8.2.2 Binnen de bebouwde kom
Bushalteplaatsen langs gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom worden aanliggend uitgevoerd. Op erftoegangswegen halteert de bus op de rijbaan. Bushalteplaatsen waarbij de bus op de rijbaan halteert, worden in principe niet voorzien van markering op de rijbaan.
De afstand waarover het verbod stil te staan bij een bushalte van kracht is, moet worden aangeduid door middel van een rij afwisselend zwarte en witte blokken, direct achter de trottoirband. In het algemeen worden hiervoor zwarte en witte trottoirtegels (0,30 × 0,30 meter) gebruikt. Zie figuur 8.11.
Als een bushalte bij een straathoek is gelegen, begint de blokmarkering op 5,00 meter uit het verlengde van de kantverharding van de zijstraat. Bij bushalteplaatsen zonder blokmarkering geldt het verbod stil te staan over een afstand van 12 meter voor, en 12 meter na het bushaltebord (artikel 23 RVV 1990).
Als een bushalte bij een straathoek is gelegen, begint de blokmarkering op 5,00 meter uit het verlengde van de kantverharding van de zijstraat. Bij bushalteplaatsen zonder blokmarkering geldt het verbod stil te staan over een afstand van 12 meter voor, en 12 meter na het bushaltebord (artikel 23 RVV 1990).
In gebieden met hoge parkeerdruk, bijvoorbeeld in binnensteden, kan het gewenst zijn de bushalteplaatsen extra te accentueren, vooral wanneer de bushalteplaats onderdeel is van een parkeerhaven of -strook. Deze extra accentuering van de bushalteplaats kan zijn een markering met kruisen (zonder dwarsstrepen tussen de kruisen) zoals bij laad- en loshavens toegepast wordt (zie paragraaf 12.5).
[ link ]
Figuur 8.11. Markering bushalteplaatsen binnen de bebouwde kom