Varianten op de basisvorm
De varianten op de basisvorm dienen om verschillen in intensiteitverdeling te kunnen faciliteren. Afhankelijk van de intensiteitverdeling over de diverse richtingen worden meer of minder rijstroken op de diverse takken aangelegd. Zo kunnen bij een zware linksafbeweging voor de linksafstroom en de tegenrichting rechtsaf twee rijstroken worden bestemd en voor de andere richtingen slechts één rijstrook. Als het verkeersaanbod zeer groot is, kunnen alle takken uit twee of drie oprijstroken en twee afrijstroken bestaan. Dit is tevens de maximale lay-out van turborotondes. Indien meer capaciteit vereist is, zal het een turboverkeersplein worden met verkeerslichten (zie hoofdstuk 7).
Tabel 1. Varianten van turborotondes met benaming en kenmerken
Naam | Kenmerken |
Basisturborotonde | De hoofdrichting heeft twee oprijstroken en twee afrijstroken. De zijrichtingen hebben elk twee oprijstroken en één afrijstrook. |
Eirotonde | De hoofdrichting rijdt met twee stroken op en twee stroken af. De zijrichtingen hebben elk één op- en één afrijstrook. |
Knierotonde | De links afslaande stroom is dominant zodat deze stroom twee rijstroken heeft voor zowel links afslaand verkeer als voor de tegenrichting rechtsaf. De overige taken hebben enkele of dubbele oprijstroken en enkele afrijstroken. |
Spiraalrotonde | Als de zijstromen ook zwaar belast zijn, krijgen deze drie oprijstroken. De afvoertakken kunnen uit één of twee stroken bestaan. |
Rotorrotonde | Als de hoofd- en zijstromen ongeveer gelijkwaardig en zwaar belast zijn, krijgen alle aanvoertakken drie rijstroken. Alle afvoertakken kennen twee rijstroken. Rechtdoorgaand verkeer heeft altijd twee rijstroken ter beschikking, waarvan de linkerstrook door links afslaand verkeer moet worden gebruikt. |
Sterrotonde (alleen drietaks) | De sterrotonde kan alleen op drietakskruispunten (vaak T-kruispunten) worden gerealiseerd en biedt aan alle richtingen twee rotondestroken. |
De keuze voor het aantal rijstroken op de diverse aanen afvoertakken hangt dus af van de verdeling van de intensiteiten op deze takken én van het aandeel in de totale intensiteit dat rechtsaf, rechtdoor en linksaf gaat. In tabel 1 zijn de hoofdkenmerken van de diverse varianten op de turborotonde opgenomen. Figuur 12 geeft voorbeelden van ontwerpen voor zowel viertaksals drietakskruispunten.
[ link ]
Figuur 12. Voorbeelden van turborotondes voor viertaks- en drietakskruispunten
[ link ]
Vervolg Figuur 12. Voorbeelden van turborotondes voor viertaks- en drietakskruispunten
Kenmerkend voor de turborotonde is dat de rotondestroken niet rondlopen,maar ‘opschuiven’.Dit is het gevolg van de spiraalvorm.Na een zekere hoek is de uit hetmiddeneiland ontsprongen rotondestrook niet langer de binnenste rotondestrook,maar is deze één rijstrook naar buiten ‘opgeschoven’. Links van de betreffende rotondestrook is dan een nieuwe strook ontsprongen. Bij het opschuiven verloopt de binnenstraal van de rotondestrook gelijkmatig van een oorspronkelijk naar een nieuwmiddelpunt (de binnenstraal zelf blijft ongewijzigd).
Wat betreft het opschuiven kunnen de turbovarianten in ontwerptechnische zin als volgt worden ingedeeld:
Wat betreft het opschuiven kunnen de turbovarianten in ontwerptechnische zin als volgt worden ingedeeld:
- op de rotorrotonde (viertaksvariant) schuift de rotondebaan over 90° één strook op;
- op de sterrotonde (bestaat alleen als drietaksvariant) schuift de rotondebaan over 120° één strook op;
- op de basisturborotonde (vier- en drietaks), de eirotonde (vier- en drietaks) en de spiraalrotonde (viertaks) schuift de rotondebaan over 180° één strook op;
- op de knierotonde (alle varianten) schuift de rotondebaan over 360° één strook op.
Bij de drietaks spiraalrotonde en de drietaks rotorrotonde is het beeld afwijkend.
De sterrotonde is alleen als drietaks rotonde functioneel; waar een viertaks variant gewenst is, kan een spiraalrotonde worden toegepast. De drietaks sterrotonde is functioneler dan een drietaks rotorrotonde, omdat in alle richtingen – ook linksaf naar de zijtak – twee rijstroken beschikbaar zijn.
Het ontwerp van een turborotonde is gebaseerd op het turboblock (zie paragraaf 5.1). Dit is een hulpmiddel om een spiraalvorm te verkrijgen waarbij de rotondestroken op de juiste manier opschuiven over de gewenste hoek (90, 120 of 360°). Tussen rotondes die zijn gebaseerd op hetzelfde turboblock, zijn mengvormen mogelijk. In de praktijk gaat het dan om combinaties tussen de basisturborotonde, de eirotonde en de spiraalrotonde. De verkregen mengvormen voldoen aan alle kenmerken van een turborotonde zoals genoemd in paragraaf 2.2 en figuur 4. Daarnaast kunnen bij turborotondes extra rijstroken als bypass worden aangelegd. Hierdoor is een groot aantal oplossingen mogelijk, die overigens niet allemaal worden uitgewerkt in deze publicatie.Wel wordt uitgebreid ingegaan op het ontwerpproces en de ontwerpdetails. Aan de hand hiervan kan de ontwerper zelf elementen zoals bypasses toevoegen.