Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Leidraad fietsparkeren 2023
Deze tekst is gepubliceerd op 15-04-22

Praktisch toepasbare en gestructureerde gedragsaanpak

De aanpak hieronder is gebaseerd op de Plan-Do-Check-Act-cyclus en is in zeven stappen te doorlopen. Deze stappen zijn een doorlopend proces (cyclus) en werken continu aan verbeteringen. Dit helpt bij de beleidsvorming (zie hoofdstuk 4) en bij het ontwikkelen van maatregelen voor fietsparkeren (zie hoofdstuk 6).
[ link ]

Figuur 3.1. Stappen gedragsaanpak

Stap 1. Huidige situatie en knelpunten in beeld brengen
De eerste stap is om de huidige situatie in beeld te brengen. Wat is het probleem en wat zijn de knelpunten? Deze inventarisatiefase sluit aan bij ‘stap 1. Beleidsvisie en beleidsdoelen voor fietsparkeerbeleid’, van de stappen voor een goed fietsparkeerbeleid in paragraaf 4.1.
Stap 2. Doelgroep bepalen
Wanneer het probleem duidelijk is, is het nodig om inzicht te krijgen wie de doelgroep is. Wie vertonen probleemgedrag, wie zijn de verschillende gebruikers van de fietsparkeervoorzieningen en wie ervaren het probleem. Afhankelijk van de situatie, kan de inventarisatie van de doelgroep zich bijvoorbeeld richten op verschillende gebiedstypen, bestemmingen, personen of typen fiets:
  • Gebiedstypen
    bijvoorbeeld monofunctionele stedelijke woongebieden, multifunctionele woongebieden, werkgebieden, winkelgebieden, centrumgebieden met een verzamelfunctie (opvangstallingen), of OV-locaties zoals stations.
  • Bestemming
    bijvoorbeeld runshoppen, funshoppen, werk, uitgaan, bewoning, recreatief fietsen of OV-locatie (inclusief overstappen op OV-locaties en een 2e fiets van forenzen).
  • Personen die aan bepaalde kenmerken voldoen
    indeling bijvoorbeeld naar leeftijd, mobiliteitsbeperking, opvattingen of fietsgebruik.
  • Bepaald type (brom)fiets
    bijvoorbeeld bakfietsen, stadsfietsen, elektrische fietsen, speed-pedelecs (high speed e-bikes) of scooters.
Elke doelgroep heeft verschillende kenmerken en eigenschappen die een specifieke benadering vragen voor fietsparkeren. Afhankelijk van de situatie, heeft een doelgroep behoefte aan een fietsparkeerplek voor bepaalde tijd in een bepaald type voorziening en met een bepaalde maximumafstand tot de bestemming.
Voor het opstellen van een fietsparkeerbeleid is informatie over de doelgroepen nodig; zie hiervoor hoofdstuk 4. Een doelgroepenonderzoek kan inzicht geven in de omvang van de verschillende doelgroepen, zie hoofdstuk 5.
Stap 3. Doelgedrag (gewenste situatie) bepalen
Stel in deze stap vast wat het ongewenste en gewenste gedrag van de doelgroep(en) is. Wanneer het ongewenste gedrag specifiek is vastgesteld, is het gewenste gedrag de contramal daarvan. Is bijvoorbeeld de huidige, ongewenste situatie dat fietsers verkeerd parkeren, dan is de gewenste situatie dat zij de fiets op de juiste plek zetten.
Stap 4. Inzicht in motieven en drempels
Onderzoek de achterliggende oorzaken, kansen en belemmeringen bij de doelgroep. Deze stap is cruciaal en vormt de kern van de gedragsgerichte benadering. Door de kenmerken van de doelgroep en achterliggende factoren die het gedrag beïnvloeden te onderzoeken, wordt het gemakkelijker een aanpak of maatregel te ontwikkelen. Fietsers parkeren hun fiets bijvoorbeeld vaak verkeerd:
  • uit gewoontegedrag (‘ik parkeer hier altijd mijn fiets’);
  • uit gemakzucht (‘ik wil mijn fiets voor de deur parkeren’’);
  • uit onwetendheid (‘mensen weten niet waar een stalling is of laten hun fiets zomaar ergens achter (weesfiets) (CROW-Fietsberaad, 2012a)’);
  • door sociale normen/groepsdruk (‘iedereen parkeert hier zijn fiets’).
Maar ook door fietsdiefstal staat een fiets soms verkeerd geparkeerd; de fiets wordt zonder medeweten van de eigenaar door iemand meegenomen en ergens neergezet.
Voer deze verdiepingsslag uit met bijvoorbeeld observaties, interviews onder de doelgroep, een enquête of een klantreis. Zie hoofdstuk 5.
Klantreis geeft inzicht in de eindgebruiker
Een klantreis geeft inzicht in de gebruiker en de overwegingen die meespelen bij fietsparkeren. Hij verschilt per doelgroep; stel hem daarom bij voorkeur samen met de gebruikers op. Een klantreis laat zien dat gedrag en keuzes een rol spelen vanaf het moment dat de fietser nog thuis is tot aan de bestemming waar hij de fiets parkeert, of tot aan de thuiskomst. In het schema staat een globaal voorbeeld met onderdelen van de klantreis en daaronder een beschrijving van welke aspecten daarbij een rol spelen. Belangrijk om te onderzoeken is: hoe ervaart de doelgroep de verschillende onderdelen? Welke aspecten zijn op orde? Welke aspecten kunnen worden verbeterd?
[ link ]

