Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Ontwerpwijzer bruggen voor langzaam verkeer
Deze tekst is gepubliceerd op 19-03-14

Snelverkeer

Alle vormen van gemotoriseerd verkeer voor het vervoer van personen en goederen vallen onder de noemer snelverkeer. Denk aan personenauto’s met of zonder aanhangwagen (caravan, paardentrailer, boottrailer, gesloten of open aanhangwagen), campers, motorfietsen, bussen, vrachtwagens, landbouwvoertuigen en hulpverleningsvoertuigen.
Voor gemotoriseerd verkeer wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende wegcategorieën:
Nationale stroomwegen (autosnelwegen)
Nationale stroomwegen zijn de autosnelwegen. Het normale dwarsprofiel is 2 × 2 rijstroken. De ontwerpcriteria voor de nationale stroomwegen worden beschreven in de Nieuwe Ontwerprichtlijn Autosnelwegen (NOA) [11].
Regionale stroomwegen (autowegen)
Regionale stroomwegen zijn de wegen die regionaal het netwerk van autosnelwegen aan­vullen. Het normale dwarsprofiel van deze wegen heeft 2 × 1 rijstrook.
Soms worden de regionale stroomwegen uitgevoerd met 2 × 2 rijstroken.
Regionale stroomwegen hebben geen gelijkvloerse kruisingen en geen erfaansluitingen en de maximumsnelheid is 100 km/h.
De ontwerpcriteria voor de regionale stroomwegen worden beschreven in het Handboek Wegontwerp, Regionale Stroomwegen [12].
Gebiedsontsluitingswegen
Doel van gebiedsontsluitingswegen is het bereikbaar maken van gebieden door het verbinden van twee verblijfsgebieden of het verbinden van een verblijfsgebied met een stroomweg. Het normale dwarsprofiel van deze wegen heeft 2 × 1 rijstrook.
Soms worden de regionale gebiedsontsluitingswegen uitgevoerd met 2 × 2 rijstroken. Gebiedsontsluitingswegen hebben gelijkvloerse kruisingen en geen erfaansluitingen en de maximumsnelheid is 80 km/h.
De ontwerpcriteria voor de Gebiedsontsluitingswegen worden beschreven in het Handboek wegontwerp, Gebiedsontsluitingswegen [15].
Erftoegangswegen
Deze wegen ontsluiten afzonderlijke percelen. Op de erftoegangswegen vindt zowel op de wegvakken als de kruispunten gelijkvloers uitwisseling van verkeer plaats. De maximumsnelheid is 60 km/h. het normale dwarsprofiel heeft 1 rijstrook voor twee richtingen. Er worden twee type erftoegangswegen onderscheiden. Deze verschillen onder ander in breedte en de wijze waarop fietsers en openbaar vervoer buslijnen aanwezig.
De ontwerpcriteria voor de erftoegangswegen worden beschreven in het Handboek wegontwerp, Erftoegangswegen [13].
Wegen binnen bebouwde kom
Binnen de bebouwde kom komen gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen voor. Een nadere beschrijving van de ontwerpcriteria voor de wegen binnen de bebouwde kom is opgenomen in CROW­-publicatie 723 ‘ASVV 2012’ [2].
De wegtypen hebben verschillende wegprofielen. Het wegprofiel wordt bepaald door de wegontwerper en in deze ontwerpwijzer niet verder toegelicht. Het profiel van vrije ruimte voor een brug over een weg voor snelverkeer wordt naast het wegprofiel bepaald door:
  • de vrije doorrijdhoogte, het verticale profiel van vrije ruimte;
  • de obstakelvrije zone aan weerszijden van het wegprofiel;
  • afstand van de weg tot eventuele afschermingsvoorzieningen.
Op erftoegangswegen heeft het de voorkeur geen afschermvoorzieningen toe te passen. Op gebiedsontsluitingswegen kan bij uitzondering (bijvoorbeeld bij een brug) een afschermvoorziening komen. Op stroomwegen worden afschermvoorzieningen regelmatig tot vaak toegepast.
Meer informatie over afschermvoorzieningen is te vinden in hoofdstuk 5.
Hoogte
Het verticale profiel van vrije ruimte geldt voor bruggen voor het gedeelte van de verharding waarover gereden kan worden inclusief redresseerstrook, obstakelvrije zone en uitbuigingsruimte van een eventuele afschermingsvoorziening.
De normaal aan te houden vrije doorrijhoogte voor stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen is volgens de Europese norm 4,60 meter.
Hiervan is 4,50 meter opgenomen voor de hoogte van het rijdende ontwerpvoertuig, ruimte voor verticale beweging en een veiligheidsmarge. De resterende 0,10 m is een reservering voor toekomstige overlaging. Bij een betonnen wegverharding kan worden overwogen de reservering voor toekomstige overlaging achterwege te laten.
Voor gebiedsontsluitingswegen geldt nog:
  • De minimale doorrijhoogte is 4,25 m.
  • Wanneer de doorrijhoogte lager is dan 4,25 m, dan de weggebruiker attenderen met behulp van bebording en bebakening al dan niet in combinatie met een hoogte waarschuwing.
  • Bij een doorrijhoogte lager dan 4,10 m moet er een verkeersbesluit met een hoogtebeperking worden ingesteld, waarbij altijd rekening moet worden gehouden met de verticale objectafstand van 0,25 m.
Voor erftoegangswegen is het minder noodzakelijk rekening te houden met de toeslag voor de overlaging. De veiligheidsmarge is wenselijk maar kan in bijzondere situaties worden verlaagd. De minimumdoorrijhoogte is dan 4,25 m. Op een doorrijhoogte minder dan 4,25 m moet de gebruiker worden geattendeerd met behulp van bebording en bebakening.
Extra hoogte bij solitaire constructies
Bij de criteria voor stroomwegen schrijft het Handboek wegontwerp, Regionale stroomwegen [12] voor lichte, solitaire constructies als voetgangersbruggen en portalen een vrije doorrijhoogte van 5,0 meter voor. Bij gebiedsontsluitingswegen wordt deze hoogte voorgeschreven bij lichte solitaire constructies (portalen, verkeerslichten en dergelijke).
