Rijbaan
Langzaam-sneller is van toepassing op gebiedsontsluitingswegen met een wettelijk toegestane snelheid van 50 km/h. Fietsers rijden op een apart fietspad of maken gebruik van een ventweg. De rijstrook voor het autoverkeer is met name bij lange rechtstanden bij voorkeur niet breder dan 2,70 m. Het is in de praktijk echter niet altijd gewenst om de rijstrook fysiek te beperken tot 2,70 m, omdat ook brede voertuigen zoals vrachtwagens en landbouwverkeer van de weg gebruik moeten kunnen maken. Een dwarsprofiel dat ruimte biedt aan brede voertuigen, maar tegelijkertijd niet uitlokt tot hoge snelheden is gewenst. Hiervoor zijn vier mogelijkheden:
Figuur 24 geeft een dwarsprofiel met overrijdbare rijbaanscheiding weer. De weg ligt in de banden en de rijrichtingen zijn gescheiden door middel van een overrijdbare middenberm. Auto’s maken gebruik van de rijstrook van 2,70 m in elke rijrichting. De middenberm is 1,00 m breed en biedt brede voertuigen de mogelijkheid hiervan gebruik te maken. De totale breedte van het profiel tussen de banden is 6,40 m. Het fietspad is fysiek gescheiden van de rijstroken.
- overrijdbare rijbaanscheiding;
- molgoot;
- belijning;
- materiaalkeuze.
Figuur 24 geeft een dwarsprofiel met overrijdbare rijbaanscheiding weer. De weg ligt in de banden en de rijrichtingen zijn gescheiden door middel van een overrijdbare middenberm. Auto’s maken gebruik van de rijstrook van 2,70 m in elke rijrichting. De middenberm is 1,00 m breed en biedt brede voertuigen de mogelijkheid hiervan gebruik te maken. De totale breedte van het profiel tussen de banden is 6,40 m. Het fietspad is fysiek gescheiden van de rijstroken.
[ link ]
Figuur 24. Dwarsprofiel met overrijdbare rijbaanscheiding
[ link ]
Molgoot Figuur 25. Overrijdbare rijbaanscheiding
Wanneer een overrijdbare rijbaanscheiding niet gewenst is, kan een molgoot aan de buitenzijde van de weg worden toegepast in combinatie met een trottoirband aan de binnenzijde (figuur 26). Een breed voertuig kan dan uitwijken en in de molgoot gaan rijden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de afwatering. Als veel zware voertuigen door de molgoot rijden kan deze verzakken. Hierdoor bestaat de kans dat water niet meer in de straatkolk kan stromen en in de molgoot blijft staan. De molgoot moet dan ook zwaar gefundeerd worden om te voorkomen dat deze dieper wegzakt dan de straatkolk. Een tweede aandachtspunt is de noodzakelijke onderbreking van de molgoot bij aansluitingen op kruispunten. Dit sluit niet aan bij de gedachte om een zo continu mogelijk wegbeeld te scheppen.
[ link ]
Belijning Figuur 26. Molgoot
Bij een bredere rijstrook kan de weg door middel van belijning (onderbroken kantmarkering) visueel worden versmald. De rijstrook tussen de markering is 2,70 m. De visuele versmalling kan de snelheid van auto’s remmen. Brede voertuigen zoals bijvoorbeeld de bus mogen de belijning overschrijden.
[ link ]
Materiaalkeuze Figuur 27. Doorgetrokken kantmarkering geeft hier een ongewenst 'racebaaneffect' (Deventer, Lebuïnuslaan)
Over het algemeen geldt voor rijbanen van gebiedsontsluitingswegen een voorkeur voor asfaltverhardingen, vanwege de eisen aan goede vlakheid, stroefheid, afwatering en geluid. Klinkers hebben een snelheidsverlagend effect. Door de naden tussen de klinkers ontstaat een relatief hoge geluidsproductie (3 à 4 dB(A) geluidstoename ten opzichte van asfalt). Automobilisten denken daardoor dat ze harder rijden dan in werkelijkheid het geval is. Toch is, met het oog op de leefbaarheid, juist deze hoge geluidsproductie een reden om in veel gevallen geen klinkers toe te passen. Langzaam-sneller gaat uit van smalle rijstroken. Bij smalle rijstroken ontstaat meer kans op spoorvorming. Klinkers zijn daar minder goed tegen bestand dan asfalt.