Gebiedsontsluitingswegen 50 of 30 km/h

Op wegvakken van gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom waarop de maximumsnelheid 50 km/h of 30 km/h bedraagt, is het afhankelijk van zowel de auto- als de voetgangersintensiteiten, welke voorziening het meest passend is. Bij hoge intensiteiten van het gemotoriseerd verkeer, zeker indien er twee of meer rijstroken per richting zijn, is het wenselijk om overstekende voetgangers ongelijkvloers af te wikkelen (waarbij het de voorkeur heeft dat voetgangers geen hoogteverschil hoeven te overbruggen) of om de oversteek te regelen met verkeerslichten. Bij lagere intensiteiten van het gemotoriseerd verkeer (met één rijstrook per richting), maar wel veel overstekende voetgangers, is een zebrapad in combinatie met een snelheidsremmer mogelijk.

Als slechts weinig voetgangers moeten oversteken, kan bij gematigde intensiteiten van het gemotoriseerd verkeer worden volstaan met het toepassen van een oversteekvoorziening zonder vrije doorgang voor voetgangers, bijvoorbeeld door toepassen van een middeneiland.

Net als bij kruispunten geldt in situaties met en zonder zebrastrepen dat de veiligheid voor overstekende voetgangers kan worden vergroot door de oversteekplaats op een plateau te leggen. Daarmee is de snelheid ter hoogte van de oversteekplaats maximaal 30 km/h. De oversteekbaarheid wordt een stuk beter door een middeneiland van tenminste 2,5 meter breed aan te leggen.

Het oversteken van een gebiedsontsluitingsweg op locaties die geen deel uitmaken van het hoofdnetwerk, het basisnetwerk of het groene recreatieve netwerk voor voetganger en waar niet of zelden voetgangers oversteken, is in principe ongewenst.