Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek Ontwerpen voor kinderen
Deze tekst is gepubliceerd op 18-07-11

Verkeersongevallen en kinderen

In de afgelopen 30 jaar is het aantal motorvoertuigen meer dan verdubbeld (van 2,5 naar 6 miljoen auto’s). Het aantal slachtoffers dat in het verkeer valt is daarentegen drastisch gedaald. Dat geldt met name voor het aantal kinderen dat gedood en gewond raakt in het verkeer.
Het absolute dieptepunt in slachtofferaantallen werd in 1972 bereikt. Toen overleden er in één jaar tijd 3.264 mensen door een verkeersongeval, waarvan 457 kinderen in de leeftijd tot en met 14 jaar Sindsdien heeft een gestage daling ingezet.
In tien jaar tijd (1990 tot 1999) is het aantal dodelijke verkeersslachtoffers bijna even veel als het aantal inwoners van heel het eiland Texel (ruim 13.000 inwoners per 1-1-’98, bron: Gemeentegids). Heel Texel (op duizend mensen na) is omgekomen in het verkeer. Eveneens in 10 jaar tijd zijn er evenveel mensen opgenomen in het ziekenhuis wegens een verkeersongeval als in de gemeente Amersfoort wonen (Amersfoort heeft per 1-1-’98 ruim 120.000 inwoners).
In 10 jaar tijd:
Dood: 16 schoolbussen met elk 50 leerlingen aan boord
Gewond: 23 basisscholen met elk 500 leerlingen
Doden en ziekenhuisgewonden
Jaar Doden Ziekenhuisgewonden
totaal t/m 14 jaar totaal t/m 14 jaar
1972 3.264 457
2)
1990 1.376 100 13.658 1.497
1991 1.281 86 12.020 1.281
1992 1.285 93 11.654 1.197
1993 1.252 88 11.562 1.131
1994 1.298 93 11.735 1.165
1995 1.334 87 11.688 1.078
1996 1.180 66 11.966 1.132
1997 1.163 66 11.717 1.036
1998 1.066 47 11.733 969
1999 1.090 77 12.388 1.031
’90 – ’99 12.325 803 120.121 11.517
Bron: BIS-V/AVV
1) Het CBS levert standaardgegevens in de categorie tot en met 14 jaar. Dat sluit niet helemaal aan bij de leeftijdscategorie die hier besproken wordt, maar de cijfers geven wel de trend en de omvang van het probleem aan.
2) De getallen van ziekenhuisgewonden zijn hier niet opgenomen, omdat die door de verandering in registratie niet meer te vergelijken zijn met de recentere gegevens.
[ link ]

Gemiddeld aantal betrokken personen bij een ongeval per jaar onder fietsers respectievelijk voetgangers per 100.000 inwoners, verdeeld naar leeftijd

