Wet- en regelgeving
In bepaalde situaties zijn maatregelen in de juridische sfeer onvermijdelijk. Gemeenten kunnen met drie instrumenten het fietsparkeren reguleren (CROW-Fietsberaad, 2012b):
- publiekrechtelijk: via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
- privaatrechtelijk: via regels in private stallingen;
- strafrechtelijk: via de Wegenverkeerswet (Wvw).
Via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan op vier typen overtredingen gehandhaafd worden: gevaarlijk geparkeerde fietsen, foutgeparkeerde fietsen, fietsen die de parkeerduur overschrijden (waaronder weesfietsen) en fietswrakken. Handhaving kan alleen op een wettelijke grondslag. Daarvoor zijn drie stappen nodig:
- Bepaal tegen welke overtredingen handhaving gewenst is:
- gevaarlijk parkeren: de fiets blokkeert bijvoorbeeld een vluchtroute of belemmert de doorgang voor hulpdiensten;
- foutparkeren: de fiets staat buiten de in de APV aangewezen parkeervoorzieningen geparkeerd, dit kan hinder opleveren;
- parkeerduur: de fiets staat langer dan de toegestane termijn geparkeerd in het aangewezen gebied (dit kunnen weesfietsen zijn, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn);
- fietswrak: de fiets is rij-technisch in onvoldoende staat of verkeert in verwaarloosde toestand.
- Leg de regels voor het fietsparkeren vast in de APV. De gemeente heeft hierbij een handhavingsplicht. Dit betekent dat zij in de praktijk moet handhaven op wat in de APV staat. Houd hierbij rekening met de handhavingscapaciteit van de gemeente. Een gemeente heeft de taak haar eigen verboden en geboden te controleren. Gemeentelijke toezichthouders voeren deze taak uit. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft toezichthouders een standaardpakket met bevoegdheden, zoals het vorderen van inlichtingen en het inzien van het identiteitsbewijs. De bevoegdheden zijn vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Awb. Ook kan een toezichthouder extra bevoegdheden krijgen. Voor het uitoefenen van toezicht moeten toezichthouders voldoen aan de legitimatieplicht (artikel 5:12 Awb) en de materiële zorgvuldigheids- en evenredigheidsnorm (artikel 5:13 Awb). Het toezicht mag niet verder gaan dan nodig is: dit is in principe het beginsel van de minste pijn (artikel 3:4 lid 2 Awb). Met de komst van de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking zijn gemeentelijk toezichthouders, indien zij zijn benoemd tot buitengewoon opsporingsambtenaar (boa), ook bevoegd boetes uit te delen.
- Leg het beheergebied en de maximale parkeerduur vast in een uitvoeringsbesluit. Geef hierbij het beheergebied zo specifiek mogelijk aan. Veelgebruikte termijnen voor de maximale parkeerduur zijn 14 of 28 dagen. Zet een kortere parkeerduur in voor drukke stationsgebieden, gebieden met een hoge parkeerdruk en/of veel kortparkeren. Het heeft overigens de voorkeur om, waar mogelijk, binnen een gemeente zo veel mogelijk dezelfde maximale parkeerduur aan te houden. Dit voorkomt verwarring onder de gebruikers. De geldende regels in het beheergebied hoeven juridisch gezien niet zichtbaar aangekondigd te worden, maar dit is wel aan te bevelen. Borden moet een verwijzing naar de APV hebben (zie ook kader ’Bebording APV’).
Ad 2 Privaatrechtelijk
Handhaving van fietsparkeren kan via het privaatrecht, wanneer een fietsparkeervoorziening niet wordt beschouwd als openbare ruimte. Daarom is deze aanpak alleen bruikbaar voor (grootschalige) inpandige fietsparkeervoorzieningen. De beheerder ervan vraagt de fietsparkeerder om zich aan de huisregels te houden. Daar kan bijvoorbeeld een maximale parkeerduur onder vallen.
Bebording APV
Een gemeente mag juridisch gezien verbodsbord E3 (RVV 1990) niet gebruiken, wanneer zij de handhaving vastlegt via de APV. In de praktijk passen veel gemeenten dit ter verduidelijking van het fietsparkeerverbod wel toe (zie figuur 4.9 (CROW-Fietsberaad, 2012b)).
[ link ]
Figuur 4.9. Voorbeeld (links) waarin een gemeente het verbodsbord E3 gebruikt, terwijl hier het APV-bord (rechts) gebruikt had moeten worden
Verschil RVV-bord E3 en APV-bord
Het gebruik van RVV-bord E3 betekent dat iemand zijn fiets niet mag parkeren aan de kant van de weg waar het bord staat of in de zone die het bord aanduidt, ook niet voor een korte tijd. Het verbod geldt niet voor stallingen die langs de weg of binnen de zone liggen. De fiets mag daar voor onbepaalde tijd staan, ook als de fiets niet meer te gebruiken is. Een gemeente mag in deze situatie dus niet zomaar weesfietsen en fietswrakken weghalen, tenzij zij een fietswrak als afval ziet of de toegestane parkeerduur met een onderbord beperkt is.
Bij het APV-bord mag iemand zijn fiets alleen in een stalling parkeren (niet erbuiten) op de wijze en onder de voorwaarden zoals omschreven op het bord. De gemeente mag controleren of fietsen er niet langer dan de maximale tijd staan en fietsen die er langer staan (weesfietsen/fietswrakken), weghalen.
Bord E3 heeft de voorkeur omdat vrijwel niemand die de tekst op het APV-bord leest en de meeste mensen (ook mensen die geen Nederlands lezen en analfabeten) bord E3 veel duidelijker vinden. Met het uitvoerige tekstbord of een alternatief met verwijzing naar de APV, staat een gemeente echter sterker als ze langdurig gestalde fietsen, weesfietsen of fietswrakken weg wil halen.
Ad 3 Strafrechtelijk (Wegenverkeerswet (Wvw))
De [ link ] is de basis van de verkeerswetgeving. De meeste verkeersregels zijn uitgewerkt in het [ link ] . Het parkeren van fietsen is geregeld in artikel 27 van het RVV: “Fietsen en bromfietsen worden geplaatst op het trottoir, op het voetpad of in de berm dan wel op andere door het bevoegd gezag aangewezen plaatsen.”. Dit betekent dat via de Wvw alleen tegen deze overtredingen kan worden opgetreden en niet tegen bijvoorbeeld weesfietsen. Verder kunnen ‘gewone’ gemeentelijke toezichthouders deze strafrechtelijke vorm van handhaving niet uitvoeren; dit moeten buitengewone opsporingsambtenaren of politie doen.
Met het verbodsbord E3 uit de RVV kan wel een fietsparkeerverbod worden aangeduid. Het bord E3 geldt alleen voor die zijde van de weg waar het geplaatst is. Er zijn ook E3-zoneborden.