Voetgangers
Tot deze gebruikersgroep behoren ook voetgangers met bijvoorbeeld een rollator of kinderwagen, skaters en skeeleraars. Mindervalide voetgangers vallen binnen deze ontwerpwijzer onder de groep mindervaliden, verderop in dit hoofdstuk.
Het belangrijkste trefwoord voor voetgangers is toegankelijkheid. Hierbij valt te denken aan een obstakelvrije brug die een acceptabele helling heeft en goed aansluit op de aangrenzende trottoirs of voetpaden. Daarnaast is het voor voetgangers prettig als het te overbruggen hoogteverschil niet al te groot is en de route naar de brug zo direct mogelijk. Is dit laatste niet het geval, dan ontstaan al snel olifantenpaadjes: door gebruikers zelf gecreëerde kortere routes. Deze zijn te voorkomen door in de ontwerpfase vanuit de gebruiker te denken. Is er bijvoorbeeld een lange hellingbaan nodig voor een brug voor fietsers en voetgangers? Ontwerp dan voor voetgangers een korter alternatief voor de hellingbaan, zoals een trap.
Het belangrijkste trefwoord voor voetgangers is toegankelijkheid. Hierbij valt te denken aan een obstakelvrije brug die een acceptabele helling heeft en goed aansluit op de aangrenzende trottoirs of voetpaden. Daarnaast is het voor voetgangers prettig als het te overbruggen hoogteverschil niet al te groot is en de route naar de brug zo direct mogelijk. Is dit laatste niet het geval, dan ontstaan al snel olifantenpaadjes: door gebruikers zelf gecreëerde kortere routes. Deze zijn te voorkomen door in de ontwerpfase vanuit de gebruiker te denken. Is er bijvoorbeeld een lange hellingbaan nodig voor een brug voor fietsers en voetgangers? Ontwerp dan voor voetgangers een korter alternatief voor de hellingbaan, zoals een trap.
Figuur 3.2. Voetgangers op een brug in Spijkenisse | Figuur 3.3. Olifantenpaadje | Figuur 3.4. Voor voetgangers bieden de trappen een alternatieve, kortere route |
Hoeveel ruimte hebben voetgangers nodig?
CROW-publicatie 723 ‘ASVV 2012’ [2] en CROW-publicatie 337 ‘Richtlijn toegankelijkheid’ [8] beschrijven de ruimte die voetgangers nodig hebben.
Vanuit toegankelijkheidsperspectief verdient het de voorkeur de laatste publicatie als uitgangspunt te gebruiken. Deze publicatie beschrijft de volgende richtlijnen voor vrije breedte:
- voorkeursmaat ≥ 1,8 m;
- minimum maat ≥ 1,5 m;
- bij plaatselijke versmalling en over een lengte van maximaal 20 m geldt een mini male vrije breedte van 1,2 m;
- bij plaatselijke versmallingen (puntvernauwing) over een lengte van maximaal 0,5 m geldt een minimale vrije breedte van 0,9 m [8].
[ link ]
Figuur 3.5. Vrije doorgangsbreedte bij puntvernauwing
Hoogteverschil
Voor hoogteverschillen groter dan 0,21 m is overbrugging door een vaste trap of hellingbaan verplicht [6] [7]. Is een hellingbaan of trap onvermijdelijk, pas dan de hiervoor geldende richtlijnen toe (zie hoofdstuk 9). De belangrijkste uitgangspunten voor hellingbaan en trap lichten we hieronder alvast kort toe.
CROW-publicatie 337 ‘Richtlijn toegankelijkheid’ [8] beschrijft richtlijnen voor het loopoppervlak. Vanuit toegankelijkheidsperspectief is het aan te raden deze publicatie als uitgangspunt te gebruiken en voor een vlak loopoppervlak te zorgen, waarbij onregelmatigheden maximaal 5 mm bedragen.
