Binnenvaart (Beroepsvaart)
Alle schepen die vanuit bedrijfsmatig oogpunt goederen transporteren vallen onder de noemer binnenvaart. De aard en afmetingen van de schepen binnen deze gebruikersgroep lopen sterk uiteen. Voor de nieuwe fiets-en/of voetgangersbrug zijn met name de verkeersintensiteit van de watergang en de afmeting van het maatgevende schip relevant, want die bepalen het vereiste profiel van vrije ruimte onder de brug. Ook waterpeil, stroming en windcondities zijn van belang.
De waterwegbeheerder is doorgaans de partij die het gewenste profiel van vrije ruimte en de plek van de doorvaartopening in de watergang bepaalt. Ook heeft de waterwegbeheerder vaak een voorkeur voor een beweegbare of vaste brug.
Omdat deze wensen van grote invloed zijn op de uitvoering en daarmee het comfort van de brug, vat dit hoofdstuk de regelgeving samen die ten grondslag ligt aan de wensen van de waterwegbeheerder. De belangrijkste regelgeving is opgenomen in de Richtlijnen Vaarwegen van Rijkswaterstaat, kortweg de RVW [29].
Let op! Soms zijn er uitzonderingen nodig op de RVW. Ook kan de regionale beheerder van de waterweg andere wensen hebben. Staat een situatie niet in de RVW, dan is het advies hierover contact op te nemen met Rijkswaterstaat.
Wat staat er in de RVW?
De RVW volgt een stappenplan voor het benodigde profiel van vrije ruimte onder een nieuwe brug. Dit stappenplan bepaalt achtereenvolgens het volgende:
- de gewenste CEMT-klasse van de schepen in de vaarweg (inclusief toekomstige ontwikkelingen);
- het maatgevende schip;
- het vaarwegprofiel;
- de maatgevende waterstanden en de aanwezigheid van stroming;
- de windcondities;
- het profiel van vrije ruimte voor de beroepsvaart (onder de brug);
- benodigde voorziening(en) voor brugbediening.
CEMT-klasse
In 1954 accepteerde de CEMT (Conférence Européenne des Ministres des Transports) een classificatiesysteem voor vaarwegen. Dit bestaat uit de vijf hoofd CEMT-klassen I tot en met V, waarbinnen een aantal subklassen bestaan. De recreatievaart valt niet binnen deze klassen.
Het maatgevende schip
Het maatgevende schip volgt in principe uit de CEMT-klasse. De praktijk kan hier van afwijken, bijvoorbeeld doordat een schip groter dan de geldende CEMT-klasse jarenlang gedoogd is.
Het vaarwegprofiel
Er zijn drie vaarwegprofielen voor beroepsvaart en recreatievaart, normaalprofiel, krap profiel en enkelstrooksprofiel.
Normaalprofiel
Bij het normaalprofiel kunnen maatgevende schepen elkaar passeren zonder snelheidsvermindering.
Dit profiel is wenselijk voor nieuwe waterwegen en moet worden toegepast bij meer dan 15.000 beroepsvaartschepen per jaar. Het kan worden toegepast tot 30.000 schepen bij recreatievaart. Bij meer recreatievaart moet het intensiteitsprofiel recreatievaart worden toegepast. hiervoor is nader onderzoek nodig.
Bij het normaalprofiel kunnen maatgevende schepen elkaar passeren zonder snelheidsvermindering.
Dit profiel is wenselijk voor nieuwe waterwegen en moet worden toegepast bij meer dan 15.000 beroepsvaartschepen per jaar. Het kan worden toegepast tot 30.000 schepen bij recreatievaart. Bij meer recreatievaart moet het intensiteitsprofiel recreatievaart worden toegepast. hiervoor is nader onderzoek nodig.
Krap profiel
Dit profiel is het minimale profiel voor beroepsvaart in twee richtingen. Dit profiel is acceptabel bij 5000 tot 15.000 schepen over maximaal 5 kilometer van de vaarweg.
Bij minder dan 5000 schepen beroepsvaart of recreatievaart per jaar kan het over de volledige vaarweg worden toegepast.
Dit profiel is het minimale profiel voor beroepsvaart in twee richtingen. Dit profiel is acceptabel bij 5000 tot 15.000 schepen over maximaal 5 kilometer van de vaarweg.
Bij minder dan 5000 schepen beroepsvaart of recreatievaart per jaar kan het over de volledige vaarweg worden toegepast.
Enkelstrooksprofiel
In dit profiel is alleen eenrichtingsverkeer voor beroepsvaart mogelijk. Het is vaak wel mogelijke dat kleine schepen beroepsvaart of elkaar passeren. Dit profiel wordt toegepast in uitzonderlijke gevallen bij minder dan 5000 beroepsvaartschepen per jaar.XXRecreatievaart kent geen enkelstrooksprofiel.
In dit profiel is alleen eenrichtingsverkeer voor beroepsvaart mogelijk. Het is vaak wel mogelijke dat kleine schepen beroepsvaart of elkaar passeren. Dit profiel wordt toegepast in uitzonderlijke gevallen bij minder dan 5000 beroepsvaartschepen per jaar.XXRecreatievaart kent geen enkelstrooksprofiel.
Op vaarwegen met gemengd verkeer, beroepsvaart en recreatievaart, kan tot een intensiteit van 30.000 beroepsvaart en recreatievaart de maatvoering voor de beroepsvaart worden aangehouden. In de praktijk vaart de beroepsvaart dan meer midden in de vaarweg vanwege de diepte en de recreatievaart aan de randen.
