Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Ontwerpwijzer bruggen voor langzaam verkeer
Deze tekst is gepubliceerd op 19-03-14

Fietsers

De diversiteit onder fietsers is groot. Behalve op de standaardfiets in diverse verschijningen (stadsfiets, racefiets, mountainbike, vouwfiets), verplaatsen ze zich ook op elektrische fietsen, ligfietsen, bakfietsen en op fietsen met aanhanger.

Figuur 3.10. De verscheidenheid onder fietsers is groot

Voor fietsers geldt een aantal aandachtspunten, die vooral te maken hebben met de snelheid waarmee ze de brug passeren. De belangrijkste zijn vetergang en boogstraal. Verder moeten fietsers voldoende zicht hebben op de route. Ook hellingbanen komen hier kort aan bod. Uitgebreide informatie over hellingen en de afwegingen die erbij komen kijken, is te vinden in het hoofdstuk 5. Tot slot kort aandacht voor hekwerken.
Skaters en skeeleraars
Ook skaters en skeeleraars behoren tot de groep voetgangers. Zij zijn vanwege de kleine wielen gebaat bij een vloeiend verloop van het wegdek. Is de verwachting dat veel skaters en skeeleraars gebruik zullen maken van de brug, vermijd dan zo veel mogelijk obstakels in het brugdek. Een dek uit houten delen is dan bijvoorbeeld onwenselijk.

Uitsluiting
Uitgangspunt is dat het wegprofiel van het fietspad dat op de brug aansluit, doorloopt op de brug. Uitgebreidere informatie over het ont-werpen van fietspaden is te vinden in CROW-publicatie 230 ‘Ontwerpwijzer fietsverkeer’ [4].
Hoeveel ruimte hebben fietsers nodig?
Een fietser met standaardfiets bestrijkt in de breedte 0,75 m [4].
Een fietspad (op een brug) is echter altijd breder, ook een eenrichtingspad. De breedte hangt af van het gebruik (een- of tweerichtingsverkeer; het kunnen inhalen of passeren van een andere fietser), de te verwachten verkeersintensiteit, de vetergang van een fietser en de benodigde afstand tot obstakels als troittoirbanden en leuningen.
Dat leidt tot figuur 3.11.
[ link ]

Figuur 3.11. Objectafstanden fiets (op basis van [4])

Vaak dient het aansluitende fietspad als uitgangspunt. Houd er echter rekening mee dat op de brug andere objectafstanden gelden (bijvoorbeeld ten opzichte van de leuning) dan buiten de brug (veelal geen leuning aanwezig).
De basismaat van één fietser is zoals gemeld 0,75 m (exclusief vetergang of objectafstanden). Per extra fietser komt er 1 m bij; 0,75 m + 0,25 m schuwafstand ten opzichte van een andere fietser.
In de publicaties van CROW waarin breedtes van fietspaden besproken worden, wordt onderscheid gemaakt tussen fietspaden en (brom)fietspaden. Op fietspaden waar ook bromfietsers verwacht/toegestaan worden, wordt de totale breedte veelal met 0,5 m vergroot.
Na bespreking van de enkele aandachtspunten, wordt in een aantal voorbeelden de benodigde breedte voor fietsers op een brug verder geïllustreerd.
Aandachtspunten
Vetergang
Vetergang is een lichte slingerbeweging om balans te houden, die zich met name voordoet bij het oprijden van een helling, wegrijden en scherpe bochten. Het verbreden van het fietspad is in dergelijke situaties raadzaam.
Tabel 3.4. Omstandigheid (snelheid) en vetergang [6], [4]
Omstandigheid Vetergang (uitwijking)
Normale snelheid 0,25 m
Lage snelheid Max. 0,8 m
Bochten
In fietsroutes kunnen uiteraard bochten komen, ook ter plaatse van een brug. De minimale radius van de bocht (horizontale boogstraal) is afhankelijk van de aard van het fietspad.
Tabel 3.5. Route, ontwerpsnelheid en boogstraal [4]
Route Ontwerpsnelheid Aanbevolen boogstraal
Ondergrens 12 km/h 5 m
Basisnetwerk 20 km/h 10 m
(Hoofd) fietsroute 30 km/h 20 m
Let op Boogstralen kleiner dan 10 m zullen er veelal voor zorgen dat fietsers af moeten remmen. De ondergrens voor boogstralen is 5 m; bij kleinere waarden daalt de fietssnelheid tot beneden de 12 km/h en moet de fietser veel moeite doen om overeind te blijven.
De snelheid bij een neerwaartse helling is maximaal circa 35 km/h, maar kan bij een lange neerwaartse helling oplopen tot boven de 40 km/h. Omdat fietsers in bochten bij hoge snelheden niet in de rechtstand fietsen, moet de brug in deze situatie tot circa 0,5 m extra breedte bieden.
Uiteraard zijn ook de situatie en de beschikbare ruimte van invloed op het bepalen van de boogstraal.
Hellingbanen
In de praktijk spelen allerlei factoren een rol bij het bepalen van het hellingspercentage: beschikbare ruimte, lengte van de hellingbaan, budget, aanwezige alternatieven et cetera. Paragraaf 5.5 gaat hier uitgebreid op in.
Cruciaal bij fietshellingen is met name het gebruikscomfort. De helling moet niet te lang en niet te steil zijn. Verder moeten fietsers niet het idee hebben dat ze flink moeten omrijden.
Verticale kromming
Er is geen norm voor de maximale radius van top- en voetbogen. Een harde knik is in elk geval vanuit gebruikerscomfort niet wenselijk, met name bij de voetboog. Bij oncomfortabele knikken kan een minimumradius aangehouden worden voor zowel de voet- als de topboog van 2 m.
[ link ]

Figuur 3.12. Voet- en topboog

Voorbeeldberekeningen breedte fietsbrug
Voorbeeld 1.
Eenrichtingsverkeer, naast elkaar fietsen niet mogelijk.
Figuur 3.13. Breedte brug
Tabel 3.6. Maatvoering
Benodigde breedte fietser 0,75 m
obstakelafstand tot hekwerk, aan beide zijden 0,325 m
Totale breedte binnen de hekwerken 1,4 m
Voorbeeld 2.
Tweerichtingsverkeer, lage intensiteit.
Naastliggend voetpad aan één zijde.
Figuur 3.14. Breedte brug
Tabel 3.7. Maatvoering
Benodigde breedte fietser 1,75 m
obstakelafstand tot hekwerk 0,325 m
obstakelafstand tot trottoirband > 5 cm 0,125 m
Totale breedte tussen hekwerk en trottoir 2,2 m
Voorbeeld 3.
Als voorbeeld 2, maar zonder voetpad en met neergaande bocht.
Figuur 3.15. Breedte brug
Tabel 3.8. Maatvoering
Benodigde breedte fietser 1,75 m
obstakelafstand tot hekwerk, aan beide zijden 0,325 m
extra breedte ivm scheefhang fietsers 0,5 m
Totale breedte tussen de hekwerken 2,9 m

Hekwerk
Voor fietsbruggen gelden geen andere juridische hekwerkeisen dan voor voetgangersbruggen. Omdat zowel het zwaartepunt als de ooghoogte van fietsers hoger ligt dan voor voetgangers, kan besloten worden het hekwerk bij een fietsbrug hoger uit te voeren om te voorkomen dat fietsers zich onveilig voelen.
Wat de keuze voor een hoger hekwerk betekent voor de uitwerking ervan, staat in hoofdstuk 9.