Voorrangskruispunten
Op kruispunten tussen een erftoegangsweg en een gebiedsontsluitingsweg is de geregeld. Dit geldt ook voor solitaire fietspaden en ov-banen. De vormgeving kan met RVV-borden B1 t/m B7 of met een uitritconstructie. Beide oplossingen zijn qua verkeersveiligheid vergelijkbaar [10.14]. Voorrangskruispunten tussen een ETW en GOW zijn echter bij voorkeur vormgegeven met een uitritconstructie. Pas voor de herkenbaarheid op voorrangskruispunten geen kruispuntplateaus toe, omdat een kruispuntplateau geassocieerd wordt met kruispunten zonder voorrangsregeling.
[ link ]
Binnen verblijfsgebieden en bij fietsstraten kunnen voorrangskruispunten tussen een erftoegangsweg en een solitaire fietsroute of ov-baan voorkomen. Ook zijn binnen verblijfsgebieden voorrangskruispunten mogelijk tussen een erftoegangsweg en een erf (woon- of winkelerf). De voorrang daar is geregeld met een uitritconstructie of een doorlopende trottoirband.Figuur 10.2/6. Voorrangskruispunt
Vier- en drietakskruispunt
Bij drietakskruispunten heeft het de voorkeur om de doorgaande straat als voorrangsweg aan te houden en de tak die op deze straat uitkomt als voorrangsplichtig in te richten.
Ga terughoudend om met kruispunten waar vijf of meer takken op uitkomen. Deze zijn voor weggebruikers te ingewikkeld of onoverzichtelijk. De voorkeur is dan om een rotonde te realiseren of mogelijk een aantal takken af te sluiten. Compacte en simpele kruispunten zijn over het algemeen verkeersveiliger dan complexe kruispunten.
Bij drietakskruispunten heeft het de voorkeur om de doorgaande straat als voorrangsweg aan te houden en de tak die op deze straat uitkomt als voorrangsplichtig in te richten.
Ga terughoudend om met kruispunten waar vijf of meer takken op uitkomen. Deze zijn voor weggebruikers te ingewikkeld of onoverzichtelijk. De voorkeur is dan om een rotonde te realiseren of mogelijk een aantal takken af te sluiten. Compacte en simpele kruispunten zijn over het algemeen verkeersveiliger dan complexe kruispunten.
[ link ]
Figuur 10.2/7. Voorrangskruispunt binnen de bebouwde kom tussen gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen (regeling met RVV-borden)
Tabel 10.2/4. Basiskenmerken voorrangskruispunten
Basiskenmerk | Drietaks- of viertaks- voorrangskruispunt binnen de bebouwde kom | |||
---|---|---|---|---|
Aanrijrichting: vanuit EWTW | Aanrijrichting vanuit GOW | |||
A | onderscheid in verharding | altijd | altijd 1) | nooit 1) |
B | rijrichtingscheiding | nooit | altijd | |
C | lengtemarkering of trottoirbanden | altijd (trottoirband) | altijd | |
D | (openbare) verlichting | altijd | altijd | |
F | (openbare) verlichting | nooit 2) | bij voorkeur wel | |
I | fietsvoorzieningen | in principe niet | altijd | |
T | voorzieningen openbaar vervoer | nooit | in principe niet | |
U | voorrangsregeling | altijd | altijd | |
V | voorzieningen VRI | nooit | nooit | |
W | richtingskeuze | in principe niet | in principe niet | |
X | snelheidsbeheersing | bij voorkeur wel | in principe niet | |
Y | bewegwijzering | in principe niet | in principe niet | |
Z | doorzicht kruispunt | altijd | altijd | |
1) Erftoegangstoegansweg- gebiedsontsluitingsweg: altijd onderscheid; gebiedsonsluitingsweg- gebiedsontsluitingsweg: geen onderscheid 2) Kanalisatiestrepen mogen worden toegepast, maar geen zebrapaden |
Voorkom de combinatie van haaientanden op de ene tak en een uitritconstructie op de andere tak. Een combinatie van verschillende vormen van voorrang kan tot verwarring bij weggebruikers leiden.
