Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Ontwerpwijzer bruggen voor langzaam verkeer
Deze tekst is gepubliceerd op 19-03-14

Pleziervaart (Recreatievaart)

De term pleziervaart omvat alle schepen voor recreatief gebruik. Ook deze groep is divers in aard en afmeting. De belangrijkste richtlijnen zijn de Richtlijnen Vaarwegen (2011) [29], waar uitzonderingen op mogelijk zijn conform de eisen van de regionale vaarwegbeheerder. De maten voor het profiel van vrije ruimte voor de recreatievaart zijn van toepassing op vaarwegen die uitsluitend door recreatievaart worden gebruikt.
Voor de recreatievaart gelden dezelfde definities voor de vaarwegprofieltypen als bij de beroepsvaart.
In het algemeen geldt dat er voldoende zicht moet zijn op het tegemoetkomende verkeer. Dit is het geval bij een brug waarbij aan weerszijden over een lengte van minimaal 50 m vrije doorvaart is. Een open brugconstructie met bijvoorbeeld twee of meer openingen die zicht geven op tegemoetkomend verkeer volstaat ook.
De richtlijnen maken voor de doorvaarthoogte en de doorvaartbreedte onderscheid tussen vaste en beweegbare bruggen.
Zowel bij vaste als bij beweegbare bruggen kunnen remmingwerken nodig zijn. Deze schermen niet alleen de steunpunten van de brug af, maar kunnen schepen ook onder de brug door geleiden. Meer informatie over remming- en geleidewerken is opgenomen in het hoofdstuk 5.
Plaatselijke omstandigheden kunnen vragen om een grotere doorvaartwijdte. Bijvoorbeeld bij:
  • een hoge, smalle doorvaartopening of onvoldoende zicht;
  • een bocht in de vaarweg;
  • een ongunstige windsituatie.
Vaste brug
Bij vaarwegen voor uitsluitend pleziervaart hanteren de RVW voor voor vaste bruggen de minimale doorvaarthoogtes zoals weergegeven in tabel 4.12. Deze hoogten zijn gemeten ten opzichte van de maatgevende hoge waterstand. De Economische Commissie voor Europa (ECE) hanteert afwijkende waarden en benamingen voor waterwegen [30].
Bevinden zich over dezelfde vaarweg al bruggen met een grotere doorvaarthoogte, dan geldt die hoogte ook voor de nieuwe brug.
Tabel 4.12. Minimumdoorvaarthoogte boven maatgevend hoogwater vaste bruggen recreatievaart [29]
Categorie MotorbotenZeilboten
VerbindingswaterA3,7530,0
OntsluitingswaterB3,0030,0
C3,00-
D2,60-
De letters A, B, C en D geven in de Beleidsvisie Recreatievaarttoervaart Nederland [31] de gradaties van belangrijkheid in de routes aan. De vaarwegen die de grote vaargebieden verbinden vallen binnen categorie A. De vaarwegen die de afzonderlijke vaargebieden ontsluiten zijn categorie B,C en D.
Voor de doorvaartbreedte voor vaste bruggen voor recreatievaart hanteert de Richtlijnen Vaarwegen 2011 [29] tabel 4.13.
Tabel 4.13. Doorvaarwijdte (m) van vaste bruggen voor recreatievaart [29]
CategorieNormaal profielKrap profielEnkelstrooksprofiel
A9,58,5Geen richtlijn
B9,58,5
C8,57,5
D7,57,0
Wanneer uitsluitend pleziervaart van de vaarweg gebruik maakt, dan moet een vaste brug volgens de Richtlijnen Vaarwegen het gehele vaarwegprofiel overspannen. Eventueel is een tussensteunpunt mogelijk in de as van de vaarweg, mits elke doorvaartopening minstens de doorvaartwijdte heeft voor het krap profiel. In de praktijk hoeft de brug niet altijd de hele vaarweg te overspannen. Met name bij kleinere waterwegen is in overleg met de vaarwegbeheerder en de waterkwantiteitsbeheerder afwijking van de RVW mogelijk.
Beweegbare brug
Er is geen standaard voor de doorvaarthoogte in gesloten toestand. Deze is afhankelijk van de verkeersintensiteit op het water en op de weg en van het soort vaartuigen dat de brug passeert. Bij meer dan 15.000 scheepspassages per jaar is het vanwege de belangen van het wegverkeer aan te bevelen de doorvaarthoogtes voor vaste bruggen aan te houden (zie tabel 4.13), zodat de brug niet voor elke motorkruiser open hoeft. Bij een doorvaarthoogte van 4,0 m kunnen vrijwel alle motorkruisers passeren.
De benodigde doorvaartbreedte is afhankelijk van het vaarwegprofiel, waarbij een normaal profiel tot 30.000 scheepspassages per jaar betekent en een krap profiel tot 5.000 scheepspassages per jaar.
Voor vaarwegen waar regelmatig zeilende zeilboten voorkomen moet het ZM­-profiel worden aangehouden. Voor overige vaar­wegen volstaat het M­-profiel.
De vermelde maten gelden voor situaties met goed zicht op tegemoetkomend verkeer.
Tabel 4.14. Doorvaarwijdte (m) van beweegbare bruggen voor recreatievaart [29]
klasseM-profiel ZM-profiel
normaalkrapnormaalkrap
A8,57,09,58,5
B8,57,09,58,5
C7,56,08,57,5
D7,05,57,57,0
Let op! Wanneer de hoeveelheid passerende schepen bij een beweegbare brug sterk toeneemt, is vergroting van de doorvaartcapaciteit wellicht nodig. Het vergroten van de doorvaartbreedte alleen biedt hiervoor geen oplossing. Capaciteitsvergroting is wel te bereiken door een aangepast bedieningsregime of de aanleg van een hoge vaste brug, een tweede beweegbaar deel, een tunnel of aquaduct. In dergelijke gevallen is altijd nadere studie nodig.