Tabel 4.1. Minimumbreedte obstakelvrije zone voor nationale stroomwegen [11]
Ontwerpsnelheid Buitenberm Middenberm
120 km/h 13,00 m 25,00 m
90 km/h 10,00 m 20,00 m
70 km/h 6,00 m 12,00 m
50 km/h 4,50 m 9,00 m
Tabel 4.2. Minimumbreedte obstakelvrije zone voor regionale stroomwegen [12]
Breedte obstakelvrije zone regionale stroomwegen
Ontwerpsnelheid Normale breedte Min. Breedte
100 km/h 10,00 m 8,00 m
80 km/h 6,00 m 4,50 m
Het is onduidelijk waar deze maat op is gebaseerd en voor welke type bruggen deze toegepast moet worden. Er zijn in de praktijk uitzonderingen. Zo zijn er veel bestaande situaties waarin de doorrijhoogte lager is dan 5,0 m of zelfs 4,6 m. Zie voor overwegingen over de aan te houden doorrijhoogte ook paragraaf 9.1.
Obstakelvrije zone
De obstakelvrije zone is de zone die tussen de weg en de brugconstructie, bijvoorbeeld steunpunten, moet worden aangehouden om geen afschermingsconstructies, zoals geleiderails, te hoeven plaatsen. Binnen deze zone kunnen voertuigen tot stilstand komen zonder gevaar voor letsel door objecten.
De zone is bij voorkeur obstakelvrij. Voor eventuele noodzakelijk aanwezige obstakels moeten botsveilige objecten worden toegepast (zie hiervoor paragraaf 7.1 in het kennisproduct ‘Veilige inrichting van bermen’ [14]. Niet­-botsveilige obstakels die niet verwijderd kunnen worden, moeten worden afgeschermd met een afschermingsvoorziening.
Nationale stroomwegen
De obstakelvrije zone bij nationale stroomwegen wordt gemeten vanuit de binnenkant van:
  • de kantstreep in het normale dwarsprofiel;
  • de blokmarkering bij een enkelstrooks weefvak, invoegstrook of uitrijstrook;
  • de kantstreep bij een enkel- of twee strooksweefvak;
  • de deelstreep bij een tweestrooks in- of uit­voeging.
Binnen de obstakelvrije strook vallen ook redresseer- of vluchtstroken, pechhavens en taluds en watergangen als deze laatste voldoen aan de in de NOA [11] genoemde vormgevingseisen.
Regionale stroomwegen
De eisen ten aanzien van de breedte van de obstakelvrije zone staan beschreven in hoofdstuk 5 van het Handboek Wegontwerp, deel Regionale Stroomwegen en in paragraaf 3.2 van het kennisproduct ‘Veilige inrichting van bermen’ [14].
Tabel 4.3. Minimumbreedte obstakelvrije zone voor gebiedsontsluitingswegen [15]
Breedte obstakelvrije zonegebiedsontsluitingswegen
Ontwerpsnelheid Normale breedte Min. Breedte
80 km/h 6,00 m 4,50 m
Gebiedsontsluitingswegen
De eisen ten aanzien van de breedte van de obstakelvrije zone staan beschreven in hoofdstuk 5 van het Handboek Wegontwerp, deel Gebiedswegen en in paragraaf 3.2 van het kennisproduct ‘Veilige inrichting van bermen’ [14].
Erftoegangswegen
De eisen ten aanzien van de breedte van de obstakelvrije zone staan beschreven in hoofdstuk 5 van het Handboek Wegontwerp, deel Erftoegangswegen en in paragraaf 3.2 van het kennisproduct ‘Veilige inrichting van bermen’ [14].
In de obstakelvrije zone mogen objecten worden geplaatst die dienen ter regeling, waarschuwing en informering van het verkeer zoals verkeersborden, bewegwijzering, lichtmasten en dergelijke. Binnen de obstakelvrije zone dienen deze objecten in een botsveilige uitvoering geplaatst te worden.
Wegen binnen bebouwde kom
Zie hiervoor Obstakelafstand.
Obstakelafstand
De obstakelafstand is de afstand die aangehouden moet worden tussen objecten en de rijbaan. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen solitaire objecten en continue objecten. Een solitair object is bijvoorbeeld een lichtmast of een portaal. Een voorbeeld van een continu object is een geleiderail. Tenzij anders is vermeld, wordt ook de obstakelafstand gemeten vanuit de binnenzijde van de kantstreep. Voor wegen binnen de bebouwde kom is de afstand van de brugconstructie opgegeven als maat tussen het maatgevende voertuig en de gesloten wand, de brugconstructie.
Nationale stroomwegen (zie tabel 4.4)
Tabel 4.4. Aan te houden afstand van binnenzijde kantstreep tot obstakel als een geleiderail voor nationale stroomwegen (gebaseerd op [11])
Nationale stroomwegen
Ontwerpsnelheid Obstakelafstand tot een object
120 km/h 1,50 m
100 km/h 1,35 m
80 km/h 1,00 m
50 km/h 0,50 m
Regionale stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen (zie tabel 4.5)
Wanneer bij een regionale stroomweg een geleiderail zich naast een vluchtzone bevindt, mag 0,50 m als objectafstand worden aangehouden.
Tabel 4.5. Objectafstand naar aard object en ontwerpsnelheid [14]
Aard object Bandbreedte Objectafstand (m)
Regionale stroomweg
100 km/h
Gebiedsonsluitingsweg
80 km/h
Erftoegangsweg
60 km/h
Continu object gewenst 1,00 1,00 1,00
minimaal 0,60 0,60 0,50
Solitair object gewenst 1,50 1,50 1,00
minimaal 1,00 1,00 0,50
In het Handboek wegontwerp, Gebiedsontsluitingswegen [15] is nog aangegeven dat de afstand tot afschermingsvoorzieningen gemeten vanuit de binnenzijde van de kantstreep 2,45 m bedraagt bij de aanwezigheid van een vlucht- en bergingszone.
Langs erftoegangswegen kunnen alleen in uitzonderingsgevallen afschermingsvoorzieningen worden geplaatst.
Wegen binnen bebouwde kom
Binnen de bebouwde kom wordt het profiel van vrije ruimte voor een brug niet bepaald ten opzichte van de binnenzijde van de kantstreep, maar ten opzichte de zijkant van het maatgevende voertuig.
[ link ]