Figuur 3.2. Klantreis

Vertrek van huis. Bij het vertrek van huis kiest iemand voor de fiets of een ander vervoermiddel. Deze keuze hangt onder andere af van de aantrekkelijkheid van de fiets en alternatieven zoals de auto of het openbaar vervoer. Denk aan bereikbaarheid, snelheid, gemak, parkeerkosten en het weer. Ook de ligging van een fietsparkeervoorziening is van invloed. Bijvoorbeeld:
  • de ligging van de fietsparkeervoorziening ten opzichte van de omliggende functies;
  • de kwaliteit van de fietsroute naar de fietsparkeervoorziening;
  • de informatie over fiets(parkeer)voorzieningen.
Beïnvloed het gedrag van mensen daarom thuis al door ze te informeren over de voordelen van de fiets en de kwaliteit van de fietsvoorzieningen. Dit kan bijvoorbeeld met informatiefolders, of door artikelen van ambassadeurs in huis-aan-huisbladen of op lokale social media (storytelling).
Onderweg. Zowel de fietsinfrastructuur, als de routering zijn belangrijke aspecten in de klantreis. Uiteraard moeten de fietsinfrastructuur op de heen- en terugreis, de route naar de fietsparkeervoorziening (bewegwijzering) en de informatie ter plekke op orde zijn. Zie hoofdstuk 6 en 7.
Bestemming. Eenmaal op de bestemming aangekomen, is de ervaring van de fietser met, en de waardering voor de fietsparkeervoorziening cruciaal. Is de voorziening herkenbaar, toegankelijk en sociaal veilig? Zijn er kosten aan het parkeren van de fiets verbonden of is het gratis? Zijn er extra faciliteiten zoals een toilet of kluisjes? Voldoet het ontwerp aan de eisen die de fietser stelt? Let op, verschillende doelgroepen kunnen verschillenden wensen en behoeftes hebben, zie ook ‘Doelgroepen’ in hoofdstuk 6.

Stap 5. Ontwikkelen van aanpak
In de vorige stap is inzicht verkregen in de gedragsaspecten die van invloed zijn op het ongewenste (of juist kansrijke) gedrag bij de doelgroep; in deze stap wordt de aanpak of maatregel ontwikkeld. Vragen waarop de aanpak een antwoord moet geven, zijn onder andere:
  • Wat moet de doelgroep zien, weten, begrijpen, kunnen en willen om het gewenste gedrag uit te voeren?
  • Welke belemmeringen moeten zijn weggenomen?
  • Wat heeft de doelgroep nodig om het gewenste gedrag uit te voeren en vol te houden?
Het schema in figuur 3.3 geeft de verschillende fases van gedragsverandering aan en kan gebruikt worden als hulpmiddel bij het ontwikkelen van de aanpak.
[ link ]

