Tracé (b)
Het tracé geeft het verloop van de weg ten opzichte van zijn omgeving aan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen horizontaal alignement en verticaal alignement.
b1 Horizontaal alignement
Het horizontaal verloop van de weg is een aaneenschakeling van rechtstanden en bogen. In de bogen moet met twee verschijnselen rekening worden gehouden die op de rechte weggedeelten niet voorkomen:
Het horizontaal verloop van de weg is een aaneenschakeling van rechtstanden en bogen. In de bogen moet met twee verschijnselen rekening worden gehouden die op de rechte weggedeelten niet voorkomen:
- de middelpuntvliedende kracht;
- de verbreding van de baan die door een voertuig wordt bestreken.
Ad 1. Middelpuntvliedende kracht
Om te voorkomen dat het voertuig uit de bocht vliegt, moet de middelpuntzoekende wrijvingskracht even groot zijn als de middelpuntvliedende kracht. Een bijdrage aan het krachtenevenwicht kan worden geleverd door de bocht in een juiste verkanting te leggen. Het verband tussen de boogstraal, de ontwerpsnelheid en de verkanting is grafisch weergegeven in figuur 10.1/3. Om te voorkomen dat hoog beladen auto's bij lage snelheden kantelen of bij glad wegdek naar de binnenzijde afglijden, mag de verkanting niet groter zijn dan 5 procent [10.2].
Om te voorkomen dat het voertuig uit de bocht vliegt, moet de middelpuntzoekende wrijvingskracht even groot zijn als de middelpuntvliedende kracht. Een bijdrage aan het krachtenevenwicht kan worden geleverd door de bocht in een juiste verkanting te leggen. Het verband tussen de boogstraal, de ontwerpsnelheid en de verkanting is grafisch weergegeven in figuur 10.1/3. Om te voorkomen dat hoog beladen auto's bij lage snelheden kantelen of bij glad wegdek naar de binnenzijde afglijden, mag de verkanting niet groter zijn dan 5 procent [10.2].
[ link ]
Figuur 10.1/3. Verband tussen boogstraal, ontwerpsnelheid en verkanting
Ad 2. Verbreding van de baan
In een bocht bestrijkt een voertuig een bredere baan dan de breedte van het voertuig zelf. Daarom is in een bocht een verbreding van de rijstrook veelal noodzakelijk.
In een bocht bestrijkt een voertuig een bredere baan dan de breedte van het voertuig zelf. Daarom is in een bocht een verbreding van de rijstrook veelal noodzakelijk.
[ link ]
Bij krappe bogen, waar een grote verandering in de verkanting en/of een rijstrookverbreding nodig is, kunnen overgangsbogen worden toegepast. Tijdens het berijden van een overgangsboog kan de bestuurder zijn stuur geleidelijk verdraaien om de verandering in de versnelling naar het middelpunt niet abrupt te laten plaatsvinden. Op wegen binnen de bebouwde kom wordt de overgangsboog in de verkanting veelal achterwege gelaten. Op wegen met een ontwerpsnelheid van 60 km/h en hoger zijn overgangsbogen gewenst bij boogstralen kleiner dan 900 meter. Figuur 10.1/4. Sleeplijn en veeglijn
Hieronder staan slechts de beginselen van de overgangsboog. Zie het ‘Handboek wegontwerp 2013’ [10.2] voor een gedetailleerde beschouwing
Een goede overgangsboog heeft als kenmerk dat de toename van de kromming constant is. Als overgangsboog wordt vaak een deel van een clothoïde gebruikt. Een clothoïde is een centraalsymmetrische dubbelspiraal met een buigpunt in de oorsprong. In figuur 10.1/5 is hiervan de helft getekend. Van deze spiraal wordt telkens een klein gedeelte als overgangsboog gebruikt.
De algemene formule voor de clothoïde is:
L x R = A2 waarin:
L [m] = de lengte van de boog, gemeten vanaf de oorsprong, waar R = ∞
R [m] = de boogstraal aan het einde van de boog
A [m] = de parameter van de clothoïde
L x R = A2 waarin:
L [m] = de lengte van de boog, gemeten vanaf de oorsprong, waar R = ∞
R [m] = de boogstraal aan het einde van de boog
A [m] = de parameter van de clothoïde
[ link ]
Figuur 10.1/5. Clothoïde
In de praktijk ligt de waarde van A, ook met het oog op het comfort van de weggebruiker, tussen 1/3 R en R. Enkele voorbeelden van de toepassing van een deel van een clothoïde als overgangsboog staan in de figuren 10.1/6 tot en met 10.1/8.