Deze profielen bepalen welke doorvaartwijdte moet worden aangehouden en waar de doorvaartopening gepositioneerd moet zijn. De doorvaarthoogte wordt bepaald door de scheepvaartklasse en is voor al de profielen hetzelfde.
Waterpeil en stroming
De waterbeheerder stelt de maatgevende waterstanden vast die dienen als referentievlak voor de waterdiepte en de doorvaarthoogte.
Windcondities
Hoge schepen, lege schepen en containervaart, zijn gevoelig voor wind. Bij bruggen is het van belang erop te letten dat de overgang in windcondities geleidelijk verloopt.
Profiel van vrije ruimte
Voor de doorvaarthoogte en breedte maken de RVW onderscheid tussen vaste en beweegbare bruggen. Ook verschillen de mogelijkheden voor de positie van de doorvaartopening voor vaste en beweegbare bruggen.
Tabel 4.9. Minimumdoorvaartwijdte (m) vaste bruggen beroepsvaart (afgeleid van [29])
klasse | Normaal profiel | Krap profiel | Enkelstrooksprofiel | |
Geen middenpijler | Geen middenpijler | Middenpijler | ||
I | Zelfde breedte als vaarweg bij nieuwe vaarweg. Bij bestaande vaarweg 5% breedte reductie toegestaan. | Zelfde breedte als vaarweg bij nieuwe vaarweg. Bij bestaande vaarweg 10% breedte reductie toegestaan. | 9,0 | 8,0 |
II | 11,5 | 10,0 | ||
III | 14,0 | 12,5 | ||
IV | 16,5 | 14,5 | ||
Va | 19,5 | 17,0 | ||
Vb | 22,0 | 18,5 |
Bij een vaste brug is bij het krappe profiel en het enkelstrooksprofiel het aanbrengen van middenpijlers, steunpunten toegestaan. Bij het toepassen van middenpijlers mag de breedte van de waterweg niet worden gereduceerd. Bij het enkelstrooksprofiel moet de doorvaartopening zich in de as van de vaarweg bevinden. Voor de doorvaarthoogte voor vaste bruggen geldt de hoge variant in de tabel voor de doorvaarthoogten voor beweegbare bruggen.
Bij bruggen met een gewelfde onderzijde moet de doorvaarthoogte over een breedte van tweemaal de doorvaartbreedte aanwezig zijn.
[ link ]
Vaste brug tenzij het een open vaarweg betreft
Beweegbare brug
Voor vaarwegen met een normaalprofiel komt alleen een vaste brug in aanmerking, tenzij het een open vaarweg betreft. Een open vaarweg is een maritieme toegangsweg, vaarweg voor hoge transporten of staandemastroute en heeft een doorvaarthoogte van meer dan 30 m. Beweegbare bruggen zijn wel altijd toegestaan in vaarwegen met een krap of enkelstrooksprofiel.
Voor vaarwegen met een normaalprofiel komt alleen een vaste brug in aanmerking, tenzij het een open vaarweg betreft. Een open vaarweg is een maritieme toegangsweg, vaarweg voor hoge transporten of staandemastroute en heeft een doorvaarthoogte van meer dan 30 m. Beweegbare bruggen zijn wel altijd toegestaan in vaarwegen met een krap of enkelstrooksprofiel.
Voor het krappe profiel is een lagere doorvaarthoogte toegestaan dan bij het normaalprofiel waarbij volgens de Richtlijnen Vaarwegen circa 75 procent van de lege maatgevende beroepsvaart de gesloten brug kan passeren. De doorvaarthoogte voor de middenvariant is om deze reden slechts beperkt lager dan die voor een vaste brug. Wanneer een brug aanzienlijk meer door langzaam verkeer wordt gebruikt dan door de beroepsvaart, valt een nog lagere doorvaarthoogte in overleg metXXde waterwegbeheerder te overwegen.
De doorvaarthoogte verschilt per CEMT-klasse en vaarwegprofiel. Ruwweg geldt dat een doorvaarthoogte van 5,5 m voldoende is voor geladen beroepsvaart tot en met klasse IV. Op veel vaarwegen is het merendeel van de brugopeningen met deze doorvaarthoogte te vermijden.
Tabel 4.10. Doorvaarthoogte (m) beweegbare bruggen voor beroepsvaart [29]
klasse | Hoge variant | Container vaart | Midden variant | Lage variant |
|
|
|
| |
I | 5,25 | 5,25 | 4,75 | Hoogte van recreatievaart |
II | 6,1 | 5,6 | 5,6 | |
III | 6,6 | 6,2 | 6,2 | |
IV | 7,0 | 7,0 | 6,4 | |
V | 9,1 | 9,1 | 7,4 | Niet doen |
Voor de doorvaartwijdte geldt het volgende:
Tabel 4.11. Doorvaartwijdte beweegbaar brugdeel (m) voor beroepsvaart [29]
klasse | Normaal profiel | Krap profiel | Enkelstrooksprofiel 175 |
I | Vaste brug tenzij het een open vaarweg betreft | 8,5 | 7,0 |
II | 10,5 | 8,5 | |
III | 12,0 | 0,5 | |
IV | 14,0 | 12,0 | |
Va | 16,5 | 14,5 | |
Vb | 19,0 | 16,5 |