Figuur 4.3. Berekening profiel van vrije ruimte van een motorvoertuig in een rechtstand [2]

Verder is er, afhankelijk van de toegestane snelheid, een bepaalde vrije ruimte nodig tussen wegdek en brugconstructie in verband met obstakelvrees. Verkeersborden moeten bij voorkeur minstens 0,6 m uit de kant van de rijbaan staan [2], [16].

Tabel 4.6. Profiel van vrije ruimte van een motorvoertuig in een rechtstand [2]
Maat [cm] bij ontwerpsnelheid:
30 km/h 50 km/h 70 km/h
d
h
ruimte ten behoeve van zijdelingse bewegingen tijdens het rijden (ten gevolge van koersafwijkingen door wind, niveau van rijvaardigheid, schrikreacties en dergelijke) 15 à 30 40 (25) 50 (40)
d
v
ruimte ten behoeve van verticale bewegingen tijdens het rijden (ten gevolge van oneffen wegdek en veersysteem van het voertuig) 50 (25)
e
1
obstakelvrees ten opzichte van trottoirband 0 à ≤ 40 50 (35) 60 (50)
e
2
obstakelvrees ten opzichte van voorwerpen (lichtmasten, verkeersborden, paaltjes, bomen, geparkeerde auto’s en dergelijke)2) 0 à ≤ 60 80 (70) 100 (90)
e
3
obstakelvrees ten opzichte van gesloten wand 100 120 140
Opmerking
d
h
bepaalt de noodzakelijke verhardingsbreedte; e
1
, e
2
en e
3
bepalen respectievelijk de plaatsen van de trottoirband, van voorwerpen en van een gesloten wand.

1) Echter, in nieuw wegdek 10 cm meer, met het oog op later aanbrengen van nieuwe deklagen. Bij constructies boven de rijbaan met geringe stijfheid in de rijrichting, zoals bewegwijzeringspanelen, verkeerslichten en slanke voetgangersbruggen, bedraagt de aanbevolen doorrijhoogte 5,00 m, onafhankelijk van de hoogte van het ontwerpvoertuig.
2) Ten opzichte van tegemoetkomend verkeer wordt niet met obstakelvrees gerekend.