Grote voertuigen
Om de doorrijsnelheid te beperken, is het zaak het autoverkeer zo min mogelijk asfalt aan te bieden. Hierdoor blijft de rijcurve ‘strak’, de snelheid onder de ongeveer 40 km/h en wordt de verkeersveiligheid bevorderd.
Rammelstrook in oksels
Lange voertuigen hebben echter een beschreven baan die meer ruimte vergt dan wenselijk is om aan personenauto's ter beschikking te stellen. Vooral de sleeplijn van de achteras vraagt bij lange voertuigen op een (turbo)rotonde extra ruimte. Deze sleeplijn ligt buiten het gebied van de optimale rijcurve van personenauto's, zowel in de boog van de aansluitende tak op de rotondebaan als in de boog bij het afrijden naar de afvoertak. Deze bogen worden de oksels van de rotonde genoemd. Een goede oplossing is ‘in het gebiedje van de oksel’ een rammelstrook te realiseren. Automobilisten zullen deze mijden vanwege het discomfort,maar aan lange voertuigen biedt de rammelstrook ruimte voor de achteras. De functionele eisen voor de rammelstrook in de oksels zijn dan ook gelijk aan die voor de rammelstrook in hetmiddeneiland, zoals opgenomen in de figuren 34 en 38.
Figuren 83 en 84. Afhankelijk van de benodigde ruimte voor hetmaatgevend voertuig is een smallere of bredere rammelstrook nodig
Figuren 85 en 86. Een rammelstrook in de oksels van de rotondebaan biedt acceptabele verharding aan lange voertuigen,maar wordt gemeden door personenauto’s
Exceptioneel transport en zeer lange voertuigen
Om een turborotonde ook voor zeer lange, al dan niet ontheffingplichtige voertuigen berijdbaar te laten zijn, moet het mogelijk zijn de rijstrookscheiding met lage snelheid te overrijden. Daarbij moet ervoor gezorgd worden dat een personenauto die zich dan op de rijstrook links van de vrachtauto bevindt, zo nodig kan uitwijken naar het overrijdbare middenplateau.
Combinaties van vrachtwagen en aanhangwagen die zonder ontheffing de Nederlandse wegen mogen berijden, zijn maximaal 18,75 m lang; met een ondeelbare lading mag tot 22 m lengte en 3 m breedte zonder ontheffing worden gereden. Gelede voertuigen met ondeelbare lading tot 27 m (inclusief het voertuig, en met meesturende achterassen) en een ladingbreedte van 3,5 m mogen met langlopende ontheffing van de wegen gebruikmaken.
Uitgangspunt is dat voor het passeren van bovenstaande voertuiglengten en -breedten geen extra maatregelen nodig zijn op turbo- en turboachtige rotondes. Voor alle rotondes zijn doorgaans gelede voertuigen (trekker-opleggercombinatie van 16,50 m) maatgevend, vanwege hun ruime bestreken baan. De hiervoor genoemde voertuigen kunnen goed vormgegeven turborotondes zonder problemen berijden (figuren 87 en 88).
Figuren 87 en 88. Een 27-meter-transport kan de rotonde goed berijden dankzij demeesturende achterassen [Veghel]
Een nieuwe ontwikkeling betreft het toestaan van zogenoemde Langere en Zwaardere Vrachtwagencombinaties (LZV's of ecocombi’s). Deze mogen tot 25,25 m lang zijn. LZV's mogen bovendien, anders dan gelede voertuigen van 27 m lang, zonder extra ontheffing, toestemming of begeleiding op daarvoor aangewezen routes rijden. Verder is in een proef voor LZV's een maximumgewicht van 60 ton toegestaan; dit is 10 ton meer dan de wettelijke 50 ton. Het is (voorjaar 2008) nog niet duidelijk wat uiteindelijk het toegestane maximumgewicht voor LZV's zal worden. Met het oog op de vormgeving van turborotondes is dit overigens minder relevant dan de maximale lengte.
De bestreken baan van LZV's is gelijk aan of kleiner dan die van 22-meter-voertuigen zonder meesturende achteras. LZV's kunnen zo nodig gebruikmaken van de ruimte die rammelstroken bieden. Voor deze nieuwe combinaties hoeft het ontwerp van turborotondes dan ook niet te worden aangepast.
Voor het verlenen van ontheffingen voor exceptioneel transport langer dan 27 m en/of breder dan 3,5 m zijn geen grenswaarden gesteld; dit in verband met de diversiteit van dergelijke transporten. Afhankelijk van de afmetingen kunnen aan deze ontheffingen een begeleidings- en routeplicht gekoppeld zijn. Op routes waar dergelijk exceptioneel transport kan voorkomen, dient bij het ontwerp van turbo- en turboachtige rotondes rekening te worden gehouden met de rijeigenschappen van deze voertuigen (figuren 89 en 90). De keuze en de maatvoering van de voorziening zijn afhankelijk van het voertuig of de voertuigen die de rotonde regelmatig zullen passeren (vaak in verband met een bedrijf of bedrijven in de directe omgeving).
Figuren 89 en 90. Voorziening voor exceptioneel vervoer: het voertuig rijdt, tegen de normale rijrichting in, naar de doorsteek in demiddenberm [Reeuwijk – ir. L.G.H. Fortuijnrotonde]
Mogelijke voorzieningen zijn het verharden van een deel van de middenberm, zodat het lange voertuig linksom in plaats van rechtsom de turborotonde kan berijden. In de eventueel noodzakelijke ontheffing wordt opgenomen dat deze transporten onder begeleiding moeten worden uitgevoerd. Hierbij is tevens de route voorgeschreven. De figuren 89 en 90 geven een impressie van exceptioneel lang vervoer op een turborotonde. Politiebegeleiding is in dergelijke gevallen uiteraard noodzakelijk.