Trap
Toepassingsgebied
★hoogteverschil ≥ 0,15 m
★ ook geschikt voor mensen met beperkt loopvermogen
★ indien in combinatie met een helling ontstaat een toegankelijke voorziening, anders een niet-toegankelijke voorziening
Uitvoering
- trap moet voor mensen met een visuele beperking goed gevonden kunnen worden via natuurlijke gidslijn (zie paragraaf 14.1.11) of geleidelijn (zie paragraaf 14.1.12)
- in het verlengde van een eventuele gidslijn bovenaan de trap, op 0,60 m voor de eerste trede een waarschuwingsmarkering (A) aanbrengen (onderaan niet aanbrengen)
- bovenste en onderste treden over gehele breedte markeren met een contrastmarkering; op de overige treden alleen aan de zijkant over een breedte van 0,30 m vanaf de leuning (zie B in tekening)
- contrastmarkering met voldoende kleurcontrast (grijswaardenverschil K ≥ 0,3)
- trap aan beide zijden voorzien van leuning (zie paragraaf 14.1.10)
- trap hoger dan 1,80 m moet worden voorzien van een rustplateau
- zorg voor (ook bij regen) slipvrije treden (minimale waarde 65 volgens NEN 2873 [14.5])
- geen treden met een scherpe rand of overstekende tredeneuzen
- gesloten treden (niet in roosters uitvoeren)
- zo mogelijk stootborden toepassen, bij voorkeur gesloten stootbord onder 15°
- zo mogelijk fietsgoot naast trap (zie paragraaf 14.2.18)
- indien trap onderdeel is van een geleidelijnroute, dan hart geleidelijn 0,9 m links van rechtertrapboom uitlijnen in de richting ‘naar beneden’, zie [14.3]
Maatvoering
- a1 ≥ 0,30 m (aantrede)
- a2 = 0,60 m
- a3 ≥ 1,20 m
- a4 ≥ 1,20 m
- a5 = 0,30 m
- h1= 0,15 – 0,18 m (optrede)
- h2 = 0,85 à 0,95 m (zie paragraaf 14.1.10)
Combinatiemogelijkheden
Positieve aspecten
- voor iedereen goed en comfortabel te belopen trap
- verbetering gebruik trappen door mensen met een mobiliteitsbeperking
Opmerkingen
Zie [14.2]