Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijn inpassing tram in stedelijke omgeving
Deze tekst is gepubliceerd op 08-11-22

Afmetingen en profiel van vrije ruimte

Tot rond de eeuwwisseling (2000) was het niet ongebruikelijk dat tramfabrikanten in opdracht van trambedrijven ‘trammaterieel op maat’ ontwikkelden. Deze trams hadden vaak heel specifieke technische kenmerken, ook wat afmetingen betreft, die het best paste bij de stedelijke morfologie, karakteristieken van de stedelijke omgeving en – niet onbelangrijk – bij wensen en eisen van trampersoneel. Dit bracht zulke hoge ontwikkel- en aanschafkosten met zich mee, dat trambedrijven tegenwoordig vaak standaardtrams ‘uit de catalogus’ van tramfabrikanten aanschaffen. Hierbij gaat het om modulair opgebouwde voertuigen, waar op bestelling variaties mogelijk zijn in zaken als verhouding tussen aantallen zit- en staanplaatsen en aantallen toegangsdeuren. Ook is in veel gevallen een bijzonder vormgeving van rijtuigkoppen mogelijk, omdat dit slechts een cosmetische invulling is en nauwelijks van invloed is op afmetingen en technische kenmerken.
[ link ]

Figuur 4-26. Uitzwaaien in boog (Stuttgart, Duitsland) [f1]

[ link ]

Figuur 4-27. Hoogtebeperking (Antwerpen, België) [f1]

Bepaal aan de hand van parameters en kenmerken van trams een referentieprofiel. Houd bij rijdende trams rekening met de meest ongunstige positie van bijvoorbeeld draaistellen en tramwielen: dit omgrenzingsprofiel (Kinematisch OmgevingsProfiel) is iets ruimer dan een referentieprofiel. Het profiel van vrije ruimte (PVR) geeft aan binnen welke ruimte langs trambanen zich geen objecten (zoals randen van halteperrons, lichtseinen, hekwerken en ander straat- en trambaanmeubilair) mogen bevinden om aanrijdingen door trams te voorkomen. Het PVR is ruimer dan het omgrenzingsprofiel, zodat bijvoorbeeld schommelingen bij hogere rijsnelheden of uitzwaaien bij het rijden door bogen geen problemen oplevert (zie ook paragraaf 8.2.2). Houd bij het ontwerpen van trambanen en -haltes dus altijd de maatvoering van het PVR aan.
Het is belangrijk bij keuzes voor aan te schaffen trams mee te wegen dat daarmee ook voor langere tijd een profiel van vrije ruimte voor de stedelijke omgeving is vastgelegd: er is een vastgestelde ruimtelijke standaard om tramsystemen in de openbare ruimte in te passen. Het is dus van groot belang goed in te schatten of ook op langere termijn kan worden voldaan aan die juiste en gewenste inpassing in de openbare ruimte.
Stuttgart: ombouw van stads- naar regionaal tramnetwerk
In Stuttgart is een tramnetwerk waar in het verleden gemaakte keuzes voor trams en het bijbehorend PVR niet meer voldoen aan hedendaagse wensen en eisen. Deze stad had een stedelijk tramnetwerk, dat gebruikmaakte van smalle tramvoertuigen (2+1 stoelen) op meterspoor (1.000 mm), in combinatie met lage straatperrons. Met zodoende voor reizigers een instap met traptreden. In de jaren 80 is gestart met de ombouw naar een regionaal tramnetwerk op normaalspoor (1.435 mm), waarop brede tramvoertuigen (2+2 stoelen) met gelijkvloerse instap vanaf halteperrons gingen rijden. Omdat in die periode lagevloertrams zich nog in ontwikkelingsfase bevonden, koos het trambedrijf van Stuttgart voor hogevloertrams en dito halteperrons. Daardoor waren er bij veel aan te passen tramhaltes complexe en dure inpassingsvraagstukken.
[ link ]

Figuur 4-28. Ombouw van trambaan en -halte (Stuttgart, Duitsland) [f1]

[ link ]

Figuur 4-29. Nieuw ingepaste tramhalte met hoog perron (Stuttgart, Duitsland) [f1]