Duurzaam Veilig
De verkeersruimte in Nederland wordt ontworpen volgens het principe van Duurzaam Veilig. In Duurzaam Veilig staat het voorkomen van ongevallen centraal. Deze filosofie heeft vooral als doel ongevallen te voorkomen, in plaats van de gevolgen ervan te verzachten. Sinds 1992 staat Duurzaam Veilig aan de basis voor het opzetten van veilige verkeerssituaties.
Duurzaam Veilig is meermaals geactualiseerd [81]. Duurzaam Veilig Wegverkeer voorziet in de toepassing van vijf verkeersveiligheidsprincipes:
- functionaliteit van de wegen, via de toepassing van wegencategorisering;
- (bio)mechanica, gericht op afstemming van snelheid, richting, massa, afmetingen en bescherming van de verkeersdeelnemer;
- psychologica, de afstemming van de verkeersomgeving en de competenties van de verschillende verkeerdeelnemers;
- effectief belegde verantwoordelijkheid: de juiste rol voor het creëren van verkeersveiligheid is passend bij de mogelijkheden van de betrokken actoren;
- leren en innoveren in het verkeerssysteem.
De aandacht voor het voorkomen van ongevallen neemt niet weg dat ook voor het verminderen van de gevolgen van een eventueel ongeval (‘vergevingsgezindheid’) aandacht nodig is bij inpassingsvraagstukken. Richt de openbare ruimte en de ruimte op en rond de trambaan daarom zo in dat er zo min mogelijk plaatsen zijn waar weggebruikers in aanraking kunnen komen met de tram, en daar waar ze met elkaar in aanraking komen de impact daarvan op zowel de tram als de overige weggebruikers zo minimaal mogelijk is. Denk daarbij aan het toepassen van ‘zachte’ materialen (zoals rubbers en plastics in plaats van metalen) en minimaliseren van randen en nabijgelegen obstakels. Daarbij geldt ook het uitgangspunt dat een tram altijd in botsing kan raken met een andere tram of (gemotoriseerde) weggebruikers en daar dan ook tegen bestand moet zijn.