Het MaxSem-model
Het veranderen van niet-automatisch gedrag gaat stap voor stap. In de regel worden verstokte automobilisten niet plotsklaps fans van het openbaar vervoer. Het MaxSem-model (Max Selfregulation model) [7.15, 7.16] maakt duidelijk hoe verandering in zijn werk gaat. Het model laat zien hoe mensen kunnen worden geholpen bij het loslaten van oude gewoonten en het aanleren van nieuwe gewoonten. Het model komt uit de gezondheidszorg, maar is breder toepasbaar.
Het MaxSem-model bestaat uit vijf fasen. Het helpt om te ontdekken in welke fase iemand zit. Iedere verandering naar een volgende fase vergt een andere aanpak en in iedere fase is terugval mogelijk. De fasen uit het MaxSem-model hangen nauw samen met de stapsgewijze aanpak van de Sumo-methode (zie hoofdstuk 3) [7.20].
[ link ]
Figuur 38. Fasen van gedragsverandering in het MaxSem-model
Fase 1: voorstadium
In dit stadium staan mensen niet open voor verandering. Ze hebben er nog nooit over nagedacht. Of willen er liever niet over nadenken. De meeste rokers bijvoorbeeld weten dat roken ongezond is. In deze fase ontkennen ze dit (“mijn opa rookte en is 90 geworden”). Ze praten hun eigen gedrag goed of ze ontwijken confrontaties. Ander voorbeeld: weten brommerrijders dat een brommer meer fijn stof uitstoot dan een auto? Zelfs als ze dit weten, is het de vraag of ze dit als hun probleem zien.
Het vergt veel tijd om mensen uit deze fase te krijgen. Een mogelijke aanpak is om op een begrijpelijke manier uit te leggen wat de gevolgen zijn van het eigen gedrag en te wijzen op de voordelen ervan. Het klimaatvraagstuk kan bijvoorbeeld dichter bij de mensen worden gebracht:
’Ik wil mijn kinderen een gezonde aarde achterlaten’. Opiniërende artikelen in de media kunnen hierin een rol spelen. Gemakkelijk is dit niet, want als mensen er niet voor openstaan, komt de boodschap niet over. Het werkt dan wellicht beter als rolmodellen in de omgeving voorbeeldgedrag gaan vertonen.
’Ik wil mijn kinderen een gezonde aarde achterlaten’. Opiniërende artikelen in de media kunnen hierin een rol spelen. Gemakkelijk is dit niet, want als mensen er niet voor openstaan, komt de boodschap niet over. Het werkt dan wellicht beter als rolmodellen in de omgeving voorbeeldgedrag gaan vertonen.
Fase 2: overwegen
In deze fase zien mensen de nadelen van hun huidige gedrag en staan ze enigszins open voor verandering, maar zijn ze nog niet voldoende gemotiveerd om tot actie over te gaan. Iemand vindt het bijvoorbeeld vervelend dat hij elke dag een kwartier bezig is met het zoeken van een parkeerplaats, maar hij denkt tegelijk dat fietsen te ver is en dat het altijd regent. Verandering kost energie en het uitstellen van keuzes is heel gemakkelijk. Daarbij denken veel mensen dat ze niet in staat zijn om te veranderen. Het is dus belangrijk om mensen zelfvertrouwen te geven. In deze fase kun je ook best prikkelen: ’Stel het niet langer uit, maak er nu werk van’.
Fase 3: beslissen
Dit is de fase waarin knopen worden doorgehakt. Om daartoe te komen, oriënteren mensen zich: hoelang doe je erover om met de trein naar het werk te gaan? Wat kost een elektrische fiets, wat voor modellen zijn er en is er wel een stopcontact in de fietsenschuur? Verder is niet onbelangrijk: hoe denkt de omgeving over dit gedrag? Stel dat iemand het prettig vindt om na de spits richting kantoor te rijden, terwijl zijn collega’s verwachten dat hij om half negen aanwezig is. In dat geval vergt het lef om te veranderen. In deze fase helpt het om:
- Mensen te prijzen voor hun besluit om te veranderen.
- Drempels weg te werken.
- Tot actie aan te zetten (call to action): bijvoorbeeld met probeerkaartjes of een kortingsactie.
- Mensen te vertellen hoe anderen erover denken (’twee derde van de Nederlanders wordt blij van fietsen’) [7.17].
- Mensen te vragen hoe en wanneer ze het gedrag willen uitvoeren. Psychologen noemen dit implementatie-intenties: het uitvoeren van voornemens.
Fase 4: handelen
In deze fase vindt de werkelijke verandering plaats. Mensen zetten de stap om iets nieuws te proberen. Ze gaan daarbij na hoe het bevalt en hoe de omgeving reageert. In deze fase zijn er veel problemen te trotseren: de moeite om een ov-chipkaart aan te vragen, een lekke band tijdens het fietsen, problemen met inloggen tijdens het thuiswerken, enzovoort. Feedback en kleine beloningen kunnen helpen om de impact van de negatieve ervaringen te verminderen.
[ link ]
(bron: zeker met de bus)
Fase 5: vasthouden
Als het nieuwe gedrag mensen bevalt, is het zaak om te zorgen dat ze dit blijven vasthouden.
Bij een spitsmijdenproject in Brabant mochten deelnemers uitspraken doen over het spitsmijden. Deze uitspraken werden openbaar gemaakt. Volgens het consistentieprincipe van Cialdini [7.18] willen mensen doen wat ze zeggen. Dit hielp bij het vasthouden van gedrag. Ook een speciaal aanbod kan helpen. De RET bood eerst een probeerkaartje voor de tram en daarna korting op een abonnement. Bij het fietstransferium in Harderwijk mochten mensen die vaak genoeg fietsten, de leenfiets uiteindelijk houden [7.3].
Uiteindelijk wordt het nieuwe gedrag vanzelfsprekend. Het is overigens belangrijk dat men laat weten blij te zijn met deze groep. Het kost veel minder energie om bestaande ‘klanten’ vast te houden, dan om nieuwe te winnen.
Belangrijk is daarom mensen tevreden te houden en te luisteren naar hun klachten. Of bijvoorbeeld te vragen hoe het openbaar vervoer of het fietsen nog aangenamer kan worden gemaakt.
Terugvallen
Terugval is een wezenlijk onderdeel van het veranderingsproces. Bij een terugval is er nog geen man overboord. Verandering gaat vaak met vallen en opstaan en van zo’n terugval kan worden geleerd. Mensen moeten niet worden afgewezen en een tweede kans aangeboden krijgen. Voorkomen moet worden dat mensen afhaken. Zo geeft de NS bij geplande werkzaamheden reizigers een flesje water cadeau. Zo’n kleine geste kan sympathie en begrip opwekken en helpt om de ervaren hinder te verzachten.