Openbaar vervoer op erftoegangswegen
De inrichting en indeling van de openbare ruimte vereist een zorgvuldige afweging van functies, gebruik en materialen. De verschillende onderdelen bepalen namelijk als geheel het uiteindelijke straatbeeld. Er is altijd een bepaalde spanning tussen uiteenlopende wensen voor, en eisen aan, de openbare ruimte. Op elke locatie, bestaand of nieuw, wordt de verdeling van de beschikbare ruimte bepaald. Deze afwegingen moeten in alle fasen van het ontwerp worden gemaakt. Het openbaar vervoer op de openbare weg speelt een bijzondere rol in het wegontwerp. Een bus maakt niet alleen gebruik van de rijbanen en kruispunten, maar halteert ook nog onderweg en vereist aanvullende maatregelen om de regelmaat, snelheid en betrouwbaarheid te garanderen. Neem deze maatregelen mee en weeg ze af in de context van een duurzaam veilig wegontwerp.
Wat de lijnvoering betreft, is het openbaar vervoer naar de wijken gebaat bij een bundeling van lijnen over gebiedsontsluitingswegen. Zoals besproken in paragraaf 8.2.1.1, worden er vanuit het Duurzaam Veilig principe 'functionaliteit' drie wegtypen onderscheiden: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Erftoegangswegen liggen veelal in verblijfsgebieden waar de verblijfsfunctie centraal staat. In het concept Duurzaam Veilig is het niet wenselijk om grote voertuigen, waaronder bussen, binnen verblijfsgebieden te laten rijden. Busroutes liggen daarom bij voorkeur buiten de verblijfsgebieden (30 km/h) en lopen via de stroomwegen en/of gebiedsontsluitingswegen.
Waar wordt overgegaan naar een vertakking naar de erftoegangswegen ontstaan vaak problemen doordat de belangen strijdig zijn (doorstroming versus lage snelheid). Om tot een oplossing van deze problemen te komen, geldt dat ze tijdig met de vervoerder of ov-autoriteit moeten worden besproken. Het heeft de voorkeur om bij de categorisering van een wegennet een apart wensbeeld openbaar vervoer te ontwikkelen. Alle partijen zitten dan tijdig met elkaar om tafel en worden in een vroegtijdig stadium geconfronteerd met eventuele problemen. Hierbij is het belangrijk om de volgende richtlijnen en overwegingen in ogenschouw te houden:
- minimum verhardingsbreedte voor busverkeer in twee richtingen: 6,00 m;
- obstakelvrije zone minimaal 1,50 m;
- er is ruimte voor koersafwijkingen nodig;
- haltes op de rijbaan;
- bij voorkeur gesloten verharding;
- geen voorrangsregeling op kruispunten;
- op strategische plaatsen snelheidsremmende maatregelen (zie ook hoofdstuk 13 van [8.35]);
- verhoogde toegankelijke haltes;
- kant- of uitwijkstroken.