Uitrusting haltes
De toegankelijkheid van het perron en het beschikbare oppervlak voor het wachten en voor het in- en uitstappen, bepalen mede de toegankelijkheid van het openbaar vervoer.
In tabel 10.4/5 staat de maatvoering van een perron van een halteplaats voor de bus. Voor meer informatie zie [10.19].
Tabel 10.4/5. Maatvoering perrron halteplaats voor de bus
Verhoogde rechtstand | Verlaagde rechtstand | Breedte haltehaven | Tussenberm | Perronhoogte | Inrijhoek | Uitrijhoek | |||||
Haltekom/op rijbaan | Buslengte 12 m | Buslengte 15 m | Buslengte 18 m | Buslengte 24 m | |||||||
Gebiedsontsluitingsweg | Haltekom | 8 m | 12 m | 16 m | 22 m | 4 m | 3 m | n.v.t. | 18-20 cm | 1 : 8,3 | 1 : 5 |
Gebiedsontsluitingsweg | Op rijbaan | 13 m | 16 m | 18 m | 25 m | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 18-20 cm | n.v.t. 1) | n.v.t. |
Erftoegangsweg | Op rijbaan | 13 m | 16 m | 18 m | 25 m | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 18-20 cm | n.v.t. 1) | n.v.t. |
Wegcategorisering | Haltekom/op rijbaan | Perronbreedte | Spleetbreedte 2) | Barrière-vrije doorgang | Vrije doorgang rolstoel en uitschuifplaat | Doorloophoogte 3) | Maximale afstand wachtruimte - perron | ||||
Gebiedsontsluitingsweg | Haltekom | 2,50 m | 0,50 m | 1,20 m | 2,00 m | 2,20 m | 8 m | ||||
Gebiedsontsluitingsweg | Op rijbaan | 2,50 m | 0,50 m | 1,20 m | 2,00 m | 2,20 m | 8 m | ||||
Erftoegangsweg | Op rijbaan | 2,50 m | 0,50 m | 1,20 m | 2,00 m | 2,20 m | 8 m | ||||
1) Eis is dat de halte recht aangereden verlaten kan worden met een lengte van ten minste de lengte van de bus. 2) Gemeten vanaf perronrand, zonder abri. 3) Afstand tussen de vloer van de bus en de perronrand. |
Reizigers in of met een rolstoel, rollator of kinderwagen hebben voldoende manoeuvreerruimte nodig om zich op het perron te kunnen begeven en om in en uit de bus te kunnen stappen. Dit heeft te maken met de draaicirkels van de verschillende hulpmiddelen. Bij een toegankelijke halte is een minimale perronbreedte vereist van 1,5 meter, gemeten vanaf de perronrand (die soms al 0,30 meter breed kan zijn). De maat van 1,5 meter is gebaseerd op een rolstoel die mee kan in het openbaar vervoer.
Als gebruik wordt gemaakt van de uitklapplank van de bus, moet het perron een vrije ruimte van 1,5 × 1,5 meter bieden om een rolstoel te kunnen laten draaien. De openbare ruimte – buiten de bushalte – moet ruimer zijn ingericht, omdat daar bijvoorbeeld ook scootmobielen moeten kunnen manoeuvreren.
De manoeuvreerbaarheid van een reiziger is, behalve van de breedte van het perron, ook afhankelijk van de aanwezigheid en de plaats van voorzieningen en andere obstakels. Deze dienen zo te worden gepositioneerd dat er voldoende manoeuvreerruimte blijft.
De perronbreedte is verder afhankelijk van de intensiteit van het gebruik; bij drukkere haltes is een breder perron nodig dan de richtlijn voor de toegankelijkheid aangeven.
Het perron heeft een barrièrevrije doorgang. Indien noodzakelijk, kunnen puntvernauwingen voorkomen van maximaal 0,9 meter breed over een afstand van maximaal 0,5 meter. Pas een puntvernauwing alleen toe in rechtstanden. Eventuele barrières, zoals abri’ s, afvalbakken, haltepalen en overig haltemeubilair, staan uit de buurt van de in- en uitstap en op een afstand van minimaal 1,2 meter van de perronrand. Bij deze minimale doorgang hebben reizigers in een rolstoel, met rollator of met kinderwagen voldoende ruimte om over de gehele lengte van het perron te bewegen. Daarnaast blijft voldoende ruimte beschikbaar voor een geleidelijn en de perronband. In een stedelijke omgeving, waar ruimte schaars is, is het soms lastig om voldoende vrije doorloop te realiseren.
Voorkom bijzondere manoeuvres op het perron. Bij de overgang van een lage naar een hoge band zal echter altijd sprake zijn van een helling in het perron (het hoogteverschil bedraagt circa 80-100 milimeter). De wegbeheerder besluit om lage en hoge banden niet te combineren, of steeds een helling in het perron te accepteren.
