Vlakheid wegdek
Vlakheid is te definiëren als een maat voor de grootte en de aard van de afwijking in een wegdek ten opzichte van een vlak op de gewenste hoogte (bijvoorbeeld een rechte lijn, een voetboog). De vlakheid bepaalt in hoge mate de rijkwaliteit (comfort en veiligheid). Voor gemotoriseerd verkeer geldt dit vooral bij hoge snelheden. Bij langzaam verkeer ook al bij lagere snelheden. Er is een onderscheid tussen langs(on)vlakheid en dwars(on)vlakheid.
De langsonvlakheid van de weg is van invloed op het rijcomfort en de verkeersveiligheid. Met name voor tweewielers is langsvlakheid van invloed op de stabiliteit van het voertuig en daarmee op de verkeersveiligheid. Een grotere langsonvlakheid resulteert in een hoger brandstofverbruik, een grotere voertuigslijtage en een grotere dynamische belasting van de verharding. Een grotere langsonvlakheid kan ook zorgen voor meer band-wegdekgeluid en trillingen als gevolg van het verkeer.
Deformaties in langsrichting kunnen worden onderscheiden naar hun golflengte:
- ribbels: golflengten tot 30 centimeter;
- korte golven: golflengten van circa 30 centimeter tot 3 meter;
- middellange golven: golflengten van circa 3 tot 20 meter;
- lange golven: golflengten van circa 20 tot 80 meter.
Nog langere golven hebben meestal geen invloed op normaal wegverkeer. Naast golflengte is ook de grootte of amplitude van de langsonvlakheid van belang voor de effecten op het verkeer en de omgeving.
Ribbels met golflengten van 3 tot 5 centimeter hebben meestal een geringe amplitude en zijn daarom niet storend voor het rijcomfort. Ze hebben wel effect op de geluidproductie door het verkeer. Bij golflengten van 8 tot 15 centimeter kan het voertuig in een trilling komen die afhankelijk van de amplitude hinderlijk kan zijn en voor motorrijders zelfs gevaarlijk. Hiervan kan sprake zijn bij verhardingen van keien en elementenverhardingen. Ribbels kunnen ook voorkomen bij asfaltverhardingen bij kruispunten met verkeerslichten. Door remmend en accelererend verkeer kan daar in de rijsporen een golfpatroon in het langsprofiel ontstaan met grote amplitudes (wasbord). Ribbels met grotere golflengten en amplitudes kunnen eveneens storend worden, zoals bij korte knikken, scherpe ruggen en verzakkingen. Grotere ribbels kunnen optreden bij aansluitingen van de verharding aan starre constructies in de aardebaan, bij bushaltes, bij scheuren in het wegdek, bij onderheide rioolputten, bij voegen in een betonverharding, enzovoort.
Korte golven kunnen bij asfalt- en elementenverhardingen ontstaan door onvoldoende stabiliteit van de bovenste lagen. Middellange golven zijn vaak het gevolg van zettingen en/of deformaties in de funderingslagen of van een onvoldoende sterke fundering. Lange golven zijn vaak het gevolg van ongelijkmatige zettingen in de ondergrond. Deze lange golven kunnen echter ook al voortkomen uit het gehanteerde wegontwerp.
Dwarsonvlakheid zijn alle verticale afwijkingen in het dwarsprofiel van de verharding. Spoorvorming in asfalt- en elementenverhardingen is een bekende vorm van dwarsonvlakheid. Hoogteverschillen ter plaatse van een gescheurde verharding of ter plaatse van een las zijn ook vormen van dwarsonvlakheid. Spoorvorming wordt gekenmerkt door een golfpatroon in het dwarsprofiel ter plaatse van beide rijsporen en wordt vooral veroorzaakt door zwaar vrachtverkeer.
De spoordiepte is van invloed op het rijcomfort, maar vooral op de veiligheid. Afhankelijk van een aantal factoren (afschot, porositeit per laag, verkeersintensiteit) kan water in de rijsporen blijven staan, wat gevaar voor aquaplaning oplevert. Ook bij droog weer wordt de bestuurbaarheid van een voertuig door spoorvorming bemoeilijkt, vooral bij hoge snelheden en bij zwaar geladen vrachtautocombinaties. Ten slotte kan bij een bepaalde spoordiepte ook het wisselen van rijstrook tot gevaarlijke situaties leiden. Spoorvorming is voor motorrijders gevaarlijk en kan ertoe leiden dat men de macht over het stuur verliest.
Dwarsprofielmetingen worden uitgevoerd met een rijspoordieptemeter of een zelfregistrerende rij. De dwarsvlakheid wordt uitgedrukt in een gemiddelde spoordiepte in mm per 100 meter weglengte.
Aan de vlakheid van elementverhardingen worden minder hoge eisen gesteld dan aan asfalt- of betonverhardingen. Het toepassingsgebied van elementverhardingen beperkt zich daarom voornamelijk tot wegen waar de snelheden laag zijn. Door herstraten kunnen verzakkingen of spoorvorming worden weggenomen. De vlakheid van een betonverharding verandert in de loop van de tijd meestal nauwelijks. Een asfaltverharding kan ook met goede aanvangskwaliteit worden aangelegd. De eventuele achteruitgang in kwaliteit wordt voornamelijk bepaald door de hoeveelheid zwaar verkeer, maar ook door de gekozen constructieopbouw en materialen.