Toelichting op basiskenmerken voorrangskruispunten
A | Bij een kruispunt tussen twee gebiedsontsluitingswegen is er geen onderscheid in verharding. Alleen bij een voorrangskruispunt tussen een erftoegangsweg en een gebiedsontsluitingsweg is wel verschil in verharding. Bij een uitritconstructie is dit onderscheid altijd aanwezig. |
B | Een rijrichtingscheiding is bij een erftoegangsweg niet aanwezig; op de gebiedsontsluitingsweg wel altijd. Indien een middengeleider aanwezig is op de gebiedsontsluitingsweg, moet deze voldoende breed zijn, zodat een fietser (in de lengte) er veilig in twee fasen kan oversteken. |
C | Baken het trottoir met trottoirbanden af. Pas lengtemarkering toe op voorrangskruispunten. |
D | Openbare verlichting is aanwezig voor de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid. |
F | Pas eventueel zebrapaden toe als langs de gebiedsontsluitingsweg een trottoir ligt en een erftoegangsweg kruist. Over de erftoegangsweg ligt dan een zebrapad, maar dat hoeft niet altijd. Bij een uitritconstructie is geen zebra aanwezig. Over een (drukke) gebiedsontsluitingsweg is een voorziening voor voetgangers in de vorm van kanalisatiestrepen bij voorkeur wel aanwezig, maar geen zebrapad, omdat dit een voorrangsregeling is waarbij verkeer op de gebiedsontsluitingsweg ‘opeens’ voorrang moet verlenen. Zebrapaden kunnen dan leiden tot kop-staartongevallen. Een zebrapad over een gebiedsontsluitingsweg kan noodzakelijk blijken vanwege veel oversteekbewegingen (bij scholen en winkelcentra); ga terughoudend om met de toepassing ervan en een maak een zorgvuldige afweging (zie [10.15]). Indien de fietser op het fietspad in de voorrang (mee)rijdt, dan is parallel voor voetgangers een zebrapad aanwezig, mits er voldoende voetgangers zijn. Bij aanwezigheid van een zebrapad, rijdt ook de parallelle fietser op het fietspad in de voorrang. |
I | Fietsvoorzieningen langs een gebiedsontsluitingsweg zijn een standaardvoorziening. Deze lopen bij het voorrangskruispunt door over het kruisingsvlak. |
T | Openbaar vervoer rijdt bij voorkeur over gebiedsontsluitingswegen. Bij voorrangskruispunten loopt de voorrang voor het openbaar vervoer mee met het overige verkeer. Maak bij trambanen eventueel andere keuzes omdat de tram een bijzondere positie heeft ten aanzien van voorrang. |
U | De voorrang is geregeld via een RVV-voorrangsregeling (borden B1 t/m B7 en haaientanden) of via een uitritconstructie bij een kruispunt erftoegangsweg-gebiedsontsluitingsweg. |
V | Geen verkeerslichten op voorrangskruispunten plaatsen. |
W | Afhankelijk van de intensiteiten op de gebiedsontsluitingsweg kunnen voorsorteervakken voor linksaf noodzakelijk blijken; voor rechts afslaand verkeer worden nooit voorsorteervakken gerealiseerd vanwege mogelijke afdekongevallen. Voorsorteervakken bij een erftoegangsweg zijn ongewenst; tevens leidt dat tot een rijrichtingscheiding (basiskenmerk B) en markering (basiskenmerk C). Bij een kruispunt van twee gebiedsontsluitingswegen met voorsorteervakken is een voorrangskruispunt veelal niet de meest veilige oplossing. |
