De invloed van de sociale omgeving
De invloed van anderen op het gedrag is aanzienlijk en bovendien aanmerkelijk groter dan mensen denken [4.24, 4.25]. De invloed van de sociale omgeving gebeurt vaak onbewust, mensen hebben het meestal niet in de gaten.
Anderen hebben invloed op het gedrag, zonder dat zij zelfs maar in de buurt zijn. Veel gedragskeuzes in verkeer en vervoer worden beïnvloed door sociale normen, zoals vervoerswijzekeuze en verkeersovertredingen als roodlichtnegatie, tegen het verkeer in fietsen, te hard rijden en foutparkeren. In hoofdstuk 11 komt de rol van de sociale omgeving uitgebreid aan de orde.
Sociaal psycholoog Cialdini heeft veel onderzoek uitgevoerd naar onbewuste beïnvloeding en dit zeer toegankelijk opgeschreven. De invloed van anderen is aanzienlijk, zelfs als er niemand in de omgeving aanwezig is op het moment van de gedragskeuze. Een onderscheid tussen twee typen sociale normen maakt inzichtelijk waardoor mensen onbewust ongewenst gedrag gaan vertonen [4.26]. Dit zijn:
- injunctieve normen: dat wat hoort;
- descriptieve normen: dat wat anderen doen.
Injunctieve norm: Dat wat hoort
Het beeld dat iemand heeft van de in de samenleving geldende normen over hoe men zich hoort te gedragen, is de injunctieve norm. Deze ongeschreven regels worden gedeeld met anderen en worden overgedragen door anderen. In feite zijn het (informele) afspraken die voorschrijven hoe men zich dient te gedragen [4.30]. Er wordt voldaan aan de gedragsregels omdat mensen het belangrijk vinden dat hun gedrag niet wordt afgekeurd door anderen. Ze willen niet worden buitengesloten. De inschatting van de mate waarin anderen in de sociale omgeving gedrag goed- of afkeuren, is zeer belangrijk [4.24, 4.27].
Injunctieve normen spelen een rol in alle niveaus van sociale omgevingen: de eigen huiselijke kring, klaslokaal, woonwijk, werkkring en vriendenkringen tot sociaal-culturele gemeenschappen. Mensen reizen vaker met het openbaar vervoer als zij denken dat (voor hen) belangrijke anderen dat van hen verwachten [4.27]. Voorbeelden van alledaagse injunctieve normen zijn: eten met mes en vork, niet roken in de buurt van kinderen, de beslissing van de scheidsrechter op het voetbalveld respecteren.
In het verkeer gelden ook veel verkeersregels en informele afspraken: oversteken bij een zebrapad, stoppen voor roodlicht, de straat haaks oversteken (en niet schuin), langzaam rijden in de buurt van een school, de auto voor de eigen woning parkeren en niet voor het huis van de buren, korte ritten zoveel mogelijk lopend of met de fiets afleggen.
Energieverbruik norm in Japan
Na de tsunami in Japan in 2011 die leidde tot de ramp bij de kerncentrales van Fukushima, ontstond er in Japan een tekort aan energie. De Japanners hebben toen onderling afgesproken om zo weinig mogelijk energie te gebruiken om zodoende het gemeenschappelijk probleem van energietekort niet uit de hand te laten lopen. Deze sociale injunctieve norm werd in overweldigende mate nageleefd [4.28].
