  • bij congestie alternatieve route mogelijk
Nadelen
  • zware belasting op (toeleidende wegen van) verdeelring
  • soms omweg noodzakelijk om bestemming te bereiken
  • bij calamiteiten is er slechts een in- en uitgang voor zowel nood- en hulpdiensten als bewoners
Boom-/vorkstructuur
Voordelen
  • op eindvertakkingen geen doorgaand verkeer
  • duidelijke (hiërarchische) structuur mogelijk
Nadelen
  • zware belasting aan het begin van de vertakking
  • grote afstand naar eindvertakkingen
  • bij wegonderhoud geen omleidingsroute aanwezig
  • bij calamiteiten is er slechts een in- en uitgang voor zowel nood- en hulpdiensten als bewoners
Lussenstructuur
Voordelen
  • op kleine lussen weinig doorgaand verkeer
  • duidelijke (hiërarchische) wegenstructuur
Nadelen
  • zware belasting op verdeellus
  • veel kruispunten op verdeellus
De korte afstanden tussen kruispunten is vooral van belang omdat de capaciteit van het netwerk meestal wordt bepaald door de capaciteit van de kruispunten. Verstoring van de verkeersafwikkeling kan optreden doordat voertuigen daar voorrang moeten verlenen en/of moeten vertragen om af te slaan. Kruispunten kunnen niet alleen de verkeersafwikkeling verstoren, maar vormen door de conflicterende verkeersstromen ook potentiële gevarenpunten. Minimaliseer het aantal kruispunten op gebiedsontsluitingswegen waar een vlotte doorstroming van het verkeer prioriteit heeft, zoals aangegeven in figuur 10.1/2.
[ link ]

Figuur 10.1/2. Minimalisering van het aantal kruispunten op een gebiedsontsluitingsweg

Structuren met doodlopende takken, zoals de verdeelring en de boom-/vorkstructuur, hebben een groot nadeel als het gaat om calamiteiten. Bij een evacuatie van bewoners is er slechts een in- en uitgang voor zowel nood- en hulpdiensten, als voor bewoners. Dit kan tot grote problemen leiden. Stel daarom bij calamiteiten de fietsroutes open voor autoverkeer of handhaaf altijd twee routes.

Paragraaf 8.2.2.1 gaat in op de keuze van de wegcategorie en de functionele indeling van het weggennet. Bepaal voor elke weg welke basiskenmerken er van toepassing zijn; dit kan zodra voor een weggennet de categorisering bekend is. Zie paragraaf 10.2.

Stel na de keuze van de wegcategorie de maatgevende ontwerpvoertuigen vast voor de verschillende routes en gebieden. Zie hiervoor paragraaf 5.2.

De gewenste ontwerpsnelheid is afhankelijk van de conflicten die op kunnen treden tussen verkeersdeelnemers [10.1]. De ontwerpsnelheid kan worden afgeleid uit de gekozen wegcategorie. Zoek daarbij aansluiting bij de binnen de bebouwde kom wettelijk vastgestelde mogelijkheden voor de maximumsnelheid: stapvoets, 30 km/h, 50 km/h of 70 km/h.