X | De ontwerpsnelheid op een gebiedsontsluitingsweg is 50 km/h, maar op kruispunten is de veilige snelheid 30 km/h. Bij lange rechtstanden kan, op zowel een gebiedsontsluitingsweg als erftoegangsweg, snelheidsreductie op het wegvak of op het kruispunt noodzakelijk blijken. Aspecten als geluidshinder en trillingen spelen in die keuze uiteraard een rol. Maatregelen voor snelheidsbeheersing ondersteunen altijd de verkeersveiligheid en/of de herkenbaarheid van het kruispunt. Een maatregel is bijvoorbeeld de verkleining van het kruisingsvlak. Een uitritconstructie is op zichzelf al een snelheidsmaatregel. Het heeft de voorkeur om op het wegvak voor het kruispunt de snelheid terug te brengen door bijvoorbeeld wegvakplateaus of busvriendelijke snelheidsremmers. Bij een drietakskruispunt kan snelheidsreductie op de doorgaande tak noodzakelijk zijn. Snelheidsreductie op een zijweg is ook een effectieve maatregel [10.16]. Bij een kruising van een solitaire fietsroute en/of voetgangersroute met een gebiedsontsluitingsweg kan een plaatselijke rijbaanscheiding/(brede) middengeleider wenselijk zijn voor de oversteekbaarheid. |
Y | Bewegwijzering vanuit een erftoegangsweg of vanuit de gebiedsontsluitingsweg naar een bijzondere bestemming in het verblijfsgebied kan noodzakelijk zijn indien op de gebiedsontsluitingsweg veel ‘niet dagelijks’ verkeer rijdt. Bij doorgaande fietsroutes is fietsbewegwijzering op het kruispunt nuttig voor het vermijden van – soms onveilig – zoekgedrag. Plaats apart bewegwijzering voor langzaam verkeer als de bewegwijzering voor gemotoriseerd verkeer niet zichtbaar is voor langzaam verkeer. |
Z | Het kruispunt moet goed te overzien zijn zodat alle verkeersdeelnemers elkaar onderling op tijd kunnen zien. Afscherming van het kruispunt is daarmee niet gewenst. |
Voorrangsplein
In onderstaande tabel zijn de basiskenmerken weergegeven die gelden voor een .
In onderstaande tabel zijn de basiskenmerken weergegeven die gelden voor een .
Tabel 10.2/5. Basiskenmerken voorrangsplein
Basiskenmerken | Drietaks- of viertaksvoorrangsplein bibeko | ||
Aanrijrichting: vanuit zijweg ETW | Aanrijrichting: vanuit zijweg ETW | ||
A | Onderscheid in verharding | altijd | bij voorkeur wel |
B | Rijrichtingscheiding | nooit | altijd |
C | Lengtemarkering of trottoirbanden | altijd | altijd |
D | (Openbare) verlichting | altijd | altijd |
F | Voetgangersoversteekplaats (VOP/zebra) | in principe niet 1 ) | nooit |
I | Fietsvoorzieningen | bij voorkeur wel | altijd |
T | Voorzieningen openbaar vervoer | nooit | nooit |
U | Voorrangsregeling | altijd | altijd |
V | Voorzieningen VRI | nooit | nooit |
W | Richtingskeuze | nooit | bij voorkeur wel |
X | Snelheidsbeheersing | bij voorkeur wel | in principe niet |
Y | Bewegwijzering | in principe niet | in principe niet |
Z | Doorzicht kruispunt | bij voorkeur wel | bij voorkeur wel |
1) Voorkeur heeft het toepassen van een uitritconstructie |
Toelichting op basiskenmerken voorrangsplein
A | Bij een voorrangsplein tussen twee wegen met verschillende categorieën – ETW en GOW – zijn de wegen altijd in ander type verharding uitgevoerd om de herkenbaarheid te vergroten. Pas uitsluitend rammelstroken toe bij bochtverbredingen (niet door asfaltverbreding). In principe moet de rijloper zo smal mogelijk zijn. Voor bus- en vrachtverkeer is een comfortabele bochtverbreding wenselijk. |