Hellingbaan
Conform het Bouwbesluit [7] heeft een hellingbaan een breedte van ten minste 1,1 m en een hoogte van niet meer dan 1 m. Is het hoogteverschil groter dan 1 m, dan is opsplitsing nodig in stukken die ieder maximaal 1 m hoogteverschil overbruggen. De stukken hellingbaan moeten dan aan elkaar verbonden zijn door vlakke stukken (rustvlakken).
Deze uitgangspunten gelden specifiek voor voetgangers.
Deze uitgangspunten gelden specifiek voor voetgangers.
CROW-publicatie 337 ‘Richtlijn toegankelijkheid’ [8] beschrijft richtlijnen voor hellingen in meer detail. Vanuit toegankelijkheidsperspectief hebben deze richtlijnen de voorkeur.
Voor een hellingbaan die ook wordt gebruikt door ander langzaam verkeer is de aanbeveling om bij het overbruggen van een hoogte van meer dan 5,0 meter een rustvlak met een lengte van circa 25 meter op te nemen. Voor deze hellingen gelden ook andere hellingspercentages. Meer hierover in het hoofdstuk 5.
Tabel 3.2. Maatvoering helling [8]
a 1 | ≥ | 1,2 m |
a 2 | ≥ | 1,5 m bij begin- en eindpunt en tussenbordes |
a 3 | ≥ | 1,5 m bij begin- en eindpunt loodrecht op hellingrichting |
h | = | hoogteverschil – helling hoogteverschil helling tot 0,10 m 1 : 10 0,10 – 0,25 m 1 : 12 0,25 – 0,50 m 1 : 16 0,50 – 1,00 m 1 : 20 h = boven 1,00 m > 1 : 25 (hellingen flauwer dan 1 : 25 worden niet als helling beschouwd maar als ‘vals plat’, waardoor deze kunnen worden uitgevoerd als een vlakke voetgangersroute) |
[ link ]
Figuur 3.6. Maatvoering helling [8]
Hekwerk
Wanneer er naast de brug een vrije (val)hoogte is van 1 m of meer, is het plaatsen van een hekwerk verplicht. De hoogte van het hekwerk is afhankelijk van de hoogte tussen brugdek en ondergelegen grond of water. De minimale eisen voor de hoogte van het hekwerk:
- hoogteverschil 1 – 13 m: 1 m
- hoogteverschil > 13 m: 1,2 m [7]
Hoofdstuk 9 gaat verder in op de eisen aan hekwerken, waaronder de hekwerkvulling.
[ link ]
Figuur 3.8. Voorbeeld van een voetgangersbrug met trap
Trap
Voor de maatvoering van een trap zijn met name de aantrede (de diepte van de tree) en de optrede (de hoogte tussen twee treden) van belang. Samen bepalen ze of een trap comfortabel te belopen is of niet.
Het Bouwbesluit hanteert de volgende regel:
- minimale aantrede: 0,185 m
- maximale optrede: 0,21 m
- minimale breedte: 0,8 m
Is het te overbruggen hoogteverschil groter dan 4 m, dan moet de trap een bordes (horizontaal vlak) hebben van minimaal 0,8 bij 0,8 m [7].
CROW-publicatie 337 ‘Richtlijn toegankelijkheid’ [8] beschrijft richtlijnen voor trappen in meer detail. Vanuit toegankelijkheidsperspectief hebben deze richtlijnen de voorkeur.
Tabel 3.3. Maatvoering trap [8] | |||||||||||||||||||||
|
[ link ]
Figuur 3.7. Maatvoering trap [8]
Trap met fietsgoot
Wanneer een trap ook wordt gebruikt door fietsers, moet de trap worden voorzien van een fietsgoot. In CROW-publicatie 723 ‘ASVV 2012’ [2] zijn de randvoorwaarden voor een trap met fietsgoot opgenomen.
Maatvoering
- a1 ≥ 0,20 m
- a2 = 0,08 à 0,12 m
a2 = 0,10 m (bij metalen goot) - a3 = 0,03 à 0,05 m
- a4 ≥ 0,31 à 0,37 m
- h = 0,03 m
- h = 0,04 m (bij metalen goot) [2]
[ link ]
Figuur 3.9. Maatvoering fietsgoot [2]