Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

ASVV 2021
Deze tekst is gepubliceerd op 23-10-12

Voorzieningen voor erven en voetgangersgebieden

Erven en voetgangersgebieden vragen om een vormgeving die de voetgangers een grote tot zeer grote mate van bewegingsvrijheid geeft. Andere weggebruikers moeten hun gedrag aanpassen doordat duidelijk is dat voetgangers prioriteit hebben. De situaties kunnen zelfs leiden tot een beperking van de toelating van andere weggebruikers. De eisen die de wet (uitvoeringsvoorschriften BABW) stelt aan een erf, staan in paragraaf 8.3.
Het erf heeft een aparte wettelijke status, waardoor de toepassingsmogelijkheden worden beperkt. Voor de ontwerper gelden de volgende minimumeisen:
  1. De verblijfsfunctie staat in een erf centraal.
  2. Een erf mag geen functie hebben voor doorgaand gemotoriseerd verkeer.
  3. Het karakter van een erf mag niet worden aangetast door de intensiteit van het verkeer.
  4. Vermijd de indruk dat de weg is verdeeld in een rijbaan en een voetpad of trottoir; er mag daarom geen doorlopend hoogteverschil bestaan.
  5. Verticale elementen mogen het zicht niet belemmeren.
  6. In-/uitgangen zijn, voor zover ze door motorvoertuigen kunnen worden gebruikt, als in-/uitrit uitgevoerd. Het is toegestaan dat in-/uitgangen op minimaal 20 meter uit de kruisende weg zijn gesitueerd; bij een kortere afstand kan misverstand ontstaan over de op het kruispunt geldende voorrangsregeling.
  7. De parkeerplaatsen zijn aangeduid of aangegeven met een P-tegel of een P-bord. Als het erf tevens is aangewezen als parkeerschijfzone, is op de parkeerplaatsen waar de parkeerschijf verplicht is, een blauwe streep aangebracht.
  8. De afstand tussen snelheidsverlagende voorzieningen zijn zodanig dat stapvoets (15 km/h) rijden redelijkerwijze uit de omstandigheden voortvloeit.
  9. Bestuurders van voertuigen mogen niet tot op zeer korte afstand van woningen kunnen rijden, om aanrijdingen met bewoners die hun voordeur uitstappen te voorkomen.
  10. Snelheidsverlagende voorzieningen mogen geen gevaar opleveren als ze met het vereiste rijgedrag worden gepasseerd.
  11. De negatieve effecten van snelheidsverlagende voorzieningen, zoals trillingen en geluidsoverlast, zijn zo veel mogelijk beperkt voor omwonenden.
  12. Er is voldoende (energiezuinige) openbare verlichting zodat de snelheidsverlagende voorzieningen ook bij nacht duidelijk zichtbaar zijn.
  13. Specifieke kinderspeelplaatsen zijn gemarkeerd en zo mogelijk afgescheiden van het weggedeelte waar voertuigen rijden.
  14. Het begin en eind van een erf zijn aangegeven met respectievelijk bord G5 en G6.
De ontwerper moet er rekening mee houden dat in het erf bovendien afwijkende gedragsregels van toepassing zijn (artikelen 44 tot en met 46 RVV) [11.1]:
  • Voetgangers mogen de openbare weg, gelegen binnen een erf, over de volle breedte gebruiken.
  • Bestuurders mogen binnen een erf niet sneller rijden dan stapvoets (15 km/h).
  • Parkeren is alleen toegestaan op daartoe aangegeven weggedeelten.
Deze regels gelden ook voor erven in winkelgebieden. Alhoewel niet wettelijk voorgeschreven, is het zeer aan te bevelen parkeervoorzieningen (plaats en aantal) en laad- en losmogelijkheden vast te stellen in overleg met belanghebbenden.
Voetgangersgebieden zijn aangegeven met bord G7 in zonale uitvoering. Er zijn voetgangersgebieden met incidenteel medegebruik (hoofdzakelijk in woongebieden) en voetgangersgebieden waarin medegebruik categorisch wordt toegelaten (promenades in winkelgebieden).