De meeste fietsongevallen vinden plaats in de leeftijdklasse van 13 tot en met 15 jaar. Het aantal ongevallen per 100.000 inwoners als voetganger is het grootst bij basisschoolkinderen.
Registratiegraad onder patiënten opgenomen in het ziekenhuis
Leeftijdsklasse
(Indeling volgens CBS)
Registratiegraad
AVV
0 t/m 14 jaar 44%
15 t/m 17 jaar 77%
18 t/m 24 jaar 81%
25 t/m 34 jaar 78%
35 t/m 49 jaar 66%
50 t/m 64 jaar 56%
65 jaar en ouder 41%
Deze getallen laten de ernst van het probleem goed zien. De registratiegraad van de diverse soorten verkeersongevallen loopt echter nogal uiteen zowel per vervoerswijze als per leeftijdsklasse. In de leeftijdsklasse van kinderen tot en met de leeftijd van 14 jaar wordt minder dan de helft van alle ongevallen, waarbij het slachtoffer moest worden opgenomen in het ziekenhuis, geregistreerd (44%) [2].
Registratiegraad per vervoerswijze
Vervoerswijze Registratiegraad
Voetganger 62%
3)
Fietsers 35% (i.v.m. veel eenzijdige ongevallen)
Auto 88%
3) Eenzijdige ongevallen van voetgangers worden gecategoriseerd als ongeval in de privé-sfeer en niet als verkeersgeval.
Verplaatsingswijze, plaats, tijd en toedracht van ongevallen met kinderen [2]
Driekwart van de dode en gewonde kinderen worden slachtoffer terwijl zij lopend of fietsend onderweg zijn. Het kleinste aantal kinderen is als inzittende in een auto betrokken bij een ongeval.
91% van de ongevallen met lopende en fietsende kinderen vindt plaats binnen de bebouwde kom. Verreweg de meeste van deze ongevallen gebeuren op de 50 km/h-wegen (93%). Omgerekend naar het aantal ongevallen per kilometer weglengte betekent dat, dat kinderen op 50 km/h-wegen drie keer zoveel risico lopen dan op 30 km/h-wegen. Ook eenrichtingswegen blijken voor kinderen relatief gevaarlijk. Uit ongevalanalyses blijkt het risico op eenrichtingswegen voor jonge voetgangers 2,5 keer zo hoog als in wegen met tweerichtingsverkeer. Als mogelijke verklaring wordt onder andere aangegeven de hogere rijsnelheid op eenrichtingswegen en minder oplettende automobilisten bij gebrek aan tegenliggers.
Uit de analyse van de dagen en tijden waarop kinderen betrokken raken bij een ongeval kan worden afgeleid, dat 38% van die ongevallen gebeuren op tijden dat de kinderen van of naar school onderweg zijn. De resterende ongevallen (62%) vinden plaats op tijdstippen dat kinderen gewoonlijk niet op weg van of naar school zijn. Die ongevallen gebeuren óf tijdens het spelen buiten óf als kinderen onderweg naar andere bestemmingen zijn.
Uit de politieregistratie over de toedracht van ongevallen met jonge voetgangertjes wordt het ‘van achter een object oversteken’ in 31% van de gevallen genoemd. Obstakels die het zicht van en naar het kind belemmeren zijn een bron van gevaar.
Jonge fietsers raken vaak betrokken bij een ongeval bij het links afslaan en op kruispunten.
De categorie skaters blijft hier buiten beschouwing aangezien er maar bij 2% van alle skateongevallen andere verkeersdeelnemers betrokken.
Ongevalbetrokkenheid van jongens en meisjes
Zoals kinderen in de verschillende leeftijdsfasen erg van elkaar verschillen, zo bestaat er ook verschil tussen jongens en meisjes. Uit de ongevalgegevens blijkt dat jongens vaker slachtoffer in het verkeer zijn dan meisjes. Gemiddeld zijn 60% van de dodelijke slachtoffers jongens in de leeftijd van 0 - 18 jaar en 40% meisjes. Onder gewonden is het verschil minder groot tussen de seksen. Vergelijkbare gegevens zijn ook in Duitsland en Engeland gevonden.
Algemeen kan worden geconstateerd dat jongens 1,5 tot 2 maal zo vaak bij een verkeersongeval betrokken zijn als meisjes. Hoe ouder kinderen worden hoe minder uitgesproken dit sekseverschil is (vanaf 12 jaar neemt het verschil af) [49].
Er worden twee verklaringen gegeven voor dit verschil in ongevalbetrokkenheid:
  • Het verschil in het gebruik van de openbare ruimte tussen jongens en meisjes.
  • Er is sprake van biologisch of psychologisch verschil.
Het verschil in gebruik van de openbare ruimte ligt vooral in het gegeven dat jongens eerder en verder weg zelfstandig op stap mogen. Voorts zijn jongens vaak actiever, agressiever en impulsiever en nemen in verhouding tot hun vaardigheden meer risico’s.
Subjectieve verkeersonveiligheid
Jaarlijks wordt er bij alle gemeenten in Nederland samen rond 20.000 keer melding gemaakt van een onveilige situatie. Veel ouders van jonge kinderen ondervinden dagelijks de dreiging die van het verkeer uitgaat. Zij doen dan ook veel moeite om de kinderen veilig te verplaatsen. Vaak gebeurt dat met de auto waardoor het verkeer nog drukker wordt, de weg naar school nog gevaarlijker wordt, waardoor nog meer ouders de auto nemen om hun kinderen te vervoeren. Kortom: een vicieuze cirkel. Volgens berekeningen is het motief ‘halen of brengen van kinderen’ goed voor jaarlijks 369 miljoen autoritten van kortere afstand dan 7,5 kilometer. Binnen een straal van 0 - 2,5 kilometer worden de kinderen elk jaar 167 miljoen keren met de auto gehaald of gebracht (Korte Ritten, 2000). En dat terwijl 80% van de kinderen binnen een afstand van 1 km van de basisschool woont [47].
[ link ]

(Bron: Voetgangersvereniging)

De kosten en baten van veiligheid
De maatschappelijke kosten van de verkeersonveiligheid worden al een aantal jaren geschat op circa f 12 miljard. Dit zijn de directe gevolgkosten van ongevallen.
De Sociaal Economische Raad heeft in zijn advies ‘Investeren in Verkeersveiligheid’ berekend, dat investeringen in verkeersveiligheid een rendement van 6 tot 22% opleveren. De Raad concludeert dan ook: “De overheid zelf (in dit geval alle bestuurslagen daarbinnen) kan meer middelen vrijmaken voor investeringen in verkeersveiligheid door de herschikking in de allocatie van uitgaven op de (desbetreffende) begroting. Dit kan gemotiveerd worden door te wijzen op de hoge maatschappelijke kosten van verkeersonveiligheid en de gunstige verhouding tussen kosten en baten van maatregelen om de verkeersveiligheid te vergroten.1)Advies Investeren in verkeersveiligheid, Sociaal Economische Raad, 15 oktober 1999, pagina iv van de samenvatting.
Naarmate de slachtoffers jonger zijn worden de kosten zowel in termen van gemiste inkomsten als in termen van revalidatiekosten en invaliditeitskosten hoger. Naast deze kosten brengt een ongeval altijd psychisch leed met zich mee. Of een kind zelf gewond en blijvend gehandicapt is geraakt of vader of moeder iets dergelijks is overkomen, het leed en de problemen die dat tot gevolg heeft zijn niet in cijfers uit te drukken.