Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2024
Deze tekst is gepubliceerd op 14-10-11

3.1 Lengtemarkeringen

Een globale indeling van wegen wat het aanbrengen van lengtemarkering betreft, is de volgende.
Buiten de bebouwde kom
  • Nationale en regionale stroomweg: kantstrepen en scheidingsstrepen.
  • Gebiedsontsluitingsweg (minimale inrichting): kantstrepen en deelstrepen.
  • Gebiedsontsluitingsweg (maximale inrichting): kantstrepen en scheidingsstrepen.
  • Erftoegangsweg wegtype I: kantstrepen, geen bijzondere markeringen met uitzondering van die voor verkeersdrempels, uitritten, parkeeraanduidingen. Asmarkeringen worden niet toegepast, tenzij in bijzondere situaties (opstelvakken bij spoorwegovergang).
  • Erftoegangsweg wegtype II: een rijloper voor het verkeer, geen kantstreep of asstreep. Bij bijzondere situaties (opstelvakken bij spoorwegovergang) wordt wel een asstreep toegepast.
  • Wegen en straten met een snelheidsbeperking van 70 km/h. Situatie vergelijkbaar met die voor wegen binnen de bebouwde kom.
  • (Utilitaire) fietspaden buiten de bebouwde kom: eventueel kantstrepen.
Binnen de bebouwde kom
  • Gebiedsontsluitingswegen 70 of 50 km/h:
      -Kantmarkering: bij voorkeur worden opsluitbanden toegepast. Als alternatief is kantmarkering mogelijk in de volgende situaties:
        -Bij een gebiedsontsluitingsweg 70 km/h wordt een onderbroken kantlijn toegepast als aan de rechterzijde een berm met gras aanwezig is.
        -Bij een gebiedsontsluitingsweg 50 km/h wordt geen kantmarkering toegepast. Een uitzondering geldt voor situaties met gras aan de rechterzijde in geval van gevaar/talud/geen verlichting, dan mag kantmarkering toegepast worden.
      -Asstreep: bijvoorkeur wordt een fysieke rijrichtingscheiding toegepast. Als alternatief zijn scheidingsstrepen mogelijk.
      -Deelstreep: bij meerdere rijstroken per richting wordt een deelstreep toegepast.
Kantstrepen
De kantstreep bestaat bij nationale en regionale stroomwegen uit een doorgetrokken streep. Bij gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom bestaat de kantstreep aan de buitenzijde uit een onderbroken streep.
In geval van een middenberm bestaat de kantstreep aan de middenbermzijde uit een doorgetrokken streep. Bij erftoegangswegen wegtype I buiten de bebouwde kom wordt een onderbroken kantmarkering toegepast waardoor een zogenoemde rijloper ontstaat.
Uit veiligheidsoverwegingen is het van belang dat er enige overbreedte van de verharding is: de kantstrook naast de kantstreep. Dit verschaft namelijk de bestuurder van een motorvoertuig die bijvoorbeeld bij hoge snelheid de macht over zijn stuur dreigt te verliezen, de mogelijkheid koerscorrecties uit te voeren zodat hij niet van de weg raakt.
De kantstreep wordt ook niet op de kant van de verharding aangebracht omdat dit zelden een strakke lijn oplevert en er bovendien kans bestaat op grotere vervuiling en overgroei.
Kantstroken en visuele versmallingen
Vaak worden erftoegangswegen buiten de bebouwde kom voorzien van een kantmarkering die tot doel heeft de rijbaan smaller te laten ogen dan deze werkelijk is Hierdoor ontstaat een kantstrook of uitwijkstrook. De kantmarkering bestaat uit een onderbroken streep en bevindt zich op enige decimeters vanaf de kant verharding. Wordt de afstand tussen markering en kantverharding groter dan 0,50 meter, dan kan bij zowel fietsers als automobilisten de indruk ontstaan dat de betreffende kantstrook is bedoeld voor fietsers. Fietsers voelen zich dan verplicht op dat smalle strookje te gaan fietsen en voelen zich daar extra onveilig. Behalve dat het fietsen op zo’n smalle strook veel (mentale) inspanning vergt en onbedoeld verkeersgedrag tot gevolg heeft, kan het leiden tot enkelvoudige fietsongevallen. Om die reden dient kantmarkering te worden aangebracht op maximaal 0,40 meter vanaf de zijkant van de verharding.