Planvorming
Door het verschil in karakter van de milieutechnische aspecten kunnen de ogenblikken waarop ze bij verkeersplannen aan de orde komen, uiteen liggen. Voor geluidshinder is wettelijk vastgelegd in welk stadium de problematiek in beschouwing moet worden genomen. De manier waarop de aspecten naar voren komen, loopt uiteen van het voldoen aan harde grenswaarden (geluid) tot het zo mogelijk beperken van de hinder (trilling). Voor geluidsproductie en uitstoot van schadelijke stoffen door de afzonderlijke voertuigen zijn wettelijke Europese normen opgesteld. Voor verkeersstromen gelden wettelijke regels voor geluid en emissie (zie paragraaf 4.3.1 en 4.3.2). Onder de Omgevingswet worden naar verwachting aspecten als geluids- en trillingshinder direct in het omgevingsplan aangepakt. Ook het ruimtegebruik door de verschillende modaliteiten staat in het omgevingsplan. Gemeenten willen (binnen)steden vaak autoluw maken, niet alleen vanwege bijvoorbeeld energieverbruik en luchtkwaliteit, maar vooral vanwege het ruimtegebruik. Een auto is in termen van ruimtegebruik heel inefficiënt (neemt veel ruimte in en staat vaak stil) ten opzichte van fietsen en wandelende mensen.
Belangrijk: in het algemeen dienen milieuaspecten al aan de orde te komen bij de planvorming door ernaar te streven de hinder voor de omgeving zo veel mogelijk te beperken. De lokale milieueffecten van mobiliteit en het energiegebruik kan men ook beperken (uitstoot CO2 en NOx) door de ruimtelijke ordening. Dit gebeurt door in het stedelijk planproces in te steken op het bevorderen van het langzaam verkeer en het beperken van het niet-noodzakelijk autoverkeer. Daarbij spelen de locatiekeuze van verkeersaantrekkende voorzieningen en de verwachte verplaatsingspatronen en vervoerswijzekeuze een rol.