Pae-omrekening
Voor berekeningen kunnen de vervoermiddelen worden uitgedrukt in een rekeneenheid. Deze rekeneenheid wordt personenauto-equivalent (pae) genoemd.
De omrekenfactor waarmee de verschillende voertuigtypen moeten worden vermenigvuldigd om het aantal pae's te bepalen, is van een aantal zaken afhankelijk. Het aantal pae's per voertuig moet worden beschouwd als het aantal extra personenauto's dat de weg kan gebruiken als het bewuste voertuig de weg niet gebruikt.
Afgezien van het voertuigtype, is de omrekenfactor onder meer afhankelijk van:
- de weggebruiker: de mate van bekendheid met de lokale situatie;
- het verkeer: de (in)homogeniteit van de verkeersstroom qua voertuigtype;
- de weg: de geometrie van de weg (langshelling, met name bij het optrekken, dwarshelling, verhardingsbreedte, met name in bochten).
Met name bij vrachtverkeer, maar ook bij fietsers, komen bovenstaande zaken duidelijk aan de orde. Voorbeelden zijn:
- De omrekenfactor voor een vrachtauto op een weg in een opgaande helling met een rijstrook per rijrichting neemt toe naarmate de lengte van de helling toeneemt.
- De omrekenfactor voor een vrachtauto die vanuit stilstand moet optrekken om een rotonde op te rijden, waarbij de dwarshelling van de rotondeweg naar buiten toe is gericht (voor de vrachtauto dus een klein stukje opgaande langshelling), is beduidend groter dan die voor een vrachtauto op een wegvak.
- De omrekenfactor voor een fietser die een weg wil oversteken, waarbij het fietspad (beduidend) lager ligt dan de over te steken hoofdrijbaan, is groter dan die voor een fietser op een vlak stuk fietspad.
Tabel 3.3/2. Pae-waarden van vrachtverkeer bij verschillende hellingspercentages
Hellingspercentage | ||||
Lengte van de helling [m] | 3% | 4% | 5% | 6% |
0 - 500 | 2 pae | 2 pae | 2 pae | 2 pae |
500 - 750 | 2 pae | 2,5 pae | 3 pae | 4 pae |
750 - 1.000 | 3 pae | 4 pae | 5 pae | 8 pae |
1.000 - 1.500 | 4 pae | 5 pae | 8 pae | 8 pae |
Het is dus belangrijk altijd de voertuigintensiteiten per voertuigsoort te bewaren en telkens voor een nieuwe berekening naar pae om te rekenen.
Bij het ontwerpen van verkeerslichtenregelingen voor een kruispunt is het van belang dat de afrijcapaciteiten van de rijstroken zo nauwkeurig mogelijk worden bepaald. De afrijcapaciteit wordt uitgedrukt in pae/h per rijstrook (en aangeduid met de letter K).
Tabel 3.3/3. Aantal pae per voertuigtype voor afrijcapaciteit bij een verkeerslicht
(brom)fiets | 0,2 pae |
motorfiets | 0,4 pae |
tram | 2,5 pae |
bus | 2 pae |
gelede vrachtauto | 2,3 pae |
vrachtauto | 1,5 pae |
personenauto | 1 pae |
De pae-waarden uit tabel 3.3/3 komen niet altijd overeen met de pae-waarden uit andere literatuurbronnen. De reden hiervoor is dat de pae-waarde wordt gerelateerd aan het proces waarop de omrekening van voertuigsoorten naar personenauto-equivalenten betrekking heeft. Uit tabel 3.3/2 blijkt dat de benodigde capaciteit voor een bus in het afrijproces gelijk is aan twee personenauto's. Voor de bepaling van de intensiteit van een doorgaande weg kan het echter zo zijn dat een bus niet overeenkomst met 2, maar met bijvoorbeeld 2,5 pae.