[ link ]
Figuur 13. De injunctieve norm is de fiets stallen aan de overkant in de stalling. Echter, de descriptieve norm geeft aan om de fiets hier te stallen, aangezien anderen dat ook doen, ook al is dat niet toegestaan (bron: Mariëtte Pol)
Descriptieve norm: Dat wat anderen doen
Waar de injunctieve norm voorschrijft hoe men zich hoort te gedragen, is de descriptieve norm dat wat de meeste mensen daadwerkelijk doen. Door te zien hoe de meeste anderen zich gedragen in een specifieke situatie, leidt men af wat het gangbare (norm)gedrag is en zal men de neiging hebben om zich vergelijkbaar te gedragen. Bij het fietsen steek je je hand uit als je gaat afslaan (injunctieve norm), maar als niemand van de klasgenootjes dit doet (descriptieve norm) moet iemand sterk in zijn schoenen staan om zich aan de injunctieve norm te houden. Mensen leiden zelfs uit de omgeving af wat de gangbare norm is, ook als er verder niemand aanwezig is. Mensen zijn dus in staat om de omgeving ‘te lezen’. Vooral in situaties die nieuw en onbekend zijn heeft men bewust en onbewust de neiging om de gangbare norm zo snel mogelijk af te lezen uit het gedrag van anderen dan wel uit signalen (‘cues’) in de omgeving [4.4, 4.24].
Normoverschrijdend gedrag: descriptieve norm wint het van injunctieve norm
Wanneer bij normoverschrijdend gedrag de injunctieve en descriptieve normen met elkaar conflicteren, dan heeft de descriptieve norm doorgaans de overhand.
Brand in de trein
In 2002 werd bij de NS een onderzoek uitgevoerd hoe reizigers op informatie reageren als er brand is in een trein die in een tunnel staat [4.29]. Aan proefpersonen werd gevraagd om een enquête in te vullen in een nagebouwde treincoupé (experimentele setting, dus het gaat niet om reizigers in een rijdende trein). Tijdens het invullen van de enquête kregen de proefpersonen de melding/oproep om de treincoupé te verlaten via deuren voorin de coupé. Maar wat bleek? Wanneer de eerste persoon die gehoor gaf aan de oproep de coupé via de deuren achter in de coupé wilde verlaten, de anderen achter deze eerste persoon aanliepen in de verkeerde richting. Zelfs de personen die in eerste instantie richting de juiste uitgang liepen, draaiden zich om, om achter de anderen aan te gaan.
Van dit gegeven wordt in cafés gebruikgemaakt door brandoefeningen te doen met stamgasten. De stamgasten worden uitgebreid geïnstrueerd hoe te handelen bij brand. Het voordeel hiervan is dat de kans groot is dat bij brand een stamgast aanwezig is en het goede voorbeeld kan geven.
De rest van de gasten volgt dan vanzelf.
De rest van de gasten volgt dan vanzelf.
Op foto’s van ‘google earth’ is te zien dat er in woonwijken groepsgewijs daken van huizen zijn voorzien van zonnepanelen. Als buurtgenoten panelen hebben aangeschaft, is men eerder geneigd om ook zonnepanelen te overwegen en aan te schaffen.
In een beroemd experiment van Cialdini [4.24] werden folders uitgedeeld aan voorbijgangers. Wanneer even verderop de folders op de grond werden gegooid, waren anderen ook eerder geneigd de folders op de grond te laten vallen. De injunctieve norm om geen afval achter te laten werd in dit laatste geval minder vaak opgevolgd. In een ander experiment van Cialdini [4.24] werden in parkeergarages folders onder de ruitenwisser geplaatst. Ook nu weer was de onderzoeksvraag of de auto-eigenaren de folders al dan niet op de grond zouden gooien. In de conditie waarbij de parkeergarage keurig opgeruimd was, werden relatief weinig folders op de grond gegooid. Terwijl in de conditie met veel zwerfvuil in de garage en een onderzoeksmedewerker die duidelijk zichtbaar ‘zijn’ folder op de grond gooide, aanmerkelijk meer auto-eigenaren de folder op de grond wierpen.
Als de injunctieve en descriptieve normen overeenkomen, treedt er een versterkend effect op. Als voetgangers of fietsers bij roodlicht op groen wachten, dan zullen anderen geneigd zijn om ook te wachten. Als op een traject autobestuurders zien dat anderen zich aan de snelheid houden, zullen zij geneigd zijn dit gedrag te volgen.
