Waarschuwingslichten
Tramwaarschuwingslichten (TWL) vormen een bijzondere categorie in het Handboek verkeerslichtenregelingen [111]. Er gelden geen voorschriften of richtlijnen voor waarschuwingslichten, zoals die wel gelden voor verkeerslichten.
Tramwaarschuwingsinstallaties (TWI) waarschuwen slechts voor een tram – anders dan verkeerslichten – en hebben geen juridische status. Daarom zal de trambestuurder bij het naderen en passeren van een oversteek of kruispunt altijd moeten anticiperen op het gedrag van naderend ander verkeer (rijden op zicht en de snelheid daar op aanpassen).
Toepassing van waarschuwingslichten
Pas eventueel tramwaarschuwingslichten toe om te waarschuwen voor de tram in situaties waarbij de verkeersstromen (gedeeltelijk) niet zijn geregeld met verkeerslichten (figuur 13-10):
- op geïsoleerde, ongeregelde tramkruisingen;
- om het wegverkeer te waarschuwen voor een afslaande tram op een gelijkwaardig kruispunten of wanneer de tram afbuigt vanaf een voorrangsweg;
- voor langzaam verkeer over de trambaan bij rotondes, waarbij de doorgang van de kruisende tram is geregeld met tweekleurige verkeerslichten;
- voor verkeer op rotondes die door de trambaan worden doorsneden, waarbij de vormgeving zodanig is dat de tram voorrang heeft.
[ link ]
Figuur 13-10. Schematische voorbeelden van situaties waarin tramwaarschuwingslichten kunnen worden toegepast
Toepassing als onderdeel van een met verkeerslichten geregelde kruising
Als langzaam verkeer bij een kruispunt met verkeerslichten een vrijliggende trambaan oversteekt, zal het verkeerslicht voor fiets en voetganger in het algemeen alleen rood tonen wanneer een tram passeert. In plaats van verkeerslichten, kan een voetgangersoversteek ook waarschuwingslichten hebben. Deze zijn dan onderdeel van de verkeersregelinstallatie. Conform de Regeling Verkeerslichten (artikel 70) toont het tram-/buslicht (negenoog) dan een knipperend wit licht (zie paragraaf 13.1.3) [71].
Geen tramwaarschuwingslichten
Pas tramwaarschuwingslichten niet toe in situaties:
- waar de tram geen voorrang heeft: een kruising met een voorrangsweg of een voetgangersoversteek (met zebramarkering). Plaats verkeerslichten om hier de voorrang te regelen;
- waarbij ook andere voertuigen dan OV-voertuigen (bijvoorbeeld taxi’s) over de trambaan rijden.
[ link ]
UitvoeringFiguur 13-11. Tramwaarschuwingslicht op trambaanoversteek voor langzaam verkeer, als onderdeel van een regeling met verkeerslichten op het Vasteland in Rotterdam [f5]
Het waarschuwingslicht toont bij een trampassage een knipperend geel waarschuwingsicoon. In Amsterdam en Utrecht bestaat het icoon uit een driehoek met een uitroepteken, bij trambanen zonder medegebruik aanvullend voorzien van het woord TRAM. In Rotterdam en Den Haag tonen waarschuwingslichten voor het langzaam verkeer een geel knipperend tramsymbool en laten zij een akoestisch signaal – een belsignaal dat vergelijkbaar is met een AHOB-bel – horen [71]. Als aanvulling kunnen de waarschuwingslichten gele alternerend knipperende onderlichten hebben.
Een tramwaarschuwingsinstallatie werkt dus met een optisch en akoestisch signaal. Om hinder voor de omgeving te minimaliseren, is het mogelijk gedurende delen van de dag (bijvoorbeeld ’s nachts) van de akoestische signalen het volume te verlagen of dit signaal te dempen.
[ link ]
Figuur 13-12. Waarschuwingslichten voor de Utrechtse tramlijn 22 [f1]
[ link ]
Figuur 13-13. Waarschuwingslichten voor de Nieuwegeinlijn [f1]
Zichtbaarheid: verklikkerlichten
Indien sprake is van een kruispunt of oversteek die geen deel uitmaakt van een met verkeerslichten geregelde kruising, is het strikt genomen niet nodig om aan de trambestuurder te melden dat de tramwaarschuwingslichten werken. In de praktijk bestaat deze behoefte echter wel en kan het afhankelijk van de locatie wenselijk zijn om hierin te voorzien. Formeel mag daarvoor echter geen tram-/buslicht worden toegepast, omdat er geen sprake is van een conflictpunt dat (gedeeltelijk) met verkeerslichten geregeld is. Indien de tramwaarschuwingslichten zodanig geplaatst zijn dat een naderende trambestuurder deze (gedeeltelijk) kan zien, kunnen deze de gewenste melding geven. Wanneer dit niet mogelijk is, zijn verklikkerlichten of bestuurderslampen een optie, bijvoorbeeld in de vorm van een lantaarn met geelkleurige driehoek (zoals toegepast in Amsterdam en Utrecht, zie figuur 13-14). Deze geven terugkoppeling aan de trambestuurder wanneer de waarschuwingslichten in werking zijn. Regel in een situatie met een voetpad en een aanliggend(e) fietspad of -strook de signalering voor voetgangers en fietsers dezelfde wijze; beiden met een verkeerslicht of waarschuwingslicht.