Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Turborotondes
Deze tekst is gepubliceerd op 10-10-11

Translatieas basisturborotonde, ei-, knie- en spiraalrotonde

De turborotonde onderscheidt zich van de meerstrooksrotonde met concentrische belijning door de spiraalbelijning. In plaats van cirkelsmet hetzelfde middelpunt worden bij turborotondes spiralen uitgezet; deze worden benaderd door cirkelsmet verspringende middelpunten toe te passen. Dit geldt voor zowel het tekenen van de turborotonde als het uitzetten ervan buiten op straat.
De as waarlangs demiddelpunten verspringen, wordt de translatie-as genoemd. Het aantal translatie-assen varieert van één tot vier, afhankelijk van het type turborotonde.
In het ontwerp voor de standaard turborotonde, eirotonde en de spiraalrotonde verspringen de middelpunten op dezelfde manier over één as heen en weer. Een ontwerp van het verloop van de rotondestroken met de wijze waarop de middelpunten verspringen, wordt aangeduid met het begrip turboblock: dit staat voor de verschillende middelpunten op de translatie-as voor het uitzetten van de boogstralen met de overgangspunten van de bogen (gelegen op de translatie-as(sen)).
Gegeven de (kleinste) diameter van het middeneiland, hebben de drie voornoemde rotondes dus een zelfde turboblock. Het turboblock van de knierotonde wijkt hiervan af; op dit type turborotonde schuift de rotondebaan immers niet één rijstrook (plus scheidingsband) op over 180°, maar over 360°. Dit betekent dat de knierotonde ontworpen wordt met een turboblock waarvan de middelpunten verspringen over een afstand die de helft is van die bij de basisturbo-, ei- en spiraalrotonde. In het ontwerp voor de rotorrotonde en de sterrotonde zijn meer translatie-assen nodig.
Als de middelpunten niet verspringen en de rotondestroken dus worden gemaakt via volledige cirkels, ontstaat ruimte tussen de verschillende rijstroken. De doorrijsnelheid wordt hierdoor hoger. Figuur 24 toont een voorbeeld van een rotonde (géén turborotonde) waarbij volledige cirkels zijn toegepast zonder translatie-as. De positie van de translatie-as ten opzichte van aansluitende takken kent de nodige eisen omdat bij een foutieve positionering de weggebruikers in bepaalde richtingen óf te hard kunnen rijden óf onnodig discomfort ondervinden.Wanneer de cirkels op de juiste manier zijn uitgezet, kunnen automobilisten de rotonde berijden met minimale stuurcorrecties, zonder dat de snelheid te hoog wordt.

Figuur 24. Drietaksrotonde te Sittard-Geleen waarbij volledige cirkels zijn toegepast zonder translatie-as. Dit concept leidt tot een brede rijstrookscheiding,maar ook totminder stuurcorrecties op de rotonde. De rotonde is geen turborotonde omdat niet wordt voldaan aan voorwaarde a, zijnde dat vanaf tenminste één tak aan twee rotondestroken voorrang wordt verleend.

Uitzetten assen voor rotondehart ‘nieuwe’ turborotonde
Bij bestaande wegen of nieuwe wegen zal altijd gestart worden met het bepalen van het hart van het kruispunt. Dit kan het snijpunt van de assen van de wegen zijn, maar ook een punt dat de ontwerper kiest. Door dit rotondehart wordt de translatie-as getrokken of – bij een rotor- en sterrotonde – het centrum van de assen gelegd.
Translatieas
Na het bepalen van het middelpunt van de turborotonde wordt de translatie-as ofwel het turboblock op tekening toegevoegd. De translatie-as is een hulpmiddel bij het ontwerp en kan in principe 360° roteren. De eenvoudigste start is door de hoofdrichting van de twee kruisende wegen oost-west te positioneren (op ‘kwart voor drie’) en daarna de translatie-as op ongeveer 150° te positioneren (op ‘vijf voor vijf’).
Bij de turbo-, ei- en spiraalrotonde moet de rijcurve na een halve rondgang één rijstrook + rijstrookscheiding + de breedte van de kantstrepen en kantstroken zijn opgeschoven (dit wordt hierna aangeduid als rijbaan+). Dit betekent dat de middelpunten over één translatie-as heen en weer schuiven, over een afstand die gelijk is aan de rijbaan+. In de figuren 25 en 26 wordt dit in detail weergegeven.
[ link ]