Met een barrièrevrije doorgang van 1,20 meter is er daarnaast voldoende ruimte voor een 0,60 meter brede geleidelijn en de perronband [10.20]. Onder andere de volgende onderwerpen stellen eisen aan haltes. De functie, de locatie, het belang van de halte en de toegankelijkheid van de bus spelen daarbij een rol.
- de loop-/fietsroute van en naar de halte;
- fietsenstalling bij de halte (kluizen bij regionale halte);
- de wachtruimte op de halte;
- de verlichting op de halte;
- de rijroute van en naar de halte;
- markering op de halte.
Van haltes is het hemelsbrede invloedsgebied voor voetgangers 450 meter en voor fietsers 1500 meter. Vermijd conflicten met gemotoriseerd verkeer (lange oversteektijden) op de routes voor de voetgangers en fietsers binnen het invloedsgebied. Met een middengeleider kan een weg in fasen worden overgestoken en de oversteekbaarheid ervan worden vergroot. Naar de haltes zijn directe, comfortabele en sociaal veilige voet- en fietspaden gewenst. De looproutes moeten kort zijn. Overweeg om parkeerplaatsen nabij een halteplaats aan te leggen of een combinatie met een carpoolplaats te maken om het gebruik van openbaar vervoer te stimuleren.
Frequent gebruikte haltes hebben voorzieningen nodig om fietsen van de reizigers te kunnen stallen. Bijvoorbeeld fietsklemmen, fietskluizen of, als dat door combinatie met andere nabij gelegen voorzieningen te realiseren valt, een bewaakte fietsenstalling. Fietsparkeersystemen die het Fietsparkeur hebben, zijn van voldoende kwaliteit.
De aanwezigheid van voldoende, droge en veilige stallingsmogelijkheden draagt bij aan het stimuleren van ketenmobiliteit en het verminderen van het autogebruik.
Een halte moet minimaal voorzien zijn van een haltepaal met een haltebord met informatie over de buslijnen (routes, halteplaatsen) en een informatiebord met informatie over vertrektijden, eventuele overstapmogelijkheden en zone-informatie. Bij haltes met ten minste veertig instappende reizigers per dag is een abri gewenst, uitgerust met zijschotten in verband met beschutting. Plaats in landelijke gebieden, waar geen ruimte is voor abri's, windschermen zodat reizigers uit de wind kunnen wachten. Bij haltes langs wegen met hoge snelheden moet er een afscherming zijn tussen de hoofdrijbaan en de halte in de vorm van een hek of een vangrailconstructie.
De optimale halte heeft een breedte van ten minste 3,20 meter waarbij de abri op ten minste 0,90 meter van de perronrand is geplaatst. De minimale breedte ter hoogte van de instapplaats is 2,00 meter waarbij de abri langs de zijkant is geplaatst. Overal moet een vrije doorgang van ten minste 0,90 meter resteren. De toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers vraagt om een vrije doorgangsbreedte van:
- ten minste 0,90 meter (exclusief de breedte van de perronband);
- ten minste 1,50 meter om te kunnen draaien of om een medepassagier te kunnen passeren;
- ten minste 2,10 meter om een kinderwagen te kunnen passeren.
De maximale afstand tussen de wachtruimte en het perron is 8 meter. De minimale wachtruimte (abri) bedraagt (l x b x h) 1,40 x 0,90 x 2,30 meter. De (ontspiegelde) glaswanden zijn gemarkeerd op een hoogte van 1,50 meter zodat er geen gevaar bestaat dat iemand er tegenaan loopt. De wachtgelegenheid biedt voldoende (beschutte) zitplaatsen op een hoogte van 0,45 tot 0,50 meter boven de vloer (breedte 0,30 meter). De wachtruimte heeft voldoende diepte met zijwanden om tocht te voorkomen. Ook voor gebruikers van een rolstoel is voldoende beschutting tegen weersinvloeden. De benodigde ruimte voor hen is ten minste 1,40 x 0,90 meter.
Verlichting op haltes is een essentieel onderdeel van de veiligheidsbeleving voor de reiziger. Voorkom tegelijk dat de verlichting hinder oplevert voor de omgeving.
De reclameabri’s leveren vaak al voldoende verlichting door de achtergrondverlichting. Meestal is een eenvoudig lichtarmatuur in het dak van de abri genoeg.
Het gebruik van led-lampen
Gebruik in abri's led-lampen; de lichtuitstoot ten opzichte van een tl-buis is tien procent minder. Het levert bovendien een besparing van het energieverbruik op van 50 tot 80 procent, afhankelijk van de toepassing en het gewenste lichtniveau. Zorg voor een rustiger en tot in alle hoeken egalere verlichting, zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan het doel en de uitstraling van de posterreclame.