[ link ]
Figuur 10.1/6. Toepassing clothoïde tussen rechtstand en cirkelboog met straal R
[ link ]
Figuur 10.1/7. Toepassing clothoïde tussen twee gelijkgerichte cirkelbogen
[ link ]
Figuur 10.1/8. Toepassing clothoïde tussen twee tegengesteld gerichte cirkelbogen
Voorkom dat in bochten het zicht van bestuurders wordt belemmerd door voorwerpen in de binnenbocht. Anders gezegd: het stopzicht moet verzekerd zijn. Voorkom dus min of meer continue zichtbelemmeringen, zoals bebouwing en beplanting die hoger zijn of hoger kunnen worden dan 0,60 meter. Vooral bij kruispunten moet dit soort zichtbelemmeringen worden vermeden. Solitaire voorwerpen onderbreken het zicht slechts gedurende korte tijd.
b2 Verticaal alignement
In Nederland zijn er in het algemeen geen grote hoogteverschillen. Langshellingen in wegen komen voornamelijk voor bij kunstwerken (viaducten, bruggen, tunnels). Het verticale alignement wordt samengesteld uit bogen en hellingen. De bogen en hellingen moeten voldoen aan de op de rijsnelheid gebaseerde zichtafstanden zoals rijzicht en stopzicht (zie paragraaf 10.1.4). Pas geen groter hellingspercentage toe dan 4 à 5 procent om te voorkomen dat vooral vrachtauto's te veel in snelheid terugvallen [10.2].
In Nederland zijn er in het algemeen geen grote hoogteverschillen. Langshellingen in wegen komen voornamelijk voor bij kunstwerken (viaducten, bruggen, tunnels). Het verticale alignement wordt samengesteld uit bogen en hellingen. De bogen en hellingen moeten voldoen aan de op de rijsnelheid gebaseerde zichtafstanden zoals rijzicht en stopzicht (zie paragraaf 10.1.4). Pas geen groter hellingspercentage toe dan 4 à 5 procent om te voorkomen dat vooral vrachtauto's te veel in snelheid terugvallen [10.2].
Bolle verticale bogen (topbogen, zie figuur 10.1/9) worden zodanig gedimensioneerd dat weggebruikers met een ooghoogte op 1,10 meter boven het wegdek, binnen het stopzicht voorwerpen van 0,2 meter hoogte op het wegdek kunnen waarnemen.
[ link ]
Bij holle verticale bogen (voetbogen) wordt de boogstraal meestal bepaald door het rijcomfort. Als een holle boog onder een viaduct of tunnel is gelegen, kunnen zich echter toch zichtproblemen voordoen, vooral voor bestuurders van motoren, vrachtauto's en bussen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het 'wegvallen' van hooggeplaatste bewegwijzering. Controleer dit grafisch. Houd bij ontbrekende of zwakke straatverlichting rekening met het feit dat in holle bogen de koplampen minder ver vooruit schijnen naarmate de boogstraal kleiner is. Omgekeerd is er bij bolle bogen meer risico op verblinding van de tegenliggers [10.2].Figuur 10.1/9. Verticaal alignement
Verticaal alignement versus fietsverkeer
Houd bij het bepalen van de verticale alignement van een weg rekening met aanwezige fietsers (op de rijbaan of een vrijliggend fietspad). Richtlijnen houden voor fietsers een flauwere helling aan dan voor het autoverkeer. Bij fietsers op de rijbaan moet het verticale alignement afgestemd zijn op het gewenste hellingspercentage voor fietsers.
Indien (brom)fietsers de beschikking hebben over vrijliggende fietspaden op korte afstand naast de rijbaan, dan zal in het algemeen ook hier het verticale alignement van de fietser maatgevend zijn. Kies voor aparte verticale alignementen voor fiets en autoverkeer als het fietspad op grotere afstand van de rijbaan ligt. Maak voor de fietsers dan extra lengte om het hoogteverschil te overwinnen (extra hellingbanen).
Meer informatie over het bepalen van het hellingspercentage voor fietsers staat in CROW-publicatie 351 'Ontwerpwijzer Fietsverkeer' [10.3].
Houd bij het bepalen van de verticale alignement van een weg rekening met aanwezige fietsers (op de rijbaan of een vrijliggend fietspad). Richtlijnen houden voor fietsers een flauwere helling aan dan voor het autoverkeer. Bij fietsers op de rijbaan moet het verticale alignement afgestemd zijn op het gewenste hellingspercentage voor fietsers.
Indien (brom)fietsers de beschikking hebben over vrijliggende fietspaden op korte afstand naast de rijbaan, dan zal in het algemeen ook hier het verticale alignement van de fietser maatgevend zijn. Kies voor aparte verticale alignementen voor fiets en autoverkeer als het fietspad op grotere afstand van de rijbaan ligt. Maak voor de fietsers dan extra lengte om het hoogteverschil te overwinnen (extra hellingbanen).
Meer informatie over het bepalen van het hellingspercentage voor fietsers staat in CROW-publicatie 351 'Ontwerpwijzer Fietsverkeer' [10.3].