Gezien de zeer locatiespecifieke inrichting van erven, zijn voor de inrichting ervan geen voorzieningenbladen opgenomen, maar is wel een voorzieningenblad aanwezig met de verticale elementen in een erf, zie paragraaf 11.1.2.
Als uitgangspunt voor de (verkeerskundig of stedenbouwkundig) ontwerper geldt dat hij zich moet realiseren dat hij geen verkeersruimte ontwerpt, maar verblijfsruimte. Aangezien het begrip 'ruimte' daarbij centraal staat, moet hij zo veel mogelijk voorkomen dat er een 'gebaand' wegbeeld ontstaat; hij mag dus niet een duidelijke indeling in rijweg en trottoir creëren. Automobilisten mogen in een erf ook niet de indruk krijgen dat zij de belangrijkste gebruikers zijn. Integendeel, de inrichting van een erf moet aan een automobilist duidelijk maken dat hij 'te gast' is. Dat de ruimte waar hij zich bevindt, niet primair is bedoeld voor het autoverkeer, maar voor wandelaars, voetgangers of spelende kinderen.
Een goed ingericht erf is een samenspel tussen de stedenbouwkundige opzet en de inrichting van de openbare ruimte. Daarom is het omvormen van een gewone straat met indeling in rijbaan en trottoirs tot erf vaak zeer moeilijk, zeer kostbaar of zelfs niet mogelijk. De stedenbouwkundige context (bijvoorbeeld lange rechtstanden) is in bestaande situaties namelijk een gegeven.
Erven kunnen worden toegepast in situaties waar heel nadrukkelijk de positie van de voetganger (of fietser) centraal staat. Dit kunnen in de eerste plaats woonstraten zijn. Maar ook straten met winkelfunctie, of straten waar een school of andere belangrijke publieke voorzieningen aan zijn gevestigd. Een erf is te overwegen als er meer langzaam verkeer dan snelverkeer van de openbare ruimte gebruik zal gaan maken.
Hiermee wordt tegelijkertijd een belemmering voor de toepassing van erven opgeworpen. Als er te veel autoverkeer aanwezig is, zal de positie van het langzaam verkeer in het gedrang komen. Er is niet een algemene maximale intensiteit te noemen, het gaat immers om de verhouding. Leg geen erf aan als er een bus- of bevoorradingsroute door de straat loopt. Gezien de afmetingen en massa van dergelijke voertuigen wordt de veiligheid van het langzaam verkeer daardoor teveel aangetast.
Zoals hiervoor vermeld, mag heel nadrukkelijk geen onderscheid worden gemaakt in een trottoir en een rijbaan. Belangrijk is dat een 'ruimte' ontstaat en niet een weg. Als er voertuigen worden toegestaan, dan moet de ontwerper met een aantal zaken rekening houden:
  1. geen zichtbelemmeringen;
  2. in-/uitgangen vormgeven als in-/uitrit, zie paragraaf 13.2.6;
  3. aan het begin en eind borden G5 en G6 plaatsen;
  4. eventueel voldoende gemarkeerde parkeerplaatsen (bijvoorbeeld door toepassing waterinfiltrerende of doorgroeibare verharding);
  5. indien noodzakelijk, veilig passeerbare snelheidsverlagende voorzieningen;
  6. voldoende openbare verlichting;
  7. plekken waar voetgangers zich kunnen verzamelen (onder andere speelplaatsen, banken) duidelijk markeren en voldoende afschermen, bijvoorbeeld met stedelijke infiltratiestroken.
De maatvoering van voorzieningen in erven vraagt bijzondere aandacht. Enerzijds moet de inrichting worden afgestemd op de eisen en wensen die voetgangers en fietsers stellen. Anderzijds zullen er in de meeste erven ook grote voertuigen moeten kunnen komen, zoals in woonstraten de vuilnisauto en de verhuiswagen, en in winkelerven het bevooorradingsverkeer. Enige algemene uitgangspunten voor de maatvoering binnen erven zijn:
  1. De minimale afstand tussen de strook in de ruimte waar het rijdende verkeer gebruik van maakt (de 'rijloper') en de gevel, is 1,20 meter.