Figuur 25. Ontwerpprincipe van een basisturbo-, ei- en spiraalrotonde

[ link ]

Figuur 26. Detail van het ontwerpprincipe voor eenmiddelpunt van een basisturbo-, ei- en spiraalrotonde

Bij de knierotonde moet de rijcurve pas na één rondgang over deze afstand zijn opgeschoven. Dit betekent dat bij een knierotonde de middelpunten op de translatie-as verspringen over een afstand van slechts een halve rijbaan+.
Bij de rotor- en sterrotonde zijn verschillende translatie-assen nodig. Hier wordt nader op ingegaan in de subparagrafen 5.1.4 en 5.1.5.
Positie van de translatie-as
Een juiste positie van de translatie-as is van belang voor de snelheidsreductie en het rijcomfort. De snelheidsreductie zal vanuit alle richtingen ongeveer gelijk moeten zijn en bovendien altijd zo groot mogelijk. Als de translatie-as niet de juiste positie heeft, zal vanuit twee takken de snelheidsreductie (te) gering zijn en vanuit de twee andere takken (te) sterk. Met de keuze van de hoek van de translatie-as kunnen deze verschillen worden gecompenseerd, waardoor de snelheidsreductie vanuit alle richtingen ongeveer gelijk wordt.
Figuur 27 toont een onjuiste positie van de translatie-as, omdat de uitwijking voor de rechtdoorgaande hoofdrijbaan geringer is dan de uitwijking voor de rechtdoorgaande zijwegen. Controle vindt plaats door de afstanden van de binnenste straal van de buitenste rijstroken in oost-west en noord-zuid met elkaar te vergelijken (A en B). Deze twee afstanden moeten ongeveer gelijk zijn. In figuur 28 is de juiste positionering gegeven.
[ link ]

Figuur 27. Onjuiste positie van de translatie-as: de afstanden A en B tussen de binnenstralen van de buitenste rijstroken zijn niet gelijk

[ link ]

Figuur 28. Juiste positie van de translatie-as: de afstanden A en B tussen de binnenstralen van de buitenste rijstroken zijn nagenoeg gelijk

De aansluiting van de zijwegen moet zo worden gekozen dat de ingaande aansluitbogen aansluiten op de boogstralen van de rotonde ter hoogte van de translatie-as of daar voorbij. De aansluiting van de bogen mag niet vóór de translatie-as liggen. Als een van de ingaande aansluitbogen voor de translatie-as ligt, moet deze as met block en al gedraaid worden. De translatie-as ligt goed als alle inritstralen na de translatie-as aansluiten en ten minste één inritstraal exact op de translatie-as. In figuur 28 ligt de translatie-as vóór tangentpunt A.
Per straal R1 verschillen de stralen van de overage cirkels. In tabel 5 zijn diverse stralen en andere gegevens opgenomen voor de basisturbo, ei- en spiraalrotonde. Er moet worden gestreefd naar een zo klein mogelijk oppervlak voor de rotonde. Een ontwerp wordt doorgaans gestart met een straal R1 van 12 m. Deze resulteert in de laagste doorrijsnelheid.
Turboblock voor knierotonde
Het turboblock voor de knierotonde is in feite hetzelfde als dat voor de basisturbo-, ei- en spiraalrotonde, zoals opgenomen in figuren 25 en 26. Het enige verschil betreft het gebruik van de middelpunten voor de diverse stralen. Afhankelijk van de hoofdrichting moet de translatie-as zodanig worden gedraaid dat de afstanden A en B zoals weergegeven in figuur 28 ongeveer gelijk zijn.
Dit betekent dat de translatie-as ook onder een hoek van circa 30° (op ‘tien over acht’) kan liggen. In figuur 12 zijn enkele voorbeelden van knierotondes gegeven.