Nota bene: Bij te hard rijden op de snelweg speelt de descriptieve norm een bijzondere rol. Stel dat er op een snelweg tweehonderd auto’s rijden waarvan er twintig harder rijden dan toegestaan. Als iemand zich aan de snelheid houdt, zullen die twintig automobilisten hem inhalen. Deze persoon ziet voor zich één of twee auto’s die zich aan de snelheid houden en achter zich evenzo. De indruk ontstaat dan dat de meeste automobilisten te hard rijden, terwijl slechts twintig van de tweehonderd automobilisten dat doen.
Omstanderseffect
Een ander voorbeeld van de descriptieve norm is het indrukwekkende en rationeel onbegrijpelijke fenomeen ‘omstanderseffect’. Wanneer mensen iemand in nood zien, zijn ze geneigd niet in te grijpen als er anderen in de omgeving zijn die (ook) niets doen.
Ook legio alledaagse observaties bevestigen dat injunctieve normen worden overschreden/verdrongen als blijkt dat anderen zich er niet aan houden. Dus als de descriptieve norm tegen de injunctieve norm ingaat, is er sprake van:
- Roodlichtnegatie: als er één fietser door rood fietst, volgen er meer.
- K+R (Kiss and Ride) stroken bij scholen: andere ouders parkeren hun auto toch op deze strook, dan ‘mag ik dat ook’.
- Fout geparkeerde auto’s: als er één auto fout geparkeerd staat, volgen er meer.
- Rijden op sluiproutes.
- Toch op het gras lopen, wanneer dat niet mag. Bijvoorbeeld op de Keukenhof zijn talloze bordjes geplaatst dat het verboden is op het gras te lopen. Tegelijkertijd is te zien dat bijna niemand zicht iets aantrekt van dit verbod (norm) en iedereen zich vrolijk laat fotograferen tussen de tulpen op het reeds platgetrapte gras.
Broken windows
Volgens de ‘Broken windows’ theorie [4.30] zullen mensen eerder geneigd zijn normen te overschrijden als zij op een ander gebied normoverschrijdend gedrag constateren in de omgeving. Onderzoekers plaatsten een graffiti-verbodsbord in een straat waar veel fietsen stonden gestald. Vervolgens hingen zij aan de fietsen een folder. Ook nu weer was de vraag of mensen al dan niet de folder op de grond zouden laten vallen of keurig zouden meenemen. In de eerste situatie was de muur waar het graffiti- bord was geplaatst graffiti-vrij. In de andere, normoverschrijdende conditie, hadden de onderzoekers de muren rondom het verbodsbord volgespoten met graffiti. Het bleek dat in de tweede, normoverschrijdende situatie meer fietsers de folders op de grond lieten vallen dan in de eerste situatie, de ‘schone’ normbevestigende situatie.
Relevantie voor de beleidspraktijk
Voor de beleidspraktijk is het belangrijk om te beseffen dat gedrag onbewust wordt beïnvloed door de sociale omgeving. Dit betekent dat bij het in kaart brengen van het ongewenste gedrag van de doelgroep, ook nader gezocht moet worden naar de invloed van anderen op het gedrag van de doelgroep. Dit kan door het observeren en analyseren van het gedrag van anderen in de omgeving en door het in kaart brengen van de signalen die uit de omgeving opgepikt kunnen worden over het sociaal geaccepteerde gedrag. Daarnaast leert de wetenschap dat verkeersdeelnemers zich vaak laten leiden door sociale normen, aangrijpingspunten om het ongewenste gedrag aan te pakken.
Een aandachtspunt bij het inventariseren van de oorzaken en motieven van het ongewenste gedrag is dat verkeersdeelnemers vaak niet beseffen dat zij zijn beïnvloed door sociale normen. Bij het enquêteren en interviewen van verkeersdeelnemers zal hiermee rekening moeten worden gehouden. Met de onderzoeksresultaten kunnen vaak alleen de bewuste keuzes in kaart worden gebracht en de rationalisaties achteraf. Voor het achterhalen van onbewuste invloeden zijn andere methoden of vraagtechnieken nodig dan enquêteren en interviewen.