  2. De vrije ruimte voor het rijdende gemotoriseerd verkeer bedraagt circa 3,00 meter, afhankelijk van de aanliggende functies en daaraan gekoppeld de intensiteit van het (vracht)verkeer.
  3. Bij de aanwezigheid van veel vrachtverkeer, bijvoorbeeld in winkelerven, is de rijloper 4,50 meter breed voor een vrachtauto plus personenauto (voldoende voor brandweer), en 5,50 meter als twee vrachtauto's elkaar moeten kunnen passeren. Als alleen op passeervakken gepasseerd kan worden, heeft dit vak een lengte van minimaal 20 meter.
  4. Houd rekening met de manoeuvreerruimte van hulpdiensten. Op aansluitingen van wegen moet op de toeleidende takken een vrije rijloper aanwezig zijn van 4,50 meter (voor de hoogwerker van de brandweer); dit altijd in overleg met de plaatselijke brandweer.
  5. Er moet altijd ruimte voor voetgangers aanwezig zijn (loopstrook). Deze is ter plaatse van een puntvernauwing minimaal 1,20 meter. Op overige plaatsen is de breedte bij voorkeur meer dan 1,50 meter.
  6. Eventuele snelheidsremmende voorzieningen voldoen aan de maatvoering zoals die elders in de ASVV is opgenomen.
Het belangrijkste voordeel van een erf is dat de meest intensieve gebruikers van de openbare ruimte (kinderen, voetgangers) veel bewegingsvrijheid hebben. Een erf biedt dus een goed verblijfsklimaat. Door de lage snelheid van het gemotoriseerd verkeer en het te verwachten hoge attentieniveau, is de kans op ernstige conflicten klein. Er zijn veel potentiële conflictsituaties, maar door de lage snelheid is de kans op ernstige verkeersonveiligheid klein.
Met de herinrichtingen van een traditionele straat tot erf zijn relatief hoge kosten gemoeid. Beheer en onderhoud kunnen bij een kleinschalige inrichting nadeliger uitpakken dan bij een traditionele straat. Bij gebruikers (vooral de 'zwakke verkeersdeelnemers') kan vanwege de hoge verwachtingen het feitelijke functioneren en daarmee ook de subjectieve veiligheid tegenvallen. Ook kan bij een erfinrichting irritatie bij het gemotoriseerd verkeer ontstaan.
De schoolstraat
Een speciaal aandachtspunt vormt de schoolstraat. In de directe omgeving van een basisschool kan het erg druk zijn op de momenten vlak voordat de school begint of uitgaat. Op die momenten lijkt een erfinrichting het meest passend. De rest van de dag is het in de meeste schoolomgevingen vrij rustig. Er is daarom geen reden om permanente voorzieningen te treffen. Voorzieningen die alleen aanwezig zijn bij het begin van de schooltijd en aan het einde daarvan zijn voldoende om de veiligheid van schoolgaande kinderen te waarborgen. Uit die gedacht is het fenomeen schoolstraat ontstaan.
Bij een schoolstraat wordt de straat voor de school afgesloten voor gemotoriseerd verkeer tijdens breng- en haaltijden (twee keer per dag circa 45 minuten). De straat is gedurende deze tijden ook niet toegankelijk voor auto’s van ouders die hun kinderen brengen of halen. De afsluiting bestaat uit een of meerdere hekken of verwijderbare palen. Een verkeersregelaar en/of vrijwilliger (ouders van de school, buurtbewoners) houdt er toezicht en regelt eventuele noodzakelijke passages.
Naast het bieden van een veilige directe schoolomgeving heeft de schoolstraat tot doel het bevorderen van het fietsgebruik onder schoolgaande kinderen en hun ouders.In Nederland is de schoolstraat een relatief nieuw verschijnsel. Er wordt op enkele plaatsen mee geëxperimenteerd. Het idee komt uit Vlaanderen, waar het inmiddels populair is. Ook heeft de schoolstraat daar sinds 2018 een eigen wetsartikel en een eigen verkeersbord.
Navigatiediensten moeten ook rekening (kunnen) gaan houden met de aanwezigheid van een schoolstraat.
Meer informatie over schoolstraten is te vinden in [ link ]