Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Mobiliteit en gedrag
Deze tekst is gepubliceerd op 22-12-14

Risicocompensatie

Men is geneigd te denken dat als de veiligheid van de weggebruiker wordt verhoogd, er minder ongelukken gebeuren. Deze relatie gaat niet helemaal op. Er zijn verschillende onderzoeken die aantonen dat na het invoeren van een nieuwe veiligheidsmaatregel er na een korte periode veel meer ongelukken gebeuren dan zouden mogen worden verwacht op basis van de nieuwe veiligheid.
De verklaring hiervoor is dat de weggebruiker zich veiliger voelt en daardoor meer risicogedrag gaat vertonen. Hierdoor heft de weggebruiker het eigenlijke veiligheidseffect als het ware op. Theeuwes e.a. [8.3] benoemen een aantal factoren die beïnvloeden of dit effect optreedt. Hierna de factoren die relevant zijn voor het ontwerp van de omgeving:
  • Veranderingen in de omgeving die niet opvallen, hebben weinig last van dit effect.
  • Gedrag waarvoor de weggebruiker zelf al corrigeerde (voorzichtig rijden in het donker), zal bij aanpassing van de omgeving (verlichting aanbrengen) veranderen.
  • Maatregelen gericht op het verminderen van de consequentie (airbag voorkomt letsel bij botsing), hebben weinig last van dit effect.
Een voorbeeld van dit effect is een landweggetje waarlangs een rij bomen stond. Ieder jaar eiste dit weggetje minimaal drie doden. Daarop besloot de overheid om de bomen te laten kappen, waardoor weggebruikers niet meer de dood konden vinden door tegen een boom aan te rijden. In de daarop volgende jaren bleven er echter steeds drie doden per jaar vallen. Wat bleek, nu de bomen waren weggehaald, reden automobilisten harder waardoor ze van de weg raakten en alsnog verongelukten [8.3]. Dergelijke situaties zijn goed te analyseren met het ‘raamwerk human factors in verkeersmanagement’ dat in hoofdstuk 6 is gepresenteerd.
Hetzelfde effect kan ook worden gebruikt om veiligheid te bevorderen. Door de weg ogenschijnlijk onveiliger te maken, kan geprobeerd worden om op die manier een aanpassing in het gedrag van de weggebruiker uit te lokken. De situatie is onveiliger, waardoor veiliger gedrag wenselijk is. Zo werden in Finland reflectorpaaltjes langs wegen weggehaald omdat deze de weggebruiker meer visuele hulp gaven dan nodig was. Daardoor reden de automobilisten te hard [8.26].
Op een zelfde manier lijken obstakels langs of op de weg de snelheid van automobilisten te doen afnemen. Verspreide begroeiing [8.27], bebouwing [8.16] of geparkeerde auto’s [8.16] langs de wegen zorgen ervoor dat automobilisten minder hard rijden. Hiervoor geldt: hoe dichter de obstakels langs de weg staan, des te groter het effect.
Continue begroeiing of obstakels, zoals een repeterende bomenstrook, heg of een langgerekte geleiderail, hebben geen snelheidsremmend effect [8.16]. De verklaring hiervoor is dat deze obstakels niet als bedreigend worden gezien. Daardoor ‘hoeven’ automobilisten hun gedrag niet aan te passen (in de vorm van een snelheidsvermindering).
Ook pleiten onderzoekers voor het gebruik van afschrikkende verkeerselementen zonder fatale gevolgen. Hierbij kan gedacht worden aan kunststof afzettingen die gevuld zijn met water. Optische illusies kunnen hetzelfde effect hebben.