Figuur 3.3. Verschillende fases van gedragsverandering

Bij een succesvolle aanpak gaat het vaak om een combinatie van verschillende maatregelen die elkaar versterken. Zo moeten bijvoorbeeld de voorzieningen op orde zijn en mensen moeten weten waar zij hun fiets kunnen stallen en welke regels er gelden. Om de doelgroep te bereiken, zijn informatievoorziening en gerichte communicatie nodig. Het is belangrijk fietsers te motiveren om op de gewenste plek te parkeren. Handhaving is vaak een voorwaarde voor het verkrijgen en behouden van het gewenste fietsparkeergedrag.
Beïnvloedingstechnieken
Bij het ontwikkelen van de maatregel zijn verschillende beïnvloedingstechnieken te gebruiken. Zie hoofdstuk 7 voor praktische voorbeelden. Er zijn vier technieken (SWOV, 2013), (CROW-KpVV, 2017):
1. Voorzieningen op orde
Faciliteren van gewenst gedrag. Deze techniek omvat alles wat het gewenste gedrag gemakkelijker uit te voeren maakt. Denk aan het verbeteren van de verlichting op een bepaalde fietsroute of het plaatsen van bebording die fietsers naar de juiste fietsparkeervoorziening verwijst.
2. Informatievoorziening en gerichte communicatie
Informatie geven. Door het uitgeven van informatieve flyers, het handig inzetten van social media of het ophangen van posters, kan de doelgroep bewust worden gemaakt van het gewenste gedrag. De onder ‘Motiveren – feedback geven’ genoemde fietscoaches kunnen ook informatie geven.
3. Motiveren
Feedback geven. Geef mensen feedback over wat hun nieuwe gedrag voor hen oplevert. Zo worden zij in hun keuze bevestigd. Dit kan bijvoorbeeld door het inzetten van fietscoaches.
Fietscoaches (feedback geven)
Fietscoaches worden meestal ingezet om foutparkeerders op een vriendelijke manier aan te spreken op hun gedrag en hen tevens alternatieven aan te bieden. In Maastricht werden in 2019 succesvol fietscoaches ingezet om het foutparkeren rondom het station aan te pakken.
Ondanks een nieuw opgeleverde fietsenstalling, bleef het aantal foutgeparkeerde fietsen ongeveer gelijk. De fietscoaches waren onderdeel van een breder pakket aan maatregelen. Eerst werd een communicatiecampagne ingezet om fietsers te informeren over het beleid en de beschikbare stallingslocaties.
Daarna wezen fietscoaches de foutparkeerders op hun gedrag. De laatste stap was de inzet van handhavingsacties. Voor de maatregelen stonden er 740 foutgeparkeerde fietsen, na inzet van de fietscoaches daalde dit naar 526 fietsen. Na handhaving verminderde het aantal verder naar 282 ( [ link ] ).
[ link ]

Figuur 3.4. Fietscoaches aan het werk om fietsers te stimuleren juist te parkeren


