Koppeling AHOB-VRI
[ link ]
Afbeelding 5 Verkeerslichten voor de overweg.
[ link ]
Afbeelding 6 Verkeerslichten na de overweg.
[ link ]
Afbeelding 7 Verkeerslichten voor en na de overweg.
[ link ]
Afbeelding 8 Ontruimingslichten.
Toepassingsgebied
- Als de afstand vanaf het hart van het buitenste spoor tot de achter de overweg gelegen stopstreep van een met een VRI geregeld kruispunt minder bedraagt dan 27 meter, c.q. 33 meter (bij de aanwezigheid van veel vrachtverkeer en/of LZV-verkeer) of als er door een VRI na de overweg sprake kan zijn van het ontstaan van wachtrijen tot op of over de overweg, is het verplicht om de VRI te koppelen aan de aanwezige overwegbeveiliging.
- Door middel van een vooraankondiging (voorijling) in de spoorbaan wordt bereikt dat, vooruit lopend op de overwegsluiting, de verkeerslichten zodanig worden aangestuurd dat het in de richting van de overweg gaande verkeer tijdig wordt tegengehouden en het van de overweg afkomende verkeer tijdig ongehinderd kan ontruimen. Dit wordt ook wel de spooringreep genoemd.
- Tijdens het spoorwegprogramma in de VRI, dat van toepassing is vanaf de start van de voorijling tot het doven van de rode overweglichten, zijn er tijdseisen van toepassing om de ontruiming van de overweg en de toegang naar de overweg toe te regelen. Deze tijdseisen dienen in overleg met ProRail vastgesteld te worden.
- Het beeld van de verkeerslichten die de toegang naar de overweg regelen, moet overeenkomen met het beeld van de (geactiveerde) overweglichten.
- De VRI wordt geplaatst door de wegbeheerder en is ook in beheer van de wegbeheerder.
- Indien een VRI niet mogelijk of wenselijk is (bijvoorbeeld wegens de invloed op de doorstroming van het wegerkeer), is het mogelijk om tweekleurige ontruimingslichten te plaatsen. Deze ontruimingslichten zijn standaard gedoofd en worden minimaal 5 seconden voor een overwegsluiting geactiveerd. De ontruimingslichten tonen eerst minimaal 3 seconden geel en vervolgens rood, totdat de ontruiming van de overweg heeft plaatsgevonden (het theoretische moment van een trein op de overweg). De verkeerssituatie rondom de overweg kan echter ook zodanig zijn dat het gewenst is om de ontruimingslichten rood te laten tonen totdat de rode lichten van de overweginstallatie gedoofd zijn.
- Bevindt de eerste stopstreep van de VRI zich op meer dan 27 meter vanaf het hart van het buitenste spoor, dan dienen zowel weg- als railbeheerder er zich rekenschap van te geven of een koppeling van de installaties toch raadzaam is. Dit is afhankelijk van de verkeerssituatie. In sommige situaties is het toepassen van uitsluitend (lus)detectie voldoende om een wachtrij vanaf de VRI tot op de overweg te voorkomen.
Maatvoering / instellingen
- Het VRI-programma dient te woorden afgestemd met ProRail om een tijdige ontruiming van de overweg mogelijk te maken. De voorwaarden ten aanzien van de spooringreep in de VRI worden door ProRail vastgesteld en zijn voorwaardelijk in de VRI-regeling.
- Ten behoeve van de overwegovereenkomst tussen ProRail en de wegbeheerder moeten de volgende documenten opgesteld worden:
- - Een overwegsituatietekening met daarop de kruising met de VRI, inclusief de armaturen en de VRI-richtingen.
- - Een memo met voorwaarden voor de koppeling tussen de VRI en de Ahob-installatie.
- - Indien mogelijk, een korte beschrijving van het VRI-programma of de VRI-specificatie.
- - Een acceptatietest (FAT of SAT) na de ingebruikname van het VRI-programma.
- De wegbeheerder moet de documentatie van de VRI, het wegontwerp en de acceptatietest na de ingebruikname van het VRI-programma beschikbaar stellen aan ProRail.
Combinatiemogelijkheden
- Een VRI kan aan alle actief beveiligde overweginstallaties gekoppeld worden.
Positieve aspecten
- De ontruiming van de overweg is geregeld.
- Bij een verkeerslicht vóór de overweg wordt de toegang naar de overweg geregeld.
Negatieve aspecten
- Het toepassen van verkeerslichten die aan de overweginstallatie gekoppeld zijn, gaat ten koste van de afwikkelcapaciteit op het kruispunt nabij de overweg.
- In het geval dat er verkeerslichten vóór de overweg geplaatst zijn, leidt dit tot een langere wachttijd voor de weggebruikers op het moment dat de overweg geactiveerd is.