Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek Verkeersveiligheid
Deze tekst is gepubliceerd op 21-06-13

Wet- en regelgeving

De regelgeving voor het wegverkeer is vervat in de Wegenverkeerswet (WVW 1994) [w3.3]. Die WVW is de basis van het regelgevingscomplex. Uitwerkingen daarvan staan in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB). Alleen voorschriften die zeer gedetailleerd zijn of die telkens bijstelling behoeven, worden bij ministeriële regeling vastgesteld en niet bij AMvB.
Onder de wegenverkeerswet vallen vijf Algemene Maatregelen van Bestuur:
  • Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990; gedragsregels en tekens voor de weggebruiker;
  • Besluit Administratieve Bepalingen inzake Wegverkeer BABW; regels voor het nemen van verkeersbesluiten en de plaatsing van verkeerstekens;
  • Voertuigreglement: technische voertuigvoorschriften;
  • Kentekenreglement: voertuigregistratie;
  • Reglement Rijbewijzen: rijvaardigheid/ rijbevoegdheid.
De volgende ministeriële regelingen zijn met name voor wegbeheerders van belang:
  • Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens;
  • Regeling verkeerslichten 1991;
  • Besluit invaliden parkeerkaart;
  • Besluit verkeersbrigadiers.
Behalve verschillende wetsartikelen en AMvB’s voor vele specifieke gevallen bevat de Wegenverkeerswet ook generieke wetgeving. In deze generieke wetgeving zijn drie grondbeginselen vervat: veiligheid, vlotheid (of doorstroming) en vertrouwen.
Het veiligheidsbeginsel vormt het normatieve aspect van de regelgeving en gaat boven de andere beginselen. Het staat in artikel 5 van de WVW 1994 waarin het verkeersdeelnemers wordt verboden “…zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.”Het artikel geeft geen precieze regels voor het gedrag in een concrete situatie; het geeft aan dat de bestuurder zich in welke situatie dan ook altijd zodanig dient te gedragen dat geen gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt, enzovoort. Ook ontslaan de rechten gebaseerd op de vlotheids- en vertrouwensbeginselen de verkeersdeelnemers niet van de plicht om steeds alert te zijn op fouten van anderen en zo nodig een ongeval af te wenden.
Het algemene karakter van het ‘kapstokartikel’ 5 van de WVW maakt het voor de politie moeilijker om te bewijzen dat iemand zich gevaarlijk heeft gedragen dan toen nog een aantal concrete gevaarlijke gedragingen werden genoemd.
Het vlotheidsbeginsel is belangrijk omdat de toename van de mobiliteit toenemende ordening van het verkeerssysteem vraagt om te zorgen dat het verkeer blijft doorstromen. Het vertrouwensbeginsel verwoordt in zekere zin het sociale systeem achter het verkeer. Mensen moeten er immers op kunnen vertrouwen dat andere weggebruikers zich gedragen volgens de wet.
Aansprakelijkheid
De aansprakelijkheid van wegbeheerders is in Nederland zo geregeld dat de wegbeheerder aansprakelijk is tenzij hij kan aantonen dat hem niets te verwijten valt. Wegbeheerders kunnen aansprakelijk worden gesteld wegens nalatigheid. De mogelijke aansprakelijkheid van de wegbeheerder is belangrijk bij ongevallen en schade. Het gaat hierbij om fysieke gebreken aan de weg, maar bijvoorbeeld ook om onvoldoende veiligheidsmaatregelen bij wegwerkzaamheden.
Wat betreft tekortkomingen aan de weg is in artikel 6:174 BW de aansprakelijkheid van de wegbeheerder bij tekortkomingen aan de weg geregeld:
‘De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor een gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer zich dat gevaar verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend’.
In artikel 6:162 BW is de aansprakelijkheid van de wegbeheerder geregeld als de weg wel in orde is, maar bijvoorbeeld niet goed schoon is. In tegenstelling tot het vorige artikel rust hier de bewijslast bij de gedupeerde en niet bij de wegbeheerder.
‘Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt welke hem kan worden toegerekend is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met het geen wegens een ongeschreven recht in maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond’.Hiernaast is er artikel 174 waarin een extra (risico)aansprakelijkheid voor bezitters van ‘opstallen’ naast algemene aansprakelijkheid uit onrechtmatig handelen staat beschreven. Artikel 174 is daarom van toepassing op wegbeheerders.
Richtlijnen
Voor het ontwerp en uitrusting van de weg beschikt de wegbeheerder over verscheidene richtlijnen van CROW [w3.2]. Deze richtlijnen hebben geen wettelijke status. Wegbeheerders mogen hier dus van afwijken. Geadviseerd wordt afwijkingen te motiveren en waarnodig maatregelen te treffen om de veiligheid in elk geval zeker te stellen.
Aan de richtlijnen zijn de BasisKenmerken WegOntwerp toegevoegd. Deze bouwen voort op de Essentiële HerkenbaarheidsKenmerken en die Basiskenmerken Wegontwerp hebben een minder vrijblijvend karakter dan de gewone richtlijnen. Een voorbeeld daarvan zijn de basiskenmerken kruispunten en rotondes, die moeten resulteren in een landelijke eenheid in rotondes.