Sociale beïnvloeding. Gebruik voorbeelden van andere mensen – waarmee de doelgroep zich verbonden kan voelen – die het gewenste gedrag wel vertonen. Zet bijvoorbeeld ambassadeurs in (mensen die al het gewenste gedrag vertonen en als voorbeeld willen dienen voor anderen).
Belonen. Bied een materiële of immateriële beloning, zodat de doelgroep zich eerder geroepen voelt het gewenste gedrag te vertonen. Denk aan leuke prijzen na het invullen van een enquête over fietsparkeren of een spaarsysteem met punten per parkeerhandeling.
Pilot ‘Fiets binnen = winnen’ (belonen)
Haarlem heeft in 2016 een pilot uitgevoerd voor fietsers. Fietsers die hun fiets in een van de stallingen in de Haarlemse binnenstad zetten, zijn beloond met kortingsbonnen bij ondernemers.
Elk bezoek aan een ondernemer leverde een stempel op en daarmee kon de fietser korting krijgen bij een van de deelnemende winkeliers. Een vol boekje fungeerde tevens als lot. Onder alle deelnemers aan de actie zijn een dames- en een herenfiets verloot.
Deze actie was bedacht door een werkgroep van onder andere vertegenwoordigers van de wijkraden, ondernemers, eigenaren van panden, historische vereniging en de Fietsersbond. Het doel was het aanpakken van een aantal fietsparkeerknelpunten in de stad. Met een beloningssysteem werden bezoekers van de stad gestimuleerd hun fiets in een van de stallingen neer te zetten. Bijkomend voordeel was dat nog eens werd uitgelegd waar die stallingen zich bevinden. En dat ze allemaal gratis zijn ( [ link ] ).
Beloningsprogramma Fiets-en-Win (belonen)
De gemeente Apeldoorn heeft in 2009 samen met CROW-Fietsberaad het beloningsprogramma ‘Fiets-en-Win’ opgezet. Fietsers die hun fiets in de stalling zetten, konden gratis meedoen aan een loterij. Zo hoopte de gemeente het fietsgebruik in het algemeen te bevorderen en het gebruik van de gratis bewaakte fietsenstallingen in het centrum in het bijzonder. Gaandeweg haakten ook Eindhoven en Helmond aan.
Fiets-en-win ontwikkelde zich al snel tot meer dan een beloningssysteem met een loterij. De aanpak bleek goed te combineren met een toegangscontrole-systeem met barcodes, dat de aloude bonnetjes vervangt.
Uit de evaluatie blijkt dat de proef technisch geslaagd is. Achteraf gezien is wel veel techniek uit de kast gehaald om de loterij te organiseren. Dat kan veel simpeler, bijvoorbeeld door elke duizendste deelnemer te belonen met een leuke prijs. Bijna alle fietsers vinden het inchecken met een barcodesleutelhanger een duidelijke verbetering ten opzichte van het bonnetjessysteem. De fietsers vinden het vooral belangrijk dat hun fiets veilig staat. Om het gebruik van de bewaakte stallingen te stimuleren, kan daarom het beste ingespeeld worden op de behoefte aan veiligheid bij fietsers die hun fiets minimaal een uur willen parkeren (CROW-Fietsberaad, 2014a).

Probeeracties en lokkertjes. Verleid bijvoorbeeld mensen om in de bewaakte stalling te parkeren door ze het een periode gratis of met korting te laten proberen.
Effect van ‘eerste 24 uur gratis’ (Probeeractie)
Bij het betaalregime ‘eerste 24 uur gratis’, moet betaald worden wanneer een fiets langer dan 24 uur aaneengesloten in de stalling staat.
Bij station Amsterdam Amstel is in 2013 een pilot gestart met eerste 24 uur gratis stallen in de bewaakte stalling. Het nieuwe betaalregime had een positief effect: in de bewaakte stalling bleek na de start van de proef dat de benutting was gestegen van 23 naar 61 procent.
Het percentage reizigers dat de kwaliteit van de fietsparkeervoorzieningen met een 7 of hoger beoordeelt, is op station Amsterdam Amstel tussen 2012 en 2014 gestegen van 22 naar 35 procent (zonder dat daarbij nieuwe stallingen zijn gerealiseerd).
Ook in de stalling Utrecht Jaarbeursplein geeft de pilot ‘eerste 24 uur gratis’ een positief beeld: ruim 70 procent van de stallers zette zijn fiets eerst op straat neer. 17 procent van de stallers is afkomstig van de andere zijde van de stad en fietst dus om, om gebruik te kunnen maken van deze staling. Gemiddeld wordt de stalling beoordeeld met een 8 of hoger. Omdat het hier een geheel nieuwe stalling betreft, kan de klanttevredenheid niet in de tijd vergeleken worden (KWINK Groep, 2015).

4. Handhaven
Straffen. Het tegenovergestelde van belonen: ontmoedig het ongewenste gedrag door bijvoorbeeld handhaving.
Stap 6. Implementeren
Een maatregel kan in een keer worden uitgevoerd. Afhankelijk van het type maatregel, is ook eerst een (kleinschalige) pilot of proef mogelijk. Op basis van de ervaringen zijn er eventueel aanpassingen nodig. Voer de maatregel daarna helemaal uit.
Stap 7. Monitoren en evalueren
Tijdens en na afloop van het project is het essentieel dat het verloop in de gaten wordt gehouden. Monitoring kan leiden tot tussentijdse bijsturing (door bijvoorbeeld aanvullende maatregelen) om het effect te maximaliseren. Zowel het proces als de maatregel zelf zijn te evalueren, afhankelijk van de beschikbare tijd en voorzieningen. Evaluatie kan als gevolg hebben dat in een toekomstige situatie anders gehandeld wordt.