Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

ASVV 2021
Deze tekst is gepubliceerd op 04-11-20

Snelle fietsroutes

Een snelle fietsroute – ook wel snelfietsroute of fietssnelweg genoemd – is een regionale hoofdfietsroute die hoogwaardig is ingericht voor fietsverplaatsingen over langere afstanden (5 tot circa 30 kilometer). Snelle fietsroutes hebben een hogere kwaliteit en een andere verschijningsvorm dan de doorgaande en verbindende routes in het regionale netwerk. Ze kunnen nieuw worden aangelegd, maar het is ook mogelijk om bestaande fietsroutes tot snelle fietsroute op te waarderen.
De benadering van snelle fietsroutes is anders en minder sectoraal dan vroeger. Bij de aanleg van nieuwe snelle fietsroutes is gebleken dat er meer nodig is dan alleen het toepassen van de maximale kwaliteitsrichtlijnen. Zowel over het ontwerp als over het proces en de communicatie zijn de afgelopen jaren lessen geleerd. Een snelle fietsroute over een lange afstand vraagt om extra ambitie voor de (ontwerp)snelheid en het vermijden van oponthoud. Een snelle fietsroute met een hoog gebruik of een hoge gebruikspotentie vraagt om extra breedte. De vijf hoofdeisen voor fietsvriendelijke infrastructuur (samenhang, directheid, aantrekkelijkheid, veiligheid en comfort) (zie paragraaf 8.4.2.2) zijn ook de basis voor een snelle fietsinfrastructuur.

Snelle fietsroutes functioneren in een netwerk, in samenhang met zowel de bestaande fietsinfrastructuur als andere vervoerswijzen. Gebleken is dat een fijnmazig en samenhangend netwerk van fietsvoorzieningen het gebruik van de fiets stimuleert. Snelle fietsroutes spelen een rol op diverse aspecten van een fietsnetwerk:
  • als onderdeel van het totale fietsnetwerk;
  • in samenhang met herkomsten en bestemmingen;
  • in samenhang met ov-structuren;
  • in samenhang met autonetwerken.

De netwerkkwaliteit voor de fiets moet op orde zijn. Een snelle fietsroute functioneert in het geheel van een hiërarchisch opgebouwd fietsnetwerk. De snelle fietsroute vormt de hoofdader in het geheel van stadsverbindingen en in het fijnmazige systeem van overige verbindingen.
Een snelle fietsroute dient als zodanig herkenbaar te zijn en logisch te passen in het systeem van overige fietsverbindingen. Het is de hoofdverbinding in het netwerk, de hoogste orde in een functionele hiërarchie. Een snelle fietsroute staat niet op zichzelf, maar is goed aangesloten op fietsverbindingen van lagere orde.
Een snelle fietsroute past niet alleen in het netwerk van overige fietsschakels, maar is een logische verbinding tussen belangrijke herkomsten en bestemmingen in een gebied. Het gaat daarbij om kantorenparken, onderwijsvoorzieningen, ziekenhuizen, binnensteden en woongebieden. Een snelle fietsroute hoeft daarbij niet rechtstreeks alle belangrijke voorzieningen te ontsluiten; het kan ook indirect. In de praktijk wordt de snelle fietsroute bij veel verplaatsingen niet in zijn geheel gebruikt, maar vormt deze een prettig onderdeel van de totale verplaatsing. In veel bovenlokale verplaatsingen (over langere afstand) zorgt de snelle fietsroute voor een aanzienlijke verkorting in reistijd en een verbetering in aantrekkelijkheid.

Het verdient aanbeveling bij het ontwerpen van snelle fietsroutes zo veel mogelijk rekening te houden met de bestaande ov-structuren. Een snelle fietsroute kan het bedieningsgebied van een treinstation vergroten. Verder weg gelegen wijken en kernen komen binnen fietsafstand van het station. Dit kan wel ten koste gaan van ontsluitend openbaar vervoer of kleinere stations. Afstemming met stationsgebieden is van belang; een stationsgebied is een belangrijke herkomst/bestemming voor veel fietsers.

Snelle fietsroutes en autonetwerken vormen een uitdagende combinatie. Snelle fietsroutes liggen bij voorkeur niet langs de hoofdroutes van het gemotoriseerd verkeer, vanwege lucht- en geluidshinder. Ook de verkeersveiligheid en de belevingsfactor zijn gebaat bij loskoppeling van de netwerken voor fiets en gemotoriseerd verkeer. Een belangrijke opgave is de snelle fietsroutes te ontvlechten. De fietsstraat kan hierbij een goede oplossing zijn: zoek met de fietsroute de autoluwe straten op en geef de fiets daar voorrang. Voor een snelle fietsroute is enige gestrektheid in het tracé wel een vereiste en ook de herkenbaarheid en vindbaarheid zijn van belang. Een slingerende route door een ‘bloemkoolwijk’ biedt niet de voor een snelle fietsroute vereiste kwaliteit.
[ link ]

Figuur 8.4/2. Door de fietser voorrang te geven in een autoluwe straat, kunnen het auto- en het fietsverkeer van een verkeersader worden ontvlochten [8.28]

Een beproefd concept is het reserveren van een aantal oude radialen van de stad voor fietsers (en lokaal gemotoriseerd verkeer) door gemotoriseerd verkeer te bundelen op een beperkt aantal inprikkers. De historische radialen volgen vaak de kortste weg naar de binnenstad, zijn herkenbaar in de stedelijke structuur en kennen van oudsher aanliggende functies die de fietsaantrekkelijkheid vergroten (maar die het vaak ook lastig maken om de route daadwerkelijk autoluw te maken).

Ontvlechten lukt niet altijd. Bovendien biedt in sommige situaties het bundelen van gemotoriseerd en fietsverkeer een meerwaarde. Dit geldt bijvoorbeeld als de route van het gemotoriseerd verkeer goed verlicht is. Dit verhoogt voor fietsers de sociale veiligheid. Ook is er in de avonduren met langsrijdend gemotoriseerd verkeer sprake van een zekere sociale controle. In de avonduren zijn gebundelde routes daarom sociaal veiliger.

Het tracé van een snelle fietsroute moet op een zo direct mogelijke wijze de belangrijkste herkomsten en bestemmingen van fietsers verbinden. Directheid betekent dat omrijden tot een minimum beperkt blijft. Factoren als afwikkelingssnelheid, oponthoud en omgereden afstand bepalen de directheid; zij beïnvloeden de reistijd voor de fietser. De omrijfactor voor een verplaatsing via een snelle fietsroute dient kleiner te zijn dan 1,1.