Een van de belangrijkste kenmerken van led's ten opzichte van de conventionele techniek, is een langere levensduur in branduren. Hiermee verbeteren de betrouwbaarheid en de economische levensduur van de lichtreclame aanzienlijk, wat ook positief uitwerkt op het beheer- en onderhoudsplaatje van een halteplaats.
Uiteraard is de aanschaf van een led duurder dan van een tl-buis. Maar kijk bij toepassing van deze techniek naar alle kosten die gepaard gaan met het aanschaffen en het beheren van de lichtreclame. Het gaat dan onder andere om de aanschafkosten van de verlichtingsmaterialen, de montagekosten van de materialen, de jaarlijkse energiekosten en het periodieke onderhoud. Bij abri's is sprake van een terugverdientijd van twee tot drie jaar waarna de nieuwe verlichtingstechniek ieder jaar een aanzienlijke besparing oplevert.
Door een ‘plug and play’-methode is de techniek toe te passen in reeds bestaande posterbakken en in bakken die zijn voorzien van plattegronden. Door het toepassen van led’s komt er een einde aan de gedachte dat reclame alleen goed zichtbaar is door gebruik te maken van (te) veel licht en dat een reclame schreeuwend en prominent aanwezig moet zijn in het straatbeeld.
Gebruik in abri's led-lampen; de lichtuitstoot ten opzichte van een tl-buis is tien procent minder. Het levert bovendien een besparing van het energieverbruik op van 50 tot 80 procent, afhankelijk van de toepassing en het gewenste lichtniveau. Zorg voor een rustiger en tot in alle hoeken egalere verlichting, zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan het doel en de uitstraling van de posterreclame.
Een van de belangrijkste kenmerken van led's ten opzichte van de conventionele techniek, is een langere levensduur in branduren. Hiermee verbeteren de betrouwbaarheid en de economische levensduur van de lichtreclame aanzienlijk, wat ook positief uitwerkt op het beheer- en onderhoudsplaatje van een halteplaats.
Uiteraard is de aanschaf van een led duurder dan van een tl-buis. Maar kijk bij toepassing van deze techniek naar alle kosten die gepaard gaan met het aanschaffen en het beheren van de lichtreclame. Het gaat dan onder andere om de aanschafkosten van de verlichtingsmaterialen, de montagekosten van de materialen, de jaarlijkse energiekosten en het periodieke onderhoud. Bij abri's is sprake van een terugverdientijd van twee tot drie jaar waarna de nieuwe verlichtingstechniek ieder jaar een aanzienlijke besparing oplevert.
Door een ‘plug and play’-methode is de techniek toe te passen in reeds bestaande posterbakken en in bakken die zijn voorzien van plattegronden. Door het toepassen van led’s komt er een einde aan de gedachte dat reclame alleen goed zichtbaar is door gebruik te maken van (te) veel licht en dat een reclame schreeuwend en prominent aanwezig moet zijn in het straatbeeld.
Om de toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking en mensen met een kinderwagens te stimuleren, is het wenselijk dat de halte zo gemakkelijk mogelijk en via een hellingbaan bereikbaar is. Door perrons te verhogen wordt ook de instap voor deze groepen passagier vergemakkelijkt, zie ook [10.20].
- Blokmarkering
Op de rand van het perron kan een zwart-wit geblokte markering worden aangebracht. Deze markering heeft een juridische betekenis. Een bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan bij een bushaltebord ter hoogte van de geblokte markering. Als deze markering niet is aangebracht, dan mag een bestuurder niet stilstaan op een afstand van minder dan 12 meter van het bushaltebord. Dit geldt overigens niet voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers.
- Attentiemarkering
De hiervoor bedoelde blokmarkering mag niet worden verward met de attentiemarkering voor met name mensen met een visuele beperking. Deze markering bestaat uit een 0,60 meter brede lijn op 0,60 meter afstand van de rand van het perron, die qua kleur en textuur met de directe omgeving contrasteert. Het verschil in reflectiefactor tussen markering en ondergrond is groter dan, of gelijk aan 0,3. Los van de reflectiefactor zijn met name de kleuren wit en geel bij uitstek geschikt voor attentie- en waarschuwingsmarkeringen. De attentiemarkering is zodanig dat er geen verwarring met een geleidelijn kan ontstaan (geen voelbare markering).
- Markering instapplaats
Voor de wachtende passagiers is het fijn om te weten waar de bus precies halteert en waar zich dan met name de instap aan de voorzijde van de bus zal bevinden. Kom hieraan tegemoet door een markering in de vorm van een vlak of een pijl aan te brengen op het perron. De instapplaats kan ook met een noppenmarkering worden aangeduid.