B | Pas voor de duidelijkheid voor de weggebruiker op een ETW nooit een rijrichtingscheiding toe. De middenberm moet breed genoeg zijn zodat links afslaand verkeer zich goed kan opstellen en langzaam verkeer in twee fasen kan oversteken. |
C | Voor het geleiden van het verkeer zijn lengtemarkeringen en trottoirbanden op het voorrangsplein belangrijk. Naast de trottoirbanden zorgen rammelstroken rondom het middeneiland ook voor geleiding van het verkeer. |
D | Openbare verlichting is aanwezig voor de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid. |
F | Voetgangersoversteekplaatsen alleen toepassen als langs de toeleidende weg ook voetgangersvoorzieningen aanwezig zijn. Op de ETW geen voetgangersoversteekplaats met zebramarkering toepassen; hier heeft een uitritconstructie de voorkeur. In de richting van de GOW is de voorrang – net als bij een voorrangskruispunt – wel geregeld. Dit kan met een VOP met zebramarkering of een uitritconstructie. |
I | Trek fietsvoorzieningen op de toeleidende wegen door op het voorrangsplein. Hierbij geldt dat de voorrangsregeling hetzelfde is voor het fietsverkeer als voor het overige verkeer: hoofdrichting (GOW) in de voorrang, zijrichting (ETW) uit de voorrang. Leid fietsers altijd voor het voorrangsplein van de toeleidende weg het fietspad op (minder kans op oversteken over voorsorteervak). Laat een hoofdfietsroute niet over het voorrangsplein kruisen. |
T | Pas op voorrangspleinen geen vrije bus-/trambanen toe. De bus/tram rijdt met het overige verkeer mee. Liggen er al aparte bus-/trambannen, dan heeft het de voorkeur deze ter hoogte van het voorrangsplein de vrije bus-/trambaan samen te voegen met de hoofdrijbaan van het voorrangsplein. Haltevoorzieningen niet op het voorrangsplein situeren. |
U | Regel de voorrang op een voorrangsplein met de RVV1990-voorrangsregelingen. Bij een ETW heeft het sterk de voorkeur om in plaats van haaientandmarkering en RVV-borden een uitritconstructie te hanteren. |
V | Voorrangspleinen niet voorzien van verkeerslichten. |
W | Voorsorteervakken bij een voorrangsplein niet op een zijweg toepassen. Het al dan niet toepassen van voorsorteervakken op de hoofdrichting heeft te maken met een aantal factoren:
|
X | Het wel of niet toepassen van snelheidsremmende voorzieningen is afhankelijk van de mate van oversteekbaarheid vanuit de zijrichtingen. Het verkeer vanuit de zijrichting heeft geen voorrang en is dus afhankelijk van de hiaten in de verkeersstroom. Deze hiaten ontstaan door de sterke uitbuiging voor het kruisingsvlak waardoor de snelheid van het gemotoriseerde verkeer bij voorkeur wordt teruggebracht naar circa 35 km/h op de hoofdrichting [10.17]. Pas aanvullende snelheidsremmende maatregelen toe als de snelheidsverlaging niet afdoende blijkt te zijn:
|
Y | Voor de herkenbaarheid van het voorrangsplein uitsluitend bewegwijzering op een kruispunt plaatsen als het kruispunt op de route ligt naar bijzondere/belangrijke bestemmingen. Pas daarnaast op belangrijke fietsroutes bewegwijzering toe om zoekgedrag te verminderen. |
Z | Vanwege het anticiperen op de verkeerssituatie, moet het doorzicht altijd aanwezig zijn. Hierdoor zijn hiaten beter te benutten. Daarnaast is bij het voorrangsplein kans op het ‘tegen de richting in rijden’ nihil. |