Bordindeling

Voor de indeling van de borden gelden de volgende aandachtspunten.

In beginsel bedraagt de interlinie minimaal 0,5 H (H = kapitaalhoogte beginkapitaal) in verband met de leesbaarheid. Bij ruimtegebrek kan hiervan worden afgeweken. In dat geval wordt een minimum van 0,3 H aangehouden. Bij het gebruik van verschillende kapitaalhoogten op hetzelfde bord, wordt uitgegaan van de grootste. Voor spaties tussen teksten, pijlen en dergelijke geldt hetzelfde als bij de interlinie. De ruimte tussen teksten en biezen bedraagt minimaal 0,5 H.

De vrije ruimte rond de afzonderlijke elementen op een bord moet voldoende zijn om deze elementen gemakkelijk te herkennen. Dit geldt in het bijzonder bij pijlen; alleen bij voldoende vrije ruimte is de pijlrichting direct herkenbaar.

Opschriften worden bij voorkeur uitgevoerd in het lettertype RWS-Dd. Dit combineert een uitstekende leesbaarheid met een gunstig ruimtebeslag. Opschriften beginnen met een kapitaal en bestaan voor het overige in principe uit onderkasten. De naam van een route wordt cursief uitgevoerd (onder 9°), de overige teksten (randopschriften) in klein kapitaal. Teksten op onderborden worden, waar het donkere tekst op een lichte achtergrond betreft, verzwaard uitgevoerd.

De nominale spatiëring tussen de letters en tussen de woorden leidt tot een optimale leesbaarheid. Als een tekst langer is dan de bordbreedte toelaat, kan van deze spatiëring worden afgeweken. De tekstlengte mag dan maximaal 10 procent worden verminderd. Dit gebeurt door het gelijkmatig versmallen van alle spaties van de desbetreffende tekstregel. Bij verder terugbrengen van de spatiëring wordt de leesbaarheid te zeer beperkt.

Het afbreken van woorden moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Als het niet anders kan, wordt afgebroken in goed leesbare woorddelen. Hierbij wordt het eerste deel van het woord zo